zondag 18 februari 2018

Vacuüm

Al een week zitten we op de bank en staren we naar de Olympische Winterspelen. Dat valt ontzettend mee. Even naar de keuken voor een vers bakje koffie of het openzetten van de afwasmachine en bij terugkeer is het goud al weer binnen. Met plezier kijken we naar al die inspanningen aan het andere eind van de wereld. De vreugde van Esmee, de tranen van Anouk, het geritsel van Jillert en het zwabberbeen van Sven; het hele leven lijkt zich in zeven dagen samen te ballen in een Zuid-Koreaans wintersportplaats.
Het dorpje heet PyeongChang, een naam die je eerder associeert met een menukaart met Koe Loe Yuk en Babi Pangang dan met het winnen van goud.
“Eh, PyeongChang. Met nasi graag.”
“Sambal bij?”
We zijn niet éénkennig. Naast de victorie op de schaatsbaan (vrolijk voorzien van commentaar door Erben, die voortdurend last lijkt te hebben van aanhoudende Elfstedenkoorts) verbazen we ons ook over disciplines als snowboardcross (spectaculair!), shorttrack (gekke handschoentjes), biatlon (vreemde combinatie) en curling (is daar geen gezellig tv-programma van te maken met Frans Bauer of zo?).
Maar het moment waarbij ik naar het puntje van de bank beweeg is bij het rodelen. En dan de dubbele versie. Twee mannen die bovenop de berg de camera inkijken alsof ze dagelijks met veel schwung een stier van twee ton uitbenen, trekken zich vacuüm op een sleetje van vijftig centimeter om onder aan de berg te kijken of ze éénhonderdste sneller zijn dan een koppel mastodonten uit Roemenië. En dat alles met een blik in de camera alsof er niets aan de hand is.
Straks is het weer voetballen. PSV heeft punten laten liggen. Feyenoord thuis tegen Heracles, Ajax uit naar Pekswolle. Van Persie op de bank in de Kuip, de hese stem van Ten Hag, die blik van Ziyech na afloop in de camera.
Mooi, want dan is er echt iets aan de hand.