donderdag 30 april 2020

Dag 47

De beste manier om over 20 jaar de pandemie van 2020 te duiden: we stonden in de wachtrij. Niet bij de slager voor een kilo runderlapjes of in de Efteling. Nee, half Nederland sloot aan bij een doe-het-zelf-zaak. Gisteren schoven we, na een rit van drie kwartier, aan in de rij om bij Van Cranenbroeck naar binnen te mogen. Dáár was namelijk het ideale ‘hangzitei’ voor ons vers geverfde zomerverblijf te koop.
Anderhalve meter vóór mij wachtte het Poolse duo Wlodi en Matéusz. Met veel medeklinkers bespraken ze welke muur ze gingen stuken. Achter me discussieerde een oud echtpaar: gasbarbecue of houtskool?
Eenmaal binnen hadden we dat hangei met draagbeugel zo gevonden. Het zal halverwege de terugweg zijn geweest dat mijn vriendin geschrokken achterom keek.
“De kussens. Zaten die erbij?”
Ik checkte eerst mijn agenda (Training met JO17-2? All inclusivebuffet in Kreta?), maar omdat alle afspraken geannuleerd bleken, keerden we terug in de wachtrij bij Van Cranenbroeck, nu achter Ton en Ellie uit Maarheeze; hun babykamer moest gewit.
Laat in de middag bereikten we pas het thuisfront. In een wip stond het ei, voorlopig in de huiskamer vanwege de regen. Jongste speelde Fifa in het zitei, Oudste verdween erin met Turks fruit.
“Zit echt lekker, pap.”
Opvallend hoe snel alle inspanningen dan weer zijn vergeten.

woensdag 29 april 2020

Dag 46

In het voorjaar tref ik mijn ouders niet in hun huiskamertje, maar steeds meer op het kleine terras. Onder hun zonneluifel doen ze een dutje en kijken urenlang naar oude mensen en de dingen die voorbij gaan: na corona verandert ook het mooie weer niets aan de machinerie in hun zorgappartement.
“Hé, waar kom jij vandaan?”, zegt mijn moeder enthousiast als ik op het terras verschijn.
“Door de achterdeur,” is mijn vaste antwoord.
“Kom je ons helpen met eten?”, vraagt mijn vader.
Eén van de vaste conversatielusjes. Haakjes aan de kapstok van dementie.
Natuurlijk kom ik helpen met eten, dat is een andere herhalingslus. Koffie zetten (drie scheppen), de tafel dekken met wit brood voor mijn vader, bruin voor mijn moeder, boterkuipje, verse worst, jonge kaas, Old Amsterdam, koffiemelk, beschuit, pindakaas en chocopasta. Even de strips in het ED doorkijken, dan is de koffie uitgedruppeld. Ook geblinddoekt zou ik tot een tijd van 3 minuut ‘48 komen, precies genoeg tellen ook om het kortetermijngeheugen van mijn ouders uit te vegen. Ik ben dus voorbereid op het gesprek als ik weer op het terras verschijn.
“Hé, waar kom jij vandaan?”, vraagt mijn moeder enthousiast.
“Door de achterdeur.”
“Hij heeft het eten al klaar gezet!” Mijn vader heeft deze keer meneer Alzheimer op zijn rug.

dinsdag 28 april 2020

Dag 45

De trampoline is stuk. Het jarenlange springen heeft bij de jongens tot perfecte salto’s voorover én achterover geleid. Een trampoline in de tuin zorgt voor uithoudingsvermogen en een goede lichaamscoördinatie. Maar bij intensief gebruik ook voor kapotte veren en een gescheurde beschermingsrand.
Het wegvallen van de trampoline als uitlaatklep én de regen; het maakt de opdracht van thuiszitten groter. Het nóg intensiever infiltreren in elkaars privacy legt genadeloos de zwakte van het gezin bloot. Die van ons heet flatulentie. Op onbewaakte, maar zeker ook op bewaakte ogenblikken, ontsnapt er hier een poef aan de vibrerende bilnaad. Er zijn geen officiële cijfers, maar er mag geconcludeerd worden dat het mannelijke deel van ons huishouden de productie verzorgt en dat de vrouwelijke zijde lijdzaam ontvangt.
Niet ondersteund door officiële statistieken, maar het lijkt erop dat Oudste de kroon spant. Laat ik het zo zeggen: de puberteit stuurt zijn spijsvertering in dusdanige bochten dat de overbodige lucht op hoogst ongelukkige momenten met kracht zijn lichaam verlaat. Timing is sowieso een aandachtspunt.
Van de week keek zijn moeder haar favoriete woonprogramma. Ze zette net een vers kopje rooibosthee aan haar lippen, toen oudste, ik kan het niet anders zeggen, indrukwekkend door de huiskamer trompetterde. Dat was de limit. Ze heeft Oudste twee dagen genegeerd.
Een goede trampoline zorgt voor uithoudingsvermogen, lichaamscoördinatie én gezinsvrede.

maandag 27 april 2020

Dag 44

Koningsdag was rustig, dit jaar. Nu eens géén optreden van Dries Roelvink in een oranje pak en een mal hoedje. Geen vrijmarkt met versierde cupcakes, schminktafels en oude strips van Suske en Wiske. Om de dag toch een feestelijk randje te geven maakten we van het avondeten een gezamenlijk project. Mijn vriendin en ik zouden het toetje verzorgen. Oudste en Jongste mochten het hoofdmenu kiezen. De onderhandelingen verliepen zo:
“Zullen we het googelen?”
“Wat?”
“Nou, ‘ovengerecht’ of zo.”
“Kan ‘pastamaaltijd’ ook?”
“Ja, probeer maar.”
“Met lange ij.”
“Zo. Die zijn er veel!”
“Misschien spinazielasagne?”
“Ik lust geen spinazie.”
“Popeye wel.”
“Wie is Popeye?”
“Een zeeman. Macaroni met kipballetjes?”
“Mama eet geen vlees. Waar woont ie? Nacho’s dan?”
“Oh ja! Nee, geen nacho’s. Hij woont in een strip.”
Tarantino maakt oscarwinnende speelfilms rondom zulke dialogen. Uiteindelijk viel de keuze op een tonijn-mozarella-ovenschotel. De jongens vertrokken naar de Jumbo voor de nodige ingrediënten en gingen daarna aan de slag met pot en pan.
Hun moeder en ik konden met de beentjes omhoog. Vanuit de keuken klonk een vreemde symfonie van fornuisgekletter en ovengezoem, vermengd met opnieuw opmerkelijke dialogen.
De cheesecake aan het einde was in orde, de ovenschotel best okay, maar vooral door de volledige afwezigheid van Roelvink-gekkigheid was de koningsdag best te verteren.

zondag 26 april 2020

Dag 43

De maanden leveren veel schade op. Vanwege de overmatige trektochten sneuvelde de zool van de wandelschoen van mijn vriendin. Gisteren kwam ze thuis van ‘Voet en Goed’, ook voor wandelschoenen. Op tafel zette ze een nieuw paar. Enkelhoog, blue-suède bekleding, dikke zolen. Schitterende kistjes, als je van wandelschoenen houdt.
“Wat vind je ervan?”, vroeg ze.
“Nou, coole stappers.” In een lange relatie koppel je naadloos de juiste woorden aan de gelegenheid. Bovendien is het háár hobby. Ze is er goed in ook. Het is niet iedereen gegeven, door de vrije natuur stappen en negeren dat konijnen bij de aanblik van de glimmend blauwe kisten schichtig terugschieten in hun hol. Buizerds die bij deze kleurkeuze het jachtseizoen laten voor wat het is. Koeien die uit protest de andere kant op herkauwen en dan toch zuchtend thuiskomen: “Lekker tochtje!”
Mijn vriendin kan dat.
Ik snap het ook, de liefde voor een nieuw setje schoenen. Mijn nieuwe voetbalkicksen zette ik vroeger op mijn nachtkastje voor ik ging slapen. Nog even ruiken.
Na het avondeten stond mijn vriendin met haar flitsende wandelschoenen voor me. Gretig. Het leek nog het meest op Jaap van Dissel met nieuwe RIVM-verordeningen.
“Vanavond een extra groot rondje?”
Zonder woorden trok ik mijn schoenen aan. In een lange relatie herken je de momenten dat je beter zwijgend kunt gehoorzamen.

zaterdag 25 april 2020

Dag 42

Vóór corona boekten we een vakantie naar een Grieks eiland. Afgelopen donderdag zouden we vertrekken naar Kreta. De Samaria-kloof, een bezoek aan Knossos, een hotel met een groot zwembad. All inclusive.
Om mediterrane sferen in huis te halen, besloten we de overkapping in de achtertuin dan maar om te toveren tot een zomerhangplek. Gisteren verfden we met zijn vieren de muren Middellands-Zee-achtig wit.
“Wat zou je nu in Kreta doen?” vroeg mijn vriendin, met de kwast in haar hand.
“In het zwembad!”, riepen de jongens.
Míj́n ritme in Kreta? Opstaan, een kaascroissant bij het buffet, even douchen, koffie met een puddingbroodje, krantje kopen, spinaziesmoothie, duik in het zwembad, twee eieren met spek, boek lezen, kipkluifjes, naar het marktje in het dorp, fruitcocktail. Daarna zou ik samen met de uitgeslapen jongens en hun moeder gaan ontbijten.
Het verven legt genadeloos de karakters van de jongens bloot: Jongste heeft het technische inzicht van zijn moeder. Hij gebruikt slimmigheidjes en zet door. Oudste zou de tuinmuren achteloos kunnen voorzien van weelderige zonnebloemen a la Van Gogh, maar zijn doe-het-zelf-talent heeft ie van mij: zijn blauwe trui is in no time een Bladella-shirt.
“Kijk, dan komt hier een bank, daar een hangstoel, een teeveetje in die hoek,” zegt mijn vriendin als de klus gefikst is.
“En daar de buitenkeuken.”
Mooi. Onze hangplek wordt all inclusive.

vrijdag 24 april 2020

Dag 41

De puberteit is als een kampeerweek aan het Gardameer. Je krijgt boeiende tochten door Italiaanse heuvels bij ondergaande zon, maar er zijn ook bloedirritante muggen. Zo genieten we van alle ontwikkelingen bij Oudste en Jongste, maar ze kunnen ineens dwars zijn als Engeland in de EU.
Eigenlijk heb je geen idee als de verloskundige je zo’n frutje in handen duwt. Veel te snel wordt het ingehaald door het eerste tandje, het eerste stapje, school. Voor je het weet grijpen ze de overgebleven gehaktbal in de koelkast voor je weg. Je weet dan dat het moment nadert dat ze letterlijk langer zijn dan jij. En dat ze jouw hulp niet meer nodig hebben bij Engels, omdat ze die taal beter beheersen. Alle ouders moeten eraan geloven: uiteindelijk word je overvleugeld door je kinderen.
Dit kantelpunt vond bij ons in deze coronaweken plaats.
Al jaren gaan mijn vriendin en ik met Jinek naar bed. Tegenwoordig handelen de jongens dan nog wat zaken af in hun mancave. Daar doen ze, nou ja, mancavedingen. Zo ongeveer tussen de vragen voor Ab Osterhaus en de eerste onhandige opmerkingen van Dré Hazes jr. komen ze nog even naar onze slaapkamer. Ze trekken het dekbed op tot onder onze kin, we krijgen nog een kus op het voorhoofd.
De wereld staat stil tijdens deze crisis? De ontwikkelingen gaan véél harder dan je denkt.

donderdag 23 april 2020

Dag 40

In zijn oneindige zoektocht naar nieuwe manieren om de dag te vullen kwam Jongste uit bij een erfstuk van Opa Frans. Onder een stapel tuinmeubelkussens en blikken beits vond ie in het fietsenhok het koffertje met ‘Jeu des boules’. Met het koffertje en vragende ogen stond hij voor me. Ik twijfelde, ik droeg al een steunkous. In mijn oneindige creativiteit om impulsieve ideeën van Jongste te ontwijken, gooide ik het daarom op mijn fysiek.
“Eh, dat bukken wordt moeilijk, jongen. Zwakke rug.”
Maar opa Frans had het koffertje voorzien van zo’n koord met een sterke magneet. Dus vijf minuten later stond ik met drie ijzeren ballen op een inderhaast gecreëerde jeu-des-boules-baan.
Het werd echt leuk.
Zeker met de zon erbij voelde onze baan snel als een zanderig pleintje in St. Tropez met platanen aan de zijkant. Het leek of de dorpsbejaarden vanaf bankjes toekeken. Uit een bistro waaiden zacht chansons van Jacques Brel. Mannen met een alpinopet kwamen uit de boulanger met twee stokbroden onder hun arm. Ze staken hun hand op.
“Ca va?”
”Oui, ca va!”
We hebben geen vliegtuig of paspoort nodig om een middag af te reizen naar een gezellig plein in Zuid-Frankrijk. Het koffertje van opa Frans is voldoende.

woensdag 22 april 2020

Dag 39

Iedereen herkent die momenten. Het kan een schilderij zijn dat ineens in je blikveld komt, een liedje dat op de radio tot je doordringt, een voetbalwedstrijd of een mooie film. Dat je ernaar zit te kijken en ineens denkt: ‘Verrek ja! Zo is het! Zo zit het leven in elkaar!’
Zondagochtend moest ik aan die dingen denken. Mijn vriendin was hardlopen en ik kwam terug van Twinckeltje. Ik had mijn fiets net geparkeerd, toen een nichtje een app stuurde:
‘Ik ving jullie net in één oogopslag. Jij op de fiets met fietstassen vol met eten en je vriendin joggend op 50 meter.’
Bam! In één appje het leven van mij en mijn vriendin gevangen. Het kan meteen worden bijgezet in het rijtje met ‘Breaking Bad’, het boek Joe Speedboot en de halve finale van Ajax tegen Spurs. Maar geen filmopname beschikbaar, geen schilderij, geen foto. Alleen een appje.
Sinds zondag vinden ze me hier in huis een beetje afwezig. Verstrooid. Bij de kassa in de supermarkt ronduit onbeleefd. Steeds in mijn telefoon turen en zo. Maar op die momenten daal ik af naar de archieven van whatsapp. Veel mensen staren urenlang naar een schilderij, sommigen slapen met een boek onder het kussen. Ik heb een app. Eke keer als ik de twee zinnen lees, is het raak.
‘Verrek! Ja, zo is het! Zo zit ons leven in elkaar!’

dinsdag 21 april 2020

Dag 38

Beste lezers,

De persconferentie van gisterenavond is bij ons pap aangekomen als een linkse directe van Badr Hari. Baf! Op de kin. Hij ligt nu op de bank bij te komen met een nat washandje op zijn hoofd. ”Tot 1 juni …. nóg 41 stukjes ….”, prevelt ie steeds. Wat een drama-queen, met zijn woordjes en zijn zinnetjes. Alsof het zo zwaar is, zo’n verhaaltje schrijven. In groep 5 kunnen ze het ook. En als het nou allemaal waar was. Boer Geert in zijn cappuccino? Ammehoela! Een smiley, dat was het. En dan nog met één oog.
Maar goed, het is eigenlijk prima te doen, dat thuiszitten. We hebben wifi. Het vervelende is alleen dat gezeur over opruimen en zo. En over huiswerk. Ons pap krijgt zelf ook thuis les van Fontys, maar dan valt ie in slaap. Heeft ie al verteld wat voor cijfer hij voor het tentamen van dat vak haalde? Een 5! Nee, dáár heeft meneer het niet over in zijn stukjes.
Nou, we moeten gaan. De patiënt roept weer om een fris washandje. Met zijn vals sentiment. Die krijgt voorlopig niets op papier.
Zorg dat jullie het wel volhouden, mensen! Op 1 juni kijken we weer verder.

De groeten (ook van ons mam),

Oudste en Jongste

Dag 37

Mensen zijn flexibel. Dat is de conclusie na ruim vijf weken thuiszitten. Daginvullingen schikken zich toch wel naar de omstandigheden en we ploegen voort. Een nieuwe uitdaging is de meivakantie, zónder het ritme van online-lessen. De samenleving herschikt zich ook steeds. We desinfecteren ons bij de ingang van de Albert Heijn en een klant met een mondkapje die aan een camembert snuffelt; we denken al lang niet meer aan carnaval. Familie en vrienden spreken we op skype. Kennissen praten we op straat op afstand bij, als nootjes in een zuinig gevulde mueslireep.
Werken doen we thuis. Elke dag breng ik vele uren door in de kamer van oudste. In afzondering bereid ik mijn lessen voor en voer ze uit. Ik leer er hard voor mijn Fontys-tentamens. Ik heb talent voor die solo-expedities. Dat is een tweede conclusie na vijf weken quarantaine: als ‘leven in afzondering’ ooit een Olympische discipline wordt, ben ik kanshebber voor eremetaal.
Tijdens die eenzame uren krijg ik alleen visite van een dikke dakduif. Elke dag meldt ie zich in de dakgoot voor het raam van de dakkapel. Keurig op anderhalve meter kijkt ie steeds schuchter om het hoekje van het kozijn met een blik van ‘Wat dóe jij daar nu allemaal?!’ Prima vraag voor een duif met overgewicht. Verrassend filosofisch ook. In reactie haal ik mijn schouders op. Ik heb eigenlijk ook geen flauw idee.

zondag 19 april 2020

Dag 36

Tijdens het eten werd ik op de vingers getikt. Eind februari kreeg ik voor mijn verjaardag vanwege mijn liefde voor koffie een workshop ‘cappuccino versieren’. De bon was op mijn bureau terechtgekomen tussen folders van de Praxis en de tegoedbon van 2019 (‘mindful koken met monchou’) en de voucher van 2018 (‘sushi maken voor beginners’). Lang verhaal kort: ik had er nog niets mee gedaan.
Afijn, thuiszitten biedt naast beperkingen ook mogelijkheden. Op internet werd ik meegenomen naar instructiefilmpjes op Youtube. Die waren verrassend helder. Stap voor stap leerde ik de cappuccino-versier-technieken. Zo’n gezellig hartje in het melkschuim bleek kinderspel. Ik mocht versneld door naar level 3: groente en fruit. De aubergine: makkie. Een tros druiven: tijdintensief, maar haalbaar. Via de hoofdstukken ‘jungledieren’ en ‘auto’s uit de jaren zeventig’ (de Kever!) mocht ik naar mijn eindexamen: televisie.
Ik overwoog Rutte tijdens een persconferentie, ik twijfelde over de hamsterende doventolk, maar koos uiteindelijk voor een beeld uit een tv-programma dat ook in coronatijd hele volksstammen aan de beeldbuis kluistert. Gisteren maakte ik een verse cappuccino. Met een tandenstoker schilderde ik een man, leunend tegen het aanrecht. De telefoon aan zijn oor was nog lastig. Nieuwsgierig zette ik het meesterwerk voor mijn vriendin.
“Boer Geert, bestelt een bak satésaus,” zei ze zonder aarzelen.
Deze jongen is een gediplomeerd barista.

zaterdag 18 april 2020

Dag 35

Dit stukje draag ik op aan de broer van mijn vader, onze ome Jos. Voor degenen die hem niet kennen; hij groeide op in Hooge-Mierde, maar levenslust en zucht naar avontuur dreven hem naar de andere kant van de wereld. Met zijn zus An en een koffertje aan zijn zijde emigreerde hij in de jaren vijftig naar Canada, waar hij neerstreek in de provincie Ontario. Daar liep hij pardoes in de armen van het geluk: de jonge Canadese Shirley.
‘Uncle George’; niet een man van grote woorden of grote daden, hij verstond de kunst het grote te vinden in de kleine dingen. Een grapje met zijn Shirley, een knuffel met hun dochter Leondra, een praatje met de buurman, even naar zijn zus An en haar kinderen.
Geluk is vaak ongrijpbaar, flinterdun, balanceren op een dun koord. Uncle George behield dit evenwicht ogenschijnlijk met groot gemak gedurende zijn hele leven. Voor de mensen om hen heen was hij een baken van rust en vertrouwen. Een paar jaar geleden werd zijn bubbel ruw verstoord door het overlijden van zijn vrouw, tante Shirley.
Gisterenavond kregen we bericht vanuit Kingston, Canada. In zijn rusthuis is onze ome Jos, uncle George, in de nabijheid van zijn dochter Leondra en schoonzoon John op 88-jarige leeftijd rustig ingeslapen.
Omdat een ticket boeken en koffers pakken nu niet mogelijk zijn, schrijf ik hier namens alle Hollandse familieleden de woorden die ik luid en duidelijk op zijn begrafenis had willen zeggen: Goede reis, ome Jos! Bedankt voor wie je was! Geef tante Shirley een ‘hug’ van ons allemaal!

vrijdag 17 april 2020

Dag 34

In een ver verleden, het zal zo begin maart geweest zijn, kwamen we graag in een restaurant. Dat waren avondvullende avonturen met smaakgenot, goede gesprekken en een mooi glas wijn.
‘Uit eten’ betekent deze dagen een bezoekje aan het afhaalloket. Vrijdagavond was de pizzeria-grillroom aan de beurt. Jongste had zijn keuze snel paraat.
“Een kebabschotel, graag.”
“Een kleine, neem ik aan?”, Jongste komt net kijken.
“Nee, een grote!”, hij wreef erbij in zijn handen.
Het argument dat een ‘grote’ schotel voor vrachtwagenchauffeurs boven de 120 kilo wordt aangeboden, wuifde hij weg als een vlieg op een gebakje. Ik kwam dus thuis met drie pizza’s in de ene hand, een fruitschaal vol kebab, friet en sla in de andere.
Jongste dook direct in zijn veestapel. Met de toewijding van een houtworm in een antieke kast, boorde hij zich door de maaltijd. Vasthoudendheid is ook een deugd. Toen hij zich overgaf lagen op zijn bord een half frietsteeltje en een verlept slablad.
“Hèhè ….”, zuchtte hij.
Met de armen naast de leuning hing hij in zijn fauteuil. Een gedempte boer als slotakkoord. Hij had moeten buffelen als een vrachtwagenchauffeur, maar de triomf stond in zijn ogen. Vandaag geen grappen met kliekjes, vader.

donderdag 16 april 2020

Dag 33

Oudste wilde advies. Voor zijn lijst voor Nederlands had hij een nieuw boek nodig, maar alle biebs zijn gesloten. Ik stuurde hem naar onze kast, na tien minuten kwam hij terug en hield een boek voor mijn neus. “Is dit iets?”
Turks fruit.
Het verhaal van de beeldhouwer en Olga bracht me terug naar mijn eigen puberkamer. Ik las het met een zaklamp diep onder de dekens. Rode wangetjes. Op school leerde ik bij biologie het woord ‘genitaliën’, chic en afstandelijk. Turks fruit bood talloze alternatieven, rauw en onverhuld. Dit was de wereld waar mensen stiekem over gniffelden. De taal van Jan Wolkers was als de hovenier die trots is op zijn voortuin, zonder voorbehoud leidde hij me er in rond. Samen met de rozen kwam ik tot volle bloei.
“Waar gaat het over?” vroeg Oudste.
Ik vertelde Oudste over de vrije jaren zestig, de liefde van een kunstenaar voor een jonge vrouw die een hersentumor krijgt, de beeldende taal van Wolkers.
“Mm,” het klonk alsof ik hem een krentenbol voorhield.
Maar Turks fruit is cultureel erfgoed. Een poort naar het grote-mensen-leven. Oudste, bijna 1.90 meter en zijn stem begint te breken, staat op die drempel. Inmiddels zit ie op bladzijde 14. Zijn toekomst is daarmee begonnen. Waar het gaat eindigen weet niemand.

woensdag 15 april 2020

Dag 32

We aten spareribs. Van die lekkere malse, met de juiste marinade. Jongste had nog wat over. Vindt ie lekker, ’s avonds nog een kliekje bij Chateau Meiland of Lingo.
Toen de afwasmachine draaide, schoof ik opnieuw aan tafel met Jongste. Huiswerk. Normaal wordt ie het liefst begeleid door zijn moeder, maar nu stond Nederlands op het programma en dan word ik gedoogd. We pakten goed door met een opdracht over spreekwoorden en gezegden. Prima oefening. Spreekwoorden verrijken de taal, maar ze zakken steeds verder weg in het moeras der vergetelheid. ‘De broekriem aanhalen’, ‘het zwarte schaap in de familie’ en ‘de hond in de pot vinden’, ik trok alle registers open om zijn woordenschat te vergroten. Jongste moest de betekenissen ook opschrijven in zijn schrift. Daar zag ik nog wat achterstallig onderhoud.
“Je moet de lusletters goed afmaken. Jouw h lijkt op een k.”
Een paar uur later drukte de begintune van Lingo als het belletje van Pavlov op Jongstes maag. Handenwrijvend haastte hij zich naar de koelkast voor het kliekje. Dáár werd de les Nederlands herhaald, want op zijn bordje vond Jongste geen kluifbotjes, maar een briefje: ‘Je vindt de hond in de pot, jammer.’ De letter h was keurig verzorgd.
Uiteraard ontken ik hier alle betrokkenheid

dinsdag 14 april 2020

Dag 31

In een normaal leven zou ik vanmorgen in de stoel van de tandarts hebben gelegen voor de halfjaarlijkse controle. Tandarts Plantema, als kind was ik doodsbang voor hem. Hij had toentertijd zijn praktijk in een houten keet. Met mijn ogen dicht weet ik nog precies hoe daar de vloer kraakte, hoe het rook in de martelkamer en hoe de stem klonk van de beul.
“Ah, daar zit een gaatje!”
De spijt voor al die repen Bros en Caramac vulde met zwaar tromgeroffel de ruimte. Alles werd in gereedheid gebracht voor de executie.
“Martine, maak jij even de vulling aan?”
In blinde paniek zocht ik de hand van mijn moeder. Zij moest me bijstaan als de boor indringend mijn lichaam uitholde. Die rollen zijn inmiddels omgedraaid.
De enige franje aan het tandartsbezoek in mijn jeugd was Sandy. Een jonge zangeres en stagiaire bij mijn tandarts, net op het moment dat ze de hitlijsten bestormde met het lied ‘Oh mama, mama, ik ben verliefd op John Travolta’. Het bleek een one-hit-wonder. Sandy zit nu waarschijnlijk in quarantaine de pijn van de vergeefse liefde voor Travolta te verdoven met chocola en drop.
Tandarts Plantema leeft niet meer. Maar nu ook bij mij chocola en drop het glazuur van mijn kiezen slaat en de halfjaarlijkse correctie van zijn opvolgster wordt uitgesteld, zweeft de stem van de beul ineens weer dreigend boven onze snoepkast.
“Ah, dat wordt een kunstgebitje!”

maandag 13 april 2020

Dag 30

Het brede paadje tussen ons huis en dat van de buren is in deze dagen een lifeline. Het oorspronkelijke bestemmingsplan, autoparkeerplaats en wandel- en fietsdoorgang naar de straat hierachter, is al lang gekaapt door Oudste, Jongste en buurjongens G. en B.. Deze dagen is de ruimte hun uitlaatklep. Potjes twee-tegen-twee van minstens een uur; het zijn ware veldslagen met veel slimmigheid, techniek en overlevingsdrang. Deze ontmoetingen gedogen we en omdat het een uitstekend alternatief is voor het ontbreken van Ajax-Feyenoord, aanschouwen mijn vriendin en ik de strijd vanaf het muurtje of een klapstoel. We zien prachtige acties, maar ook de continue dreiging van een gebroken ruit of een scheldexplosie als verlies nadert. Mijn pedagogisch advies wordt gesmoord door mijn vriendin.
“Niet mee bemoeien! Zelf op laten lossen!”
Aan het einde moet de verliezende partij krom staan voor ‘kontjeknal’, waarna de spelers bezweet, maar met volle batterij in lockdown terugkeren. Bijvoorbeeld voor een schoolles, opruimtaken of een computerspelletje. Bij het gamen wordt de inrit inmiddels ook ingeschakeld. Omdat de mancaves in beide huizen aan het paadje grenzen, worden de ramen tegenover elkaar opengezet. Andermaal wordt een potje Ajax-Feyenoord gestart, maar nu met FIFA 2020. Complimenten waaien bij elkaar naar binnen.
“Cool!”
“Mooie goal, man!”
Puur, ouderwets, sociaal contact. Op afstand. Ter compensatie voor het uurtje zondigen. Het zijn net mensen.

zondag 12 april 2020

Dag 29

De ochtend is het mooiste moment van de dag. By far. De rest van het huis nog in volle rust, de bladzijde van de komende 24 uur nog onbeschreven. Aan de keukentafel tuur ik op zulke momenten graag in de verte. Mijmeren. Over de zin van thuiszitten en viroloogadvies. Of ik verbaas me over het bestaan van uggs, snelwandelen, de logeerweek van boerin Annemiek, zegels bij de kassa, tuinkabouters, de concerten van de Toppers en andere volledig overbodige zaken.
Op hetzelfde moment kan ik me verkneukelen over de schoonheid van de zonsopgang, vers brood, een zaterdag met Oudste en Jongste op het sportpark, cabaret van Theo Maassen, de schreeuw van een pauw en het bestaan van mijn koffiemachine. De mijmerochtend met een kop versgebrande koffie, onbetaalbaar. Daarna wordt elke dag een lange ketting van prachtmomenten en overbodige gekkigheid. Daar verandert een lockdown niets aan.
Mijn vriendin kwam zojuist naar beneden.
“Goeiemorgen deze morgen!” Randje euforie van mijn kant.
Onder een decor van verwilderde lokken stond haar gezicht op standje onheil. File voor knooppunt Oudenrijn. Louis van Gaal vlak voor een persconferentie.
“Morge,” bromde ze, nog net verstaanbaar, en verdween naar de wc. Ineens viel het kwartje.
Het was tweede paasdag. Volledig overbodig.

zaterdag 11 april 2020

Dag 28

Okay, dit jaar dus geen Matthäuspassion. Waarschijnlijk wordt het een brunch met zelfgemaakte eiersalade en de geur van versgebakken broodjes. Maar wel zónder mijn zus en haar gezin, zonder onze ouders. Dit jaar tikken we in gedáchten samen een eitje.
Omdat de jongens uit bescherming hun opa en oma al een maand niet hadden gezien, videobelde ik gisteren vanuit hun zorgappartement naar Oudste en Jongste, die thuis op de bank zaten. In de jaren zeventig was de oude telefoon met draaischijf al een grote sprong in de toekomst, dus de aanblik van hun kleinzonen op het kleine schermpje: voor mijn ouders leken het marsmannetjes die van ‘out of space’ in hun huiskamertje neerdaalden.
Oma streelde met haar vinger over het scherm, in een poging alsnog een knuffel te krijgen. Opnieuw haalde ze de namen door elkaar, haar dementie heeft onomkeerbaar de Van de Kerkhof-fase bereikt: ze weet niet meer wie wie is.
Ook opa keek geboeid naar het wonder van techniek. Hij wees naar Jongste.
“Kijk, hij heeft een paasei op zijn hoofd!”
Paasei? Mij was niets verteld over een vouwhoedje. Ik keek nog eens goed. Het ronde bel-icoontje om de verbinding te verbreken lag op het schermpje inderdaad precies op het hoofd van Jongste. Opa vond het erg grappig.
“Ja, leuk hè!”, zei ik. Soms moet je de dingen gewoon laten zoals ze zijn.


Voor alle lezers, mede namens Oudste, Jongste en hun moeder: vrolijk Pasen!

vrijdag 10 april 2020

Dag 27

Dag 27

Jeroen en Anke. Tot vier weken geleden waren ze bruisende cateraars: H&K Drank- en partyservice. Ze kochten een nieuw huis met veel bedrijfsruimte om de groeiende vraag aan te kunnen. Maar destructiefirma Corona bv zette een dikke streep door feestjes en partijen. Daar zit je dan met je investeringen.
Dagelijks wandelen we langs hun huis. Van de week stond er een bord buiten: “Te koop: soep, stoofvlees, pastasaus, huzarensalade, enz.”
Aha, hier schakelen ze dóór. Niet kniezen, maar de vraag stellen: Okay, wat is er dan wél mogelijk? In hun gezellig ingerichte ‘Twinckeltje’ stond ik tussen kasten met wijn, bier (Zwarte Kaat), borrelhapjes en koelvitrines met aspergesoep, stoofvlees en Italiaanse pastasaus. Ja, dan heb je mijn aandacht.
“De pastasaus heeft vier uur staan garen”, vertelde Jeroen, “volgens grootmoeders recept.”
Een uur later loerde Oudste thuis naar dezelfde saus op het fornuis.
“Spaghetti?!”
Ik knikte, maar vertelde niet dat we ‘vreemd zouden gaan’. Perfect geflipte pannenkoeken én mijn spaghettislierten maken mij de koning van de keuken. Ik was benieuwd of ‘grootmoeders recept’ hier iets zou doen.
“Tjonge! Echt de lekkerste spaghetti ooit!”, tetterden de jongens, “Goed, pap!”
Ik onthulde de herkomst van de delicatesse. Mijn kroon kukelde van het hoofd.
“Kan ik voortaan vier uur saus gaan staan garen,” sipte ik.
Maar niemand zag het probleem.
“Of je gaat terug naar Twinckeltje!”

donderdag 9 april 2020

Dag 26

Veronica Inside is nog steeds op televisie. Er wordt al weken niet meer gevoetbald, maar Genee, Gijp en Derksen blijven zitten aan tafel als de verkeersregelaars bij een grote wielerkoers die niet doorhebben dat de bezemwagen al lang gepasseerd is. De gespreksonderwerpen zijn verschoven van de zuinigheid van Advocaat naar de geldingsdrang van Ellie Lust en de persconferenties van Rutte.
René van der Gijp, doorgaans gaat zijn blik niet veel verder dan de mislukte aftrap bij Twente-RKC en vrouwenbillen hangend in een paal, had maandag een rake oneliner over de coronacrisis.
“Ik zal je zeggen, ouwe reus, het leven is van zijn vijf naar zijn twee gegaan.”
Dat klopt. Deze crisis heeft door het sluiten van veel gelegenheden en de thuiszitplicht de haast eruit gehaald. Het gejaagde is eraf, mensen nemen de tijd. Stappen even opzij bij het brood in de supermarkt. Er is ruimte voor een praatje. Gijp vindt dat prettig.
Ik ook.
Naast de enorme schaduwkant dat mensen op IC’s vechten voor hun leven en dat veel ondernemingen vrezen voor hun voortbestaan, voelt het teruggeschroefde tempo als winst.
Zeker met de zon erbij. Lukt het vandaag niet? Nou, dan maar morgen.
Door de crisis leven we nu allemaal een beetje op Aruba.

woensdag 8 april 2020

Dag 25

Vandaag geen column. Dat zit zo. Ook in crisistijd hameren we hier op een goede opleiding.
“Okay, om 10.40 uur moet jij inbellen voor wiskunde, om 11.20 uur Engels. Keurig!”
“En jij? Vandaag drie online-lessen? Huiswerk af?!”
De jongens kennen ook de gulden regel: eerst je best doen voor school. Alle opdrachten af? Dan pas de ‘leuke dingen’. “Já, pap!” Rollen met de ogen. U kent het wel.
Op woensdag krijg ik zélf ook les. Ik volg een aanvullende opleiding Nederlands aan Fontys-Tilburg, in deze tijden dus ook online. Leuke vakken als ‘debatteren’ en ‘wereldliteratuur’; boeiende invalshoeken die in je hoofd nieuwe luikjes opentrekken. Maar gisteren stond op het rooster ‘Geschiedenis van onze taal’. Tja, voor een blinde muur zitten is interessanter.
De juf deed echt haar best, maar ik voelde het aan mijn oogleden. Het zonlicht dat prettig door het raam naar binnen viel, deed de rest.
Ik schrok wakker toen Oudste de deur openzwaaide. In één beweging zat ik recht en veegde het vocht van mijn wang. Te laat.
“Het eten is …… , zat jij te slapen?!”
“Wie, ik? Nee, … tsss, tuurlijk niet.”
Oudste wees naar het lege beeldscherm, dat voltrok het vonnis. Het tribunaal beneden was snoeihard: één dag geen ‘leuke dingen’. Vandaag geen column, dus.
Sorry.

dinsdag 7 april 2020

Dag 24

Het is lang genoeg verzwegen, het is tijd om ermee uit de kast te komen: ik draag een steunkous. Zo, dat lucht op. Een witte, fijn dat u ernaar vraagt. De sok is een overblijfsel van een nare beenontsteking die twee weken ‘omhoog’ moest, waardoor er weer trombose dreigde. Het afrondend ziekenhuisonderzoek wordt vanwege corona-prioriteit opgeschort. Vandaar de steunkous.
Het aan- en uitdoen kost veel kracht. Het leidt tot wonderlijke situaties.
“Wat is dat voor gekreun uit jullie slaapkamer?”
“Da’s papa. Hij trekt zijn steunkous uit.”
“Oh. Okay.”
Steunkous. Trombose. Bij die woorden dacht ik altijd aan vrouwen op leeftijd. Mollige dames met spataderen, die in de keuken gezellig van de koelkast naar het aanrecht schuifelen en bij de bingo op jacht gaan naar de hoofdprijs, een jaar gratis brandnetelkaas bij zuivelhoeve ‘D’n kaaskop’.
Toen ik vroeger over de toekomst mijmerde, dacht ik aan een boerderijtje, een bankje onder een notenboom, een vrouw en een paar kinderen, een Opel Manta op de inrit, twee rechterhanden, de longen van Willy, de snelheid van René. Maar ik ben zo’n dikkerd die met een steunkous door de keuken schuifelt geworden en van alle doelen is alleen de vrouw en een paar kinderen bereikt.
En toch voelt het als de hoofdprijs van de bingo.

maandag 6 april 2020

Dag 23

In het huisje van mijn ouders klinkt elke dag een aflevering van ‘Op volle toeren’. Tussen de borden van mijn vader en moeder en naast het flesje Maggi ligt mijn telefoon. Via youtube draai ik liedjes van The Sunstreams, Jantje Koopmans, Corry Konings en Vader Abraham. Al tijden dezelfde playlist, maar meneer Alzheimer maakt er elke keer een nieuw uitje van.
Op volle toeren, ook voor mij is het terugschakelen. Televisie was in die dagen zwart-wit, we tuinden erin tegen de Duitsers en we keken uit naar het Eurovisie Songfestival; toen nog een wedstrijd, nou ja, gewoon met liedjes. Van ABBA had nog niemand gehoord.
Mijn ouders lepelen hun soep op, terwijl ze naar Corry Konings luisteren: ‘Mooi was die tijd’. Mijn vader richt zijn blik op een vast punt op de vloer. Hij daalt diep af naar de onderste legplanken van zijn geheugen. Waarschijnlijk stoeit ie nu met zijn broers op de boerderij. Of zit ie in de feestzaal van ‘De Biekörf’, met een nauwkeurig gekamde kuif achter de meiden aan.
Tijdens het toetje probeer ik voor de gein een ander geluid: ‘Waterloo’ van ABBA. Opa reageert geïrriteerd. “Nee, een ander ploatje!”
Die moderne frèl moet ie niet.

zondag 5 april 2020

Dag 22

Van de week meldde ik me monter beneden voor een nieuwe dag op het thuiseiland. In de huiskamer bekeek Jongste me aandachtig. Hij lachte.
“Die broek zit te strak, pap.”
Hij dirigeerde me direct naar de badkamer. De weegschaal wees drie pond méér aan.
“Die moeten eraf!”, zei ie. Met zijn wasbordje en zijn gladde praatjes.
Lekker dan. Ben je nét gewend aan een anderhalvemeterregel, komt er een anderhalvekiloregel bij. Dat is lastig als je verplicht thuiszit met een regelmatig knipogende koelkast. Daarnaast huist hier nóg een femme fatale. Mijn vriendin bakte bij de bloemkool genadeloos hamburgers met gebakken ui. In vette jus! En bij de koffie plofte ze zonder mededogen een grote schaal met kaascroissants en pains-au-chocolats op tafel.
“Aanbieding bij de bakker op de markt!”
Een half uurtje na het avondeten vertrokken de jongens naar de televisie. Iets met stelletjes, gespierde mannen en mooie vrouwen, die elkaar moesten proberen te versieren en nog meer van die gekkigheid. Ik bleef achter om te bedenken hoe ik weerstand kon bieden aan de verleiding. Om me heen lonkten chocola, plakken kaas en hamka’s achter deurtjes. Mijn duim inspecteerde de marge tussen broek en buik. De vrees druppelde in mijn oksels.
“Zondag 20 graden! Gaan we barbecueën?”, klonk vanuit de kamer. Ook dat nog. Thuisblijfplicht, het is overleven op een eiland, maar wel vol Temptation.

zaterdag 4 april 2020

Dag 21

Beste schijt-aan-corona-feestganger,

Ik hoorde van het feestje in Borne. Dat zal een dolle boel geweest zijn in de garage! Veel bier en luide muziek. Wie wil dat nou niet in deze sobere tijden; na al dat oliepeilen even lekker aan de boemel met collega’s en vrienden. Cool, man!
Toch heb ik een vraag.
Stel nou dat een ietsiepietsie van dat venijnige virus is overgesprongen toen je tegen de billen schurkte van die blonde van de administratie, tijdens dat ene nummer van Mister Egoïstic and his Empty Heads? En stel nou dat dat ziekmakertje je in paniek en zwaar happend naar lucht bij een Spoedeisende Hulppost om genade laat smeken, wat zég je dan als artsen en verplegend personeel direct jouw leven proberen te redden, met gevaar voor eigen gezondheid?
Ik weet namelijk dat ze dat doen, ik woon al dertig jaar samen met die onvoorwaardelijke overgave aan patiënten.
Ik ben waarschijnlijk geen goede arts, beste feestganger, ik mis namelijk die overgave. Ik zou aarzelen en in die seconden zou ik de gezondheid van onze jongens overdenken. Het welzijn van mijn ouders. Familie, vrienden. Misschien denk ik wel aan andere besmette mensen die ondanks alle opgevolgde voorschriften óók bij de SEH om hulp moeten smeken.
Ik vrees dat ik na die aarzeling niet direct in zou gaan op jouw smeekbede, ik vrees zelfs dat ik je even in de luwte zou zetten, in een kamertje voor ‘overigen’. Ik zou in maanpak naast je komen staan en wachten tot jij moeizaam en met uiterste krachtsinspanning antwoord probeert te geven op mijn hierboven gestelde vraag.
Misschien veeg ik daarna zelfs het zweet van jouw voorhoofd. Zo ben ik dan weer wel.

Met vriendelijke groet,

Thuiszittend Nederland

vrijdag 3 april 2020

Dag 20

Tijdens het braden van kipkrokantjes hoor ik gebonk tegen onze zijmuur. De jongens ‘ezelen’ op de inrit, een kaatsspelletje met de bal. Al jaren een vertrouwd geluid dat voor mij net zo rustgevend is als oceaangeruis voor een yoga-hippie. Het gebonk vermengt zich met ontluikende basstemmen, dus buurjongens G. en B. hebben zich aangesloten.
Vier knapen uit twee gezinnen, dat bedreigt de anderhalve-meter-afstandsregel, maar mijn innerlijke discussie levert snel een conclusie: de heren hebben een uitlaatklep hard nodig.
Ineens melden de jongens zich binnen. Pardon?
“Ja, Buurman Baasje is boos. De bal rolde tegen zijn Renault.”
Buurman Baasje woont in de straat áchter ons. Zijn oprijlaantje is verbonden met onze inrit door een paadje van vier meter breed. Tja. Mijn innerlijke neiging tot polderen legt aan de jongens uit dat sociale cohesie in deze dagen belangrijker is dan een gewonnen ezelspel.
Ik richt me weer op het avondmaal, als na enkele minuten het gebonk tegen onze zijmuur wordt hervat. Om mogelijke buurtbommen te ontmantelen, haast ik me naar buiten. Oudste plaatst net een harde kaats. De bal rolt richting het ei van Columbus. Twee horizontaal geplaatste keukentrappen blokkeren het paadje en redden zowel de bewegingsruimte van de jongens als de vrede in de wijk. De nieuwe generatie bouwt bruggen. Als de jeugd de toekomst is, dan komt het goed.

donderdag 2 april 2020

Dag 19

Normaal houd ik niet van wandelen. Dat gedoe met de ene voet voor de andere. Maar het thuisverblijf kweekt stilstand. De laatste dagen voelen de wandelingen anders. Ze lijken meer op, nou ja, glorietochten. Fietsers steken hun duim op (“mooie columns!”), vreemden spreken me aan en laten weten dat ze door mijn stukjes vrolijk aan de dag beginnen. Het voelt als Asterix die door de Galliërs op het schild wordt gehesen. Ook in de supermarkt. Bij de sperziebonen laten mensen me op anderhalve meter afstand weten dat ‘ik rondga in de groepsapp’.
Zo’n lauwerkrans op je hoofd, het doet wat met je. De rug gaat recht, de pas wordt ferm. Het vertrouwen groeit, zeg maar. Net als het ego dat uit het jasje barst. Bij Veronica Inside zouden ze er rap mee afwerken.
Kieft: “Ik vind het eigenlijk wel irritant worden.”
Genee: “Hoezo?”
Kieft: “Nou, hij gaat nogal in zichzelf geloven.”
Op de terugweg naar huis ziet mijn vriendin het ook. Nuchter als Bonnie St. Claire op maandagmorgen zet ze bij thuiskomst met één opmerking mijn voetjes weer terug in de boerenklei.
“Zeg schrijvert, zet jij het oud papier even aan de straat?”

woensdag 1 april 2020

Dag 18

Het online lesgeven gaat wonderwel goed. Op de laptop switch ik inmiddels als een directiesecretaresse met ambitie van powerpointpresentatie naar nakijkvel en van chatpagina terug naar het beginscherm. Aanvankelijk werkte ik vanaf de keukentafel, maar dat gaf toch praktische hobbels. “Mam! Is er nog grillworst?!” Hoe onschuldig ook, de culinaire voorkeuren van de jongens hoeven niet tot 20 huizen in de verre omgeving door te galmen.
Daarom verhuisde ik in goed overleg naar het bureau van Oudste op de zolderkamer. Daar zat ik gisterenmorgen in alle rust een les voor te bereiden, toen Oudste zich in zijn kamer voor de klerenkast meldde. In zijn blote kont welteverstaan, after-shower-naaktlopen is een gewoonte die hier trouw door alle huisgenoten wordt gepraktiseerd. Ik zag mogelijkheden.
“Okay, dan gaan we verder met opdracht 17 op blz. 68,” zei ik nonchalant in mijn laptop.
De zin raakte Oudste als een sloopkogel. Als Epke sprong hij vanuit stand,, met de Cassina-Kolman-techniek (twee vluchtelementen!) op zijn bed. Mooie landing ook. Maar zijn ogen schreeuwden in volle paniek vier woorden.
“WAS IK IN BEELD?!”
Met de timing van een oude cabaretier draaide ik het lege scherm in zijn richting.
“Geintje, mijn jongen.”

Dag 17

Staand naast de keukentafel, schraap ik mijn keel, en begin mijn speech.
“Beste huisgenoten, welkom bij deze persconferentie. Helaas moet ik jullie mededelen dat de maatregelen, die eerder werden verordonneerd, tot 28 april zullen worden verlengd.”
Tegenover me filmt Oudste de toespraak, naast hem noteert zijn broer aantekeningen. Schuin achter me maakt hun moeder nadrukkelijk bewegingen met haar handen. Ze trekt er rare gezichten bij.
“De eerder opgestelde protocollen blijven intact. Dat betekent een dagstructuur van opstaan, ontbijten, schoolwerk maken, afwasmachine leegruimen en stofzuigen.”
Vanuit een ooghoek zie ik bewegingen met een denkbeeldige Nilfisk. Denk aan Freddy Mercury in ‘I want to brake free’.
“Indien aan deze eisen is voldaan, staat het alle huisgenoten vrij om een uurtje te gamen.”
Twee handen bij elkaar en druk bewegende duimen.
“Tot zover de mededelingen. Zijn er nog vragen?”
Jongste wilde weten of de verlenging ook doorgaan met stukjes schrijven betekende.
“Jawel! Deze tijden vragen van iedereen offers. Maar als jullie in woord en daad inspiratie blijven leveren, komt alles in orde. Laatste vraag.”
De vinger van Oudste gaat omhoog.
“Houdt mama het hier nog vol tot 28 april, in dit mannenhol?”
Alle aanwezigen draaien het hoofd naar de doventolk. We verwachten iets met een zware rugzak en zweet op het voorhoofd, maar het antwoord is opvallend kort. Onder een ferme bemoedigende hoofdknik gaat haar duimpje omhoog.

Dag 16

Corona. Zo, dat is eruit. Tot vandaag heb ik dat woord op deze plek nog geen enkele keer gebruikt. Je komt het namelijk overál tegen: bij de ingang van de supermarkt, op de radio, op tv. Het maakt je coronamoe. De ochtendkrant, zelfs de zaterdageditie met de dikte van een half telefoonboek; ik ga erdoorheen als ome Willem door zijn papieren entree.
Twee maanden geleden zochten we een schuilkelder voor een Derde Wereldoorlog (Iran-Trump) en meldden wanhopige vluchtelingen zich aan de grens van Europa. Alles wordt nu onder het kleed geschoven door de pandemie. Graag zie ik bij Jinek ‘het overige wereldleed’ weer aanschuiven. Ik hunker naar grote koppen op de voorpagina over een gestolen Van Gogh.
Door de complete afwezigheid van corona-nieuws is het zorgappartementje van mijn dementerende ouders een oase van rust. Ik kom er graag. Op de boterham pindakaas of Old Amsterdam, verder gaan de problemen niet. Een paar dagen geleden schrok mijn vader (86) echter van mijn binnenkomst.
“Moét jij niet binnen blijven?!”
Ik schrok ook. Hier nu ook al? Verbaasd vroeg ik waarom.
“Ja, vanwege het macaroni-virus!”
Met één woord zette hij dat hele virus op zijn plek. Dan ben je een grote.

Dag 11 t/m 15

Dag 11

Afstand houden. Tot tien dagen geleden betekende dat negen meter vijftien tot aan het muurtje, handjes voor de pielemuis. Inmiddels is de anderhalve meter net zo normaal als de kliko buiten op maandag en Peter R. de Vries aan tafel bij Jinek. Toch is de één er meer bedreven in dan de ander. Bij de weekmarkt stuit ik bij de groente- en fruitkraam op een staaltje ‘afstandhouden voor gevorderden’. Alle zeven klanten vóór mij zorgen voor een vrije bewegingscirkel met een straal van minstens 6 meter. Een bizar gezicht. Zeven eilandjes verdeeld over het plein. Ik waan me in een aflevering van ‘Wie is de mol?’, ik zie alleen nergens Nathan Rutjes.
Een lange wachtrij voor de groentekraam, toch snap ik dat wel. Voorlopig zijn de radijsjes, mandarijnen en stronken prei het enige houvast voor een land in nood. Vitaminen en mineralen als surrogaat voor een vaccin.
Als ik eindelijk aan de beurt ben, prikt een man met een grijze hangsnor mijn beschermingsbubbel brutaal lek. Hij staat pal naast me. Nog voor ik het groentemeisje om bananen kan vragen zit hij met zijn tengels aan mijn tros.
“Schatje, zijn dit Chiquita’s?”, vraagt de snor schijtlollig voor zijn beurt.
Het groentemeisje en ik wisselen vluchtig een blik. Onze mondhoeken krullen. We denken hetzelfde. Hij is de mol.



Dag 12

Het werd de dag waarvan je wist dat ie ging komen. Het hoofdhaar van de jongens woekerde eind februari al als een klimplant met groeihormonen, maar een bezoek aan de kapper bleef onderaan hun prioriteitenlijstje. Tja, toen alle kapsalons de deuren moesten sluiten en de lokken als overgordijnen voor hun ogen hingen, wist ik hoe laat het was. Ineens stond hun moeder naast een keukenstoel, een schaar van de Blokker dwingend in haar hand.
Oudste vluchtte met een knutselvariant naar de badkamer (“ik doe het zelf!”), maar Jongste ging meteen zitten. Hij beschouwt zijn moeder als een gediplomeerd huisarts, chef-kok, huiswerkbegeleider, fietsenmaker en masseur inéén. Daar kon de rol van kapper met gemak bij. De tondeuse snorde luid over zijn flanken.
De kapsalon viel stil toen Oudste terugkeerde in de keuken. Als jaren-vijftig-kapsels-met-scheef-afgesneden-pony’s komende zomer in de mode komen; ja, dán was het gelukt. Onze hoon duwde hem alsnog in de keukenstoel. Mijn vriendin nam een tel de ravage in ogenschouw en liet toen de schaar het werk doen. Grote vlokken sneuvelden. Het herstel was bemoedigend, een dot gel deed de rest. Terwijl ik de tegelvloer bij elkaar veegde tot twee volwassen cavia’s, inspecteerde Oudste zijn spiegelbeeld. Meneer was onder de indruk.
“Kun je ook een zijscheiding?”



Dag 13

De Wereld Draait Door is dus gestopt. In een kale studio ging Matthijs voor de laatste keer aan tafel. Zonder applaus, zonder gasten. De overeenkomsten met de situatie in den lande hoef ik niet uit de leggen.
DWDD bracht vijftien jaar culturele, politieke en wetenschappelijke onderwerpen in kleine, hapklare brokjes. Een zwart gat in het heelal, een punkrockbandje uit Delft, een gerecht met dadels en mierikswortel; Matthijs schakelde met verbluffend gemak van groot naar klein, van smaakvol naar plat.
Eén van de indrukwekkendste DWDD-momenten in al die jaren zat in de voorlaatste aflevering, die geheel gewijd was aan Abdelhak Nouri. Niet het geneuzel over mogelijke nalatigheid en de financiële afwikkeling; bijverschijnselen van een samenleving op zijn retour. De schoonheid zat in het gedeelte daarna. In een kring zaten Donny van de Beek, Steven Bergwijn, Frenkie de Jong en Nouri’s broer Mo. Er werden woorden gesproken, maar die waren overbodig. Het verdriet over een verloren vriend, voetbalmaatje en broer hing zwaar in de stiltes ertussen.
Precies zo luisteren we al weken naar journalisten, politici en virologen. Veel meningen, zo veel woorden. De angst om te verliezen wat we hebben: het nestelt zich als een nekhernia in de stiltes ertussen.



Dag 14

De zaterdag. Ooit wist ik er wel raad mee. Opstaan met een twinkeling. Na het ontbijt de opstelling bedenken voor de wedstrijd van Oudste, checken of er lucht bij de ballen moet.
Het mooiste is het verzamelen. Dertien puberjongens bij elkaar in een kleedlokaal; het brengt je terug naar waar je zelf ooit stond, trappelend met je neus tegen het venster van het Grote Leven. Het zit in de branie, de jongensstemmen die breken, het testosteron waarmee ze hun telefoon checken of het meisje al gereageerd heeft. Als koeien op de eerste lentedag willen ze de toekomst induiken. Ze verwachten één groot festival en hebben nog geen weet van het mijnenveld in donkere hoekjes.
Na afloop van de wedstrijd de euforie, of de schoen die woest wordt uitgeklopt. In de kantine trots koffie drinken met de andere ouders alsof we zelf dat doelpunt maakten en het appje van mijn vriendin die bij de wedstrijd van Jongste was: ‘2-1 gewonnen! Mooie assist.’
’s Avonds thuis een pastaschotel in de oven met de onvermijdelijke vraag:
“Feyenoord/Ajax/PSV is op tv, eten we met het bord op schoot?”
De dagen zijn wreed, maar ook leerzaam. Met voetbalgeluk is het net zo als met André van Duin in die gekke bak van Fred Oster, de koetjesreep, bevroren vijvers in januari en duizenden andere dingen: je gaat het pas echt waarderen als het er niet meer is.


Dag 15

“We zitten nu toch één week thuis?”, zegt Oudste, met de ogen op zijn Fifa-potje gericht.
Na veertien dagen is zo’n vraag goed nieuws. Ook Jongste gaat als een speer. Voor school kreeg hij voor het vak Nederlands de opdracht een tekst van minstens 500 woorden te schrijven met als titel ‘Mijn leven in crisistijd’. Was zo gepiept. De beknopte versie: thuiszitten is goed als je anderen ermee helpt, ik heb veel lol met mijn broer, maar ik mis toch ook wel mijn vrienden. 521 woorden.
Nu hebben de jongens in deze verplichte thuissituatie natuurlijk wel een troefkaart in handen. Het zijn dikke maten. Ook in ‘the old days’ hadden ze vaak genoeg aan elkaar. Een beeldscherm, een goed gevulde koelkast, de inrit voor het dagelijkse potje één-op-één; de jongens zouden het maanden volhouden.
Oudste verliest zijn Fifa-wedstrijd nipt. “Ha, ha!”, jent Jongste. Verkeerde opmerking op het verkeerde moment. Oudste vliegt hem aan. Die kan dus boven gaan afkoelen, Jongste naar de gang wegens uitlokking in de eerste graad. Een paar minuten later keert mijn vriendin terug van haar dienst. Hoe ging het hier, vraagt ze. Ik denk aan hun dagen die voorbij vliegen. Af en toe vuurwerk. Ik haal mijn schouders op.
“Gewoon. Weer een dagje op kantoor.”


Dag 6 t/m 10

Dag 6

In mijn bubbel volg ik het nieuws. Het liefst via het Jeugdjournaal. Dan krijg je óók het leed als een emmer zure regen over je heen, maar door de Jip-en-Janneke-taal klinkt het nog een beetje gezéllig.
Daarnaast heb ik mijn vriendin. Onze vaste routine is dat ze na elke dienst in het ziekenhuis me even bijpraat. Stoom afblazen. Deze dagen duren die sessies wat langer. Ze werkt niet op de IC-afdeling, maar wel dichtbij de brandhaard. Bij mijn vriendin en haar collega’s groeit het rood op de wangen. Onrust over nieuwe protocollen en afdelingen die ingericht worden voor de sterk groeiende stroom met besmette patiënten.
Hoewel ze een vrije dag had, werd ze gisteren tegen het middaguur door het ziekenhuis opgeroepen voor een extra avonddienst: “Dat zou wel eens op zo’n nieuw ingerichte afdeling kunnen zijn.”
Zoals altijd smeerde ik haar boterhammen. Jonge kaas. Een kus bij de deur. Dagelijkse kost als een gehaktbal op woensdag. Bij thuiskomst weer bijpraten over de trouwplannen van een collega of een grappig voorval op de zaal. Gisteren was het anders. Ik keek haar langer na. Ze ging als een soldaat naar het front.


Dag 7

Een week in thuisisolatie. Hoog tijd om de balans op te maken. Les één: de dagen vliegen voorbij. Les twee: het gezin is flexibel. Gedwongen vierentwintig uur op elkaars lip, het vereist welwillendheid en je moet de irritatie te lijf, maar we krijgen de dag opnieuw ingedeeld. Les drie: niets is vanzelfsprekend. Je herwaardeert het gewone. De ochtendkrant, beleg op je brood, een gezond lichaam.
Eigenlijk wordt de leerwinst van deze week het beste geïllustreerd door een televisieprogramma dat Oudste gisteren zat te kijken. Een jongen stond met microfoon op een plein voor een bejaardenflat. Hij zong ‘zij gelooft in mij’. De oudjes hingen dankbaar uit hun ramen en deinden mee.
Misschien dat we straks weer stoer de dagen gaan vullen met het najagen van een groter huis of meer volgers op Instagram, maar één beeld zei gisterenavond voldoende. Op de balustrade voor haar appartementje kreeg oma Sientje een bosje tulpen. Op het kaartje stond dat de kleinkinderen haar misten. Haar reactie zei alles en toont na een week van gedwongen isolatie met verbluffende eenvoud dat wat we werkelijk nodig hebben zich als een virus verspreidt door verbinding, vrijgevigheid, intimiteit.
All you need is love, mensen.



Dag 8

Als ik ’s morgens vroeg het bed verlaat voor het toilet ben ik mijn plekje kwijt. Jongste glipt achter me door en draait zich handig in de geborgen armen van zijn moeder.
“Hoe was je dienst, mama?”, vraagt ie. Het werk van zijn moeder houdt hem bezig.
“Nou, wel zwaar eigenlijk”, antwoordt ze.
“Maar hoezo dan?”
Ik ben benieuwd of ze Jongste hetzelfde verhaal gaat vertellen. Ze duwt zichzelf omhoog tegen de achterkant van het bed.
“De afdeling ligt bijna vol. Ook met meerderen op één kamer. Elke patiënt heeft een groot beademingsmasker voor het gezicht. De meesten ademen erg moeizaam.”
“Zit de familie erbij?”
“Nee. Eén keer per dag mag er één familielid bij. Volledig in beschermende kleding.”
“Maar die patiënten kunnen toch dood gaan?”
“Het kán dat ze erdoorheen komen, maar het kan ook dat ze het niet redden, nee.”
“Maar dan is er dus misschien niemand bij. Alleen jij. In een maanpak?”
“Of niemand. Er liggen veel patiënten. En er komen er steeds meer bij.”
Jongste valt stil. In zijn hoofd gebeurt veel. En dan heeft zijn moeder nog voor de kinderversie gekozen. Oudste komt de slaapkamer binnen, hij schuift het gordijn opzij. Het binnenvallende licht maakt zijn ogen tot spleetjes.
“Wat gaan we vandaag doen?” geeuwt ie.
Zijn broer verstevigt de greep om zijn moeder en zegt: “Onze taak: we blijven binnen.”
Hij heeft goed opgelet tijdens deze les.



Dag 9

De grootste deugd is tegenwoordig aanpassingsvermogen. Iedereen schakelt, zoals de restauranteigenaar die een dinerbezorgservice begint. Ook ik moest vol aan de bak.
Twee weken geleden stond ik nog met een krijtje voor het bord. Onderwijs uit het aap-noot-mies-tijdperk. Na een gigantische krachttoer van ICT-collega’s heb ik gisteren mijn eerste online-les gegeven. Terwijl de jongens in de huiskamer met hun moeder een grote puzzel legden, vertelde ik vanachter een laptop op de keukentafel over het lijdend voorwerp. Met behulp van hun telefoon of iPad werd die instructie door de leerlingen in hun thuissituatie gevolgd. Waanzinnig dat het kán. De één in konijnen-onesie vanuit zijn bed, de ander met een zak chipito’s, net buiten beeld. Wat geeft het: het onderwijs ging gewoon dóór.
Het incasseringsvermogen van iedereen is de afgelopen weken behoorlijk aangesproken. De maatregelen tot 1 juni: het wordt een beproeving. We zijn het tuimelpoppetje uit de babykamer dat na een dreun even alle kanten op zwenkt. Maar gedwongen door een venijnig virus vond ik, in nimmer bezochte krochten van mijn hersenpan, onvermoede digitale mogelijkheden. Het biedt nieuwe kansen.
Wereldwijd wordt in laboratoria gespeurd naar een geneesmiddel. Op veel kleinere schaal organiseren buurtverenigingen klusjesdiensten voor hulpbehoevenden in de straat. De veerkracht van de samenleving blijkt enorm. We gaan het redden met zijn allen. Die tuimelpop komt weer fier overeind.



Dag 10

Okay, dus deze zomer ook een streep door de Olympische Spelen. Alles wordt minder. Het enige dat méér wordt zijn emoties. Vrees, twijfel, paranoia; het kruipt onder de huid als schimmel onder nat behang. Met opzet zoeken we daarom de vrolijkheid op, bijvoorbeeld door samen met de jongens nieuwe gerechten te bereiden.
“Moet dat Franse kaasje echt bij de pasta, pap?”
“Yep, probeer maar.”
“Mm, eigenlijk best lekker!”
Andere luchtigheid vind ik bij DWDD. Maandag stond Willeke Alberti daar op het Podium Van Gedeelde Smart. Ze zong ‘Samen zijn’, normaal een lied vol vals sentiment, maar nu vatte het genadeloos ons uitgeklede leven samen. Vergeefs probeerde ik grote brokken weg te slikken.
“Wat is er, papa?”
“Eh, …. Ja, eh, …. ik denk een beetje te veel Franse kaas, jongen.”
Emotie overviel me ook tijdens een wandeling bij het vallen van de avond. Tussen twee boerderijen door zag mijn vriendin in de verte ineens vier reeën in een open veld. De ondergaande zon boven de bosrand maakte het moment compleet. Een paar seconden staarden twee werelden naar elkaar, de reeën en mijn vriendin en ik. Ook crisistijd deelt cadeautjes uit. Opnieuw probeerde ik gehaast de emotie weg te slikken. Met lichte spot keek mijn meisje opzij.
“Te veel Franse kaas?”
Ze kent me langer dan vandaag.