woensdag 1 april 2020

Dag 6 t/m 10

Dag 6

In mijn bubbel volg ik het nieuws. Het liefst via het Jeugdjournaal. Dan krijg je óók het leed als een emmer zure regen over je heen, maar door de Jip-en-Janneke-taal klinkt het nog een beetje gezéllig.
Daarnaast heb ik mijn vriendin. Onze vaste routine is dat ze na elke dienst in het ziekenhuis me even bijpraat. Stoom afblazen. Deze dagen duren die sessies wat langer. Ze werkt niet op de IC-afdeling, maar wel dichtbij de brandhaard. Bij mijn vriendin en haar collega’s groeit het rood op de wangen. Onrust over nieuwe protocollen en afdelingen die ingericht worden voor de sterk groeiende stroom met besmette patiënten.
Hoewel ze een vrije dag had, werd ze gisteren tegen het middaguur door het ziekenhuis opgeroepen voor een extra avonddienst: “Dat zou wel eens op zo’n nieuw ingerichte afdeling kunnen zijn.”
Zoals altijd smeerde ik haar boterhammen. Jonge kaas. Een kus bij de deur. Dagelijkse kost als een gehaktbal op woensdag. Bij thuiskomst weer bijpraten over de trouwplannen van een collega of een grappig voorval op de zaal. Gisteren was het anders. Ik keek haar langer na. Ze ging als een soldaat naar het front.


Dag 7

Een week in thuisisolatie. Hoog tijd om de balans op te maken. Les één: de dagen vliegen voorbij. Les twee: het gezin is flexibel. Gedwongen vierentwintig uur op elkaars lip, het vereist welwillendheid en je moet de irritatie te lijf, maar we krijgen de dag opnieuw ingedeeld. Les drie: niets is vanzelfsprekend. Je herwaardeert het gewone. De ochtendkrant, beleg op je brood, een gezond lichaam.
Eigenlijk wordt de leerwinst van deze week het beste geïllustreerd door een televisieprogramma dat Oudste gisteren zat te kijken. Een jongen stond met microfoon op een plein voor een bejaardenflat. Hij zong ‘zij gelooft in mij’. De oudjes hingen dankbaar uit hun ramen en deinden mee.
Misschien dat we straks weer stoer de dagen gaan vullen met het najagen van een groter huis of meer volgers op Instagram, maar één beeld zei gisterenavond voldoende. Op de balustrade voor haar appartementje kreeg oma Sientje een bosje tulpen. Op het kaartje stond dat de kleinkinderen haar misten. Haar reactie zei alles en toont na een week van gedwongen isolatie met verbluffende eenvoud dat wat we werkelijk nodig hebben zich als een virus verspreidt door verbinding, vrijgevigheid, intimiteit.
All you need is love, mensen.



Dag 8

Als ik ’s morgens vroeg het bed verlaat voor het toilet ben ik mijn plekje kwijt. Jongste glipt achter me door en draait zich handig in de geborgen armen van zijn moeder.
“Hoe was je dienst, mama?”, vraagt ie. Het werk van zijn moeder houdt hem bezig.
“Nou, wel zwaar eigenlijk”, antwoordt ze.
“Maar hoezo dan?”
Ik ben benieuwd of ze Jongste hetzelfde verhaal gaat vertellen. Ze duwt zichzelf omhoog tegen de achterkant van het bed.
“De afdeling ligt bijna vol. Ook met meerderen op één kamer. Elke patiënt heeft een groot beademingsmasker voor het gezicht. De meesten ademen erg moeizaam.”
“Zit de familie erbij?”
“Nee. Eén keer per dag mag er één familielid bij. Volledig in beschermende kleding.”
“Maar die patiënten kunnen toch dood gaan?”
“Het kán dat ze erdoorheen komen, maar het kan ook dat ze het niet redden, nee.”
“Maar dan is er dus misschien niemand bij. Alleen jij. In een maanpak?”
“Of niemand. Er liggen veel patiënten. En er komen er steeds meer bij.”
Jongste valt stil. In zijn hoofd gebeurt veel. En dan heeft zijn moeder nog voor de kinderversie gekozen. Oudste komt de slaapkamer binnen, hij schuift het gordijn opzij. Het binnenvallende licht maakt zijn ogen tot spleetjes.
“Wat gaan we vandaag doen?” geeuwt ie.
Zijn broer verstevigt de greep om zijn moeder en zegt: “Onze taak: we blijven binnen.”
Hij heeft goed opgelet tijdens deze les.



Dag 9

De grootste deugd is tegenwoordig aanpassingsvermogen. Iedereen schakelt, zoals de restauranteigenaar die een dinerbezorgservice begint. Ook ik moest vol aan de bak.
Twee weken geleden stond ik nog met een krijtje voor het bord. Onderwijs uit het aap-noot-mies-tijdperk. Na een gigantische krachttoer van ICT-collega’s heb ik gisteren mijn eerste online-les gegeven. Terwijl de jongens in de huiskamer met hun moeder een grote puzzel legden, vertelde ik vanachter een laptop op de keukentafel over het lijdend voorwerp. Met behulp van hun telefoon of iPad werd die instructie door de leerlingen in hun thuissituatie gevolgd. Waanzinnig dat het kán. De één in konijnen-onesie vanuit zijn bed, de ander met een zak chipito’s, net buiten beeld. Wat geeft het: het onderwijs ging gewoon dóór.
Het incasseringsvermogen van iedereen is de afgelopen weken behoorlijk aangesproken. De maatregelen tot 1 juni: het wordt een beproeving. We zijn het tuimelpoppetje uit de babykamer dat na een dreun even alle kanten op zwenkt. Maar gedwongen door een venijnig virus vond ik, in nimmer bezochte krochten van mijn hersenpan, onvermoede digitale mogelijkheden. Het biedt nieuwe kansen.
Wereldwijd wordt in laboratoria gespeurd naar een geneesmiddel. Op veel kleinere schaal organiseren buurtverenigingen klusjesdiensten voor hulpbehoevenden in de straat. De veerkracht van de samenleving blijkt enorm. We gaan het redden met zijn allen. Die tuimelpop komt weer fier overeind.



Dag 10

Okay, dus deze zomer ook een streep door de Olympische Spelen. Alles wordt minder. Het enige dat méér wordt zijn emoties. Vrees, twijfel, paranoia; het kruipt onder de huid als schimmel onder nat behang. Met opzet zoeken we daarom de vrolijkheid op, bijvoorbeeld door samen met de jongens nieuwe gerechten te bereiden.
“Moet dat Franse kaasje echt bij de pasta, pap?”
“Yep, probeer maar.”
“Mm, eigenlijk best lekker!”
Andere luchtigheid vind ik bij DWDD. Maandag stond Willeke Alberti daar op het Podium Van Gedeelde Smart. Ze zong ‘Samen zijn’, normaal een lied vol vals sentiment, maar nu vatte het genadeloos ons uitgeklede leven samen. Vergeefs probeerde ik grote brokken weg te slikken.
“Wat is er, papa?”
“Eh, …. Ja, eh, …. ik denk een beetje te veel Franse kaas, jongen.”
Emotie overviel me ook tijdens een wandeling bij het vallen van de avond. Tussen twee boerderijen door zag mijn vriendin in de verte ineens vier reeën in een open veld. De ondergaande zon boven de bosrand maakte het moment compleet. Een paar seconden staarden twee werelden naar elkaar, de reeën en mijn vriendin en ik. Ook crisistijd deelt cadeautjes uit. Opnieuw probeerde ik gehaast de emotie weg te slikken. Met lichte spot keek mijn meisje opzij.
“Te veel Franse kaas?”
Ze kent me langer dan vandaag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten