donderdag 28 maart 2013

Moedervlek

In de klas van meester Hoekstra zat ik naast Monica, een vroegrijp meisje. In de rij vóór ons zaten Rob en Bob, een ééneiige tweeling. Ze keken met precies dezelfde oogopslag het lokaal in, dezelfde kleren, dezelfde zijscheiding. Op het veldje waren ze allebei stijf links. Alsof je dubbel keek, twee identieke spelers. Op een dag mochten we na school de borsten van Monica zien. Als blozende boerenjongens stonden we achter het fietsschuurtje naar twee tietjes te staren. Rob durfde te voelen. Met duim en wijsvinger draaide hij aan een tepel alsof hij de frequentie van Hilversum 3 zocht. Daarna moesten wij, volgens afspraak, onze broeken laten zakken. Toen pas zag ik een verschil bij mijn vrienden: Bob had in de liesstreek een moedervlek. Met zijn drieën hielden we onze neuzen voor het bruine hoopje.
"Het lijkt wel een hondendrolletje," giechelde Monica.
Frank en Ronald de Boer vormen een tweeling in moderne tijden. Afgelopen dinsdag zag ik beiden in de Arena. Frank zat op de tribune en keek naar de wedstrijd van Oranje. Daar hoefde geen geluid bij. Je ziet hem loeren naar de spelvoortzettingen van Vermeer. Ter plekke verzint hij trainingsoefeningen voor de balaannames van Blind. Frank de Boer zwemt  als een vis in de trainersvijver, zijn broer Ronald is nog steeds zoekende. Hij zat een paar meter verderop, aan tafel bij Van Gangelen. Als analist moet hij dan iets zeggen over de driehoekjes van Strootman en de looplijnen van Clasie. Ronald draagt daarbij steeds een andere bril. Je ziet hem zo staan, bij Specsavers, voor de kast met opvallende monturen.
"Ja, ik wil graag, eh, ja, zo'n grote blauwe voor op je neus, hoe heet het, een bril."
De spélersloopbaan van Frank en Ronald de Boer hield gelijke tred. Beiden bezaten een formidabele techniek, waarmee ze in een vol strafschopgebied altijd een gaatje vonden. Terwijl  Frank nu bij Ajax aan de knoppen draait en de muziek bepaalt, zoekt Ronald naar een nieuw bestaan. Aan tafel bij Van Gangelen en Van Gelder, tussen de voetbaljongens, zoekt hij vooral naar de juiste woorden. Hij doet me denken aan vroeger, aan de moedervlek van Bob. Als analist is Ronald de Boer, ja, eh, hoe heet het, nog een drolletje.

zaterdag 23 maart 2013

Karikatuur

Op het grote scherm op het podium verscheen een oude spotprent. Een voetballer met korte pootjes in een Feyenoord-shirt. Donkere wenkbrauwen boven een guitige blik. 
"Coen Moulijn," zei ik ferm tegen mijn grote vriend L. We deden mee aan de voetbalkwis voor koppels in Heesch. Twee vragen eerder had ik geblunderd bij een vraag over de Duitse basiself in de WK-finale van '74. Ik miste Rainer Bonhof. 
"Nee, hij heeft een band om de arm. Moulijn was geen aanvoerder," zei L. gedecideerd en schreef 'Israel' op het formulier. Om ons heen zaten mannen die licht kirrende geluiden maakten bij een Panini-plaatje van Barry Hulshoff of een luchtfoto van een stadion. Iedereen aasde op de titel, maar we voelden allen de aanwezigheid van Fouchier en Villevoye, het keizersduo. De Pauw en Witteman van de voetbalweetjes. Wikipedia in levende lijven. Als uitstoot van WK-historie radioactief besmet was, vormden zij een gevaar voor de volksgezondheid. Welke voetballer speelde zowel voor Chelsea, Juventus als AC Milan en heeft een voorkeur voor linksgedraaide yoghurt? Ze geven er lachend twee bonusnamen bij. Niet vreemd dat alle deelnemers respectvol terugdeinsden toen zij binnentraden, Fouchier in een strakke groene broek. Stond hem goed.
Tijdens de halve finale stonden ze naast ons op het podium. Hun aanwezigheid was bijna tastbaar. Terwijl wij trillend van adrenaline struikelden over clublogo's uit de Griekse competitie en een Fritz Korbach-vraagje, vijlden zij rustig hun nagels. Ze wisselden ook nog recepten uit voor wilde mosselen. Tussendoor kopten ze achteloos alle vragen binnen. 
Met overmacht pakten zij de Grote Prijs van Heesch. Het beeld zie ik haarscherp voor me. Hoe zij, ver na middernacht, de trofee bij het overige zilverwerk schuiven. In de fauteuil naast de vitrine roken ze, als overwinningsritueel, tevreden een pijp. 
Een gewone sterveling moet het hebben van hard werken. Door daadkracht en vasthoudendheid van vriend L. eindigden we achter het gelegenheidsduo Corsten/Tuns (een belofte voor de toekomst) op een eervolle derde plek.
Die spotprent van die Feyenoorder? Coen Moulijn. Ieder zijn eigen victorie.

donderdag 21 maart 2013

Slagerij Pigmans

In de wachtrij voor vier slavinken en sukadelapjes, had de man voor me het helemaal gehad. "De kou? Ik ben er klaar mee," bromde ie, "het houdt maar niet op. Een pond gehakt graag, half om half." Hij knoopte zijn das nog wat strakker om de nek. 
Onderweg naar de winkel zag ik ze lopen, de mensen in het dorp. De schouders omlaag, de grauwe blik naar de grond. Maar op de achtergrond hoorde je de vogeltjes fluiten. En binnen, in de vitrine, glimlachten gemarineerde speklapjes. Nog even en de grillplaat kon weer van zolder.
De aanhoudende winter verlamt de blik, het maakt neerslachtig. We worden langzaam Bert Maalderink. Met een zure kop tegenover Louis van Gaal gaan staan en je ergeren aan die vervelende hangwangen. Diep zuchten bij het megalomaan geneuzel en niet zien dat hij een fris, nieuw Oranje kneedt. Niet doorhebben dat hij Maher bewust in de wachtkamer houdt. Pas in Brazilië mag de jonge middenvelder het orkest dirigeren.
In Friesland kunnen ze het ook, kniezen. Met knoestige koppen, diep weggestoken in de kraag van de jas, staan mompelen dat de sloten niet willen dichtvriezen en dat de fuut nog niet is gezien. Met de handen in de zakken snoeven over Heerenveen, voorheen een fraai skûtsje op het meer, dat nu met een gat in het voorsteven aan wal staat. De balcontrole van de backs laat te wensen over en de voorzitter ligt na een potje Grieks-Romeins worstelen met Johan Derksen in een wurgende houdgreep.   
En niemand die het ziet. Een jongen van de Balkan met een olijk gezicht, die als een ballerina over de velden danst. Fabelachtig lepelt ie ballen in de kruising. Misschien dringt het door, over twee jaar, als Benfica aan de hand van Djuricic door de Champions League dendert. Niet alleen bij Pigmans, ook in Friesland staan ze te mopperen in een weiland, onder de knotwilgen. Door het mismoedig hoofdschudden zien ze niet dat er een mooie roos tegen de stam groeit. Het is doodzonde.

dinsdag 19 maart 2013

Het leven is vurrukkelluk

Woede is als kwik. Bij verhitting zet het uit en zoekt het een weg naar buiten. De supporter naast me leek een rustige magazijnmeester, maar van binnen steeg zijn temperatuur. Jacob Mulenga kwam aan de bal. Ik voelde dat naast me pupillen vernauwden, nekharen overeind sprongen, vuisten balden. Het kwam van diep, als bedorven gal golfde het eruit.
"Tyfusaap!"
Jongste stond naast me. Met grote ogen keek hij naar onze buurman. Met dezelfde blik keek hij naar mij toen ik een half uur eerder gefouilleerd werd en de mandarijnen moest inleveren.
Schaamte is een slang die je langzaam besluipt. Hij kruipt over je rug als je de vragende ogen van je kind wilt negeren als de scheidsrechter wordt uitgescholden voor 'kankerhomo'. Hij meldt zich in je nek als je niemand probeert te corrigeren. Door verbijstering. Door angst voor represailles. Hij knijpt je keel dicht als je gewoon blijft staan. Door woede overmeesterd, verstikt door schaamte.
Woorden kwamen pas terug na afloop, op weg naar de auto.
"Mooi hè, zo'n stadion, er werd prachtig gezongen toch?" vroeg ik laf.
Jongste reageerde niet. Hij keek strak voor zich uit.
"Waarom was iedereen zo boos, ze hebben toch gewonnen?" vroeg ie, toen ik  het autoportier voor hem opende.
De vraag paste precies bij de middag, maar hoe ik er ook over nadacht, een antwoord kon ik niet vinden. Op de heenweg stuiterde opwinding prettig tegen het dashboard, de terugreis was stiller. 

zaterdag 16 maart 2013

Eindsignaal

Het is een mooie bal, een nieuwe. Met de sterren van de Champions League erop. Jongste laat hem alle hoeken van de kamer zien. Dribbelt om de eettafel heen, haalt hem bij de buffetkast onder zijn voetzool door en maakt een sliding bij de kamerplant. Het glijdt lekker, in zijn pyjama op de houten vloer. Jongste geeft zelf commentaar bij de wedstrijd.
"Mooie goal van Barcelona."
"Door de benen van Van Bommel."
"Gave pass van Pekswolle!"
"Messi scoort!"
Aan tafel, gebogen over de voorpagina, word ik meegezogen in zijn fantasie. Vanuit mijn ooghoek zie ik hem opnieuw de bal tegen de achterdeur plaatsen. Op zijn knieën glijdt ie richting de bank. Hij wijst op zijn rug. Er staat een dino op.
"Koekoek!" Ik doe ook een duit in het zakje.
Hij is ver weg, jongste. Er zit veel volk, er wordt met vlaggen gezwaaid, ze scanderen luid zijn naam. Ineens een dwingende stem van boven. "Laatste keer! Douchen!" Zijn moeder.
Met een zucht gaat hij de trap op, op zijn rug laat ook dino zijn pootjes hangen. Half onder het gordijn blijft ie zielig achter, de nieuwe Champions Leaguebal. In alle rust richt ik me weer op de voorpagina. Verrassend, hoe snel zo'n stadion leegloopt.

donderdag 14 maart 2013

Matchfixing

Okay, het was ook niet zonder risico. Palacio, de spits van Inter Milan kwam zelf met het idee. Een paar jaar geleden stond hij ineens naast me in Genua, op een congres over kaas. We bleken van dezelfde schimmelkaas te houden: 'Cuesa di Cane'. Sindsdien trekken we met elkaar op. Hij struint met mij over marktjes in Milaan, ik laat hem boerenkaas uit Brabant proeven. Vorige week, ineens een sms'je.
"Problemen. Ik scoor te weinig en we moeten tegen Spurs," schreef ie.
Daar wist ik wel wat op. "Geen punt, Rodrigo. Ik ga je helpen," antwoordde ik. We kozen voor een satellietverbinding. Ik kon gewoon op de bank blijven zitten, een zendertje werd met een snoertje aan het achterhoofd van Palacio geplakt. 
Nu was het zaak om geduldig te blijven. Ik wachtte tot de 52e minuut. Cambiasso had de bal. "Nu!" schreeuwde ik in mijn telefoon. Op tv zag ik hem keurig uit de rug van Gallas lopen en de 2-0 binnen schuiven. Inter kreeg prompt het geloof terug. 
Maar nog vóór de verlenging ging de telefoon. Een strenge meneer wilde weten waarom ik met Palacio communiceerde en voor welk syndicaat ik werkte en dat het afgelopen moest zijn. Interpol, veronderstelde ik. Maar het was een belchinees. 
Hij zat in de krullen van Adebayor.

Voorjaarskriebels, part two

De boomtoppen rondom de Herdgang zuchten onder een nieuwe laag sneeuw. Een ijzige wind snijdt over het trainingscomplex. In volle ren kijkt Dries Mertens angstig over zijn schouder. Altijd oppassen voor een tik van Toivonen op de enkels. De blonde Zweed, op vrije avonden een kittige tapdanser in een boyband, kan op het veld elk moment veranderen in een tbs'er op proefverlof. In het strafschopgebied zet Hutchinson zijn bevroren voeten tegen Mertens' voorzet. Zijn schot belandt met een boog op de Oirschotsedijk. Het ontgaat Hiljemark. De nieuweling zit verstild in de dug-out. Starre blik, ijspegels aan de neus. Hij kwam naar PSV voor een gooi naar de top. Langzaam, als een verdwaalde alpinist, sterft hij de bevriezingsdood. Dick Advocaat werkt langs de lijn driftig aan een reddingsplan. Besmuikt, met zijn hand voor de gsm, spreekt hij  zijn zaakwaarnemer. 
"CSKA? Dynamo ook niet? Probeer Torpedo dan maar."
Nee, dan Rotterdam.
Honger waait over het trainingsveld van Feyenoord. De talenten schurken als een groep speelse welpen tegen elkaar. Martins Indi bijt in de staart van Vilhena. Schaken huppelt met Clasie over het gras. Mulder lacht zelfs. Langs de lijn staat Ronald Koeman genoegzaam toe te kijken. Boëtius tikt de trainer op de schouder.
"Sorry meneer, ik moest naar de ortho. Wat zijn we aan het doen?"
"We hebben plezier, jongen."
Gretig springt de buitenspeler in het partijtje. Vrolijk dartelt hij langs Janmaat en zet voor. De spits zet zijn strakke zijscheiding tegen de bal en kopt binnen. Opwinding dampt van de hoofden. Links en rechts gaan handschoenen uit. Door herwonnen geloof stijgt de temperatuur bij Feyenoord. De sneeuw, op een hoop geschoven langs het speelveld, is er niet tegen bestand. In Rotterdam is de lente al lang begonnen.

dinsdag 12 maart 2013

Witte rook

De Sixtijnse kapel. Daarmee laat het zich het best vergelijken. Geen plafond in dit geval, het huis is open. De lucht is betoverend, beschilderd door de allergrootsten. De grove grondverf kwam van Kubala, Cruijff zorgde voor fijnzinnige penseelstreken. Zijn schetsen werden later ingekleurd door Romario, speels geklieder van Ronaldinho, Figo ook. Zo'n plek is een museum, méér dan een kunstverzameling. Je nadert het met stilte. 
Kevin Prince Boateng begreep er weinig van.
Hij wandelde naar binnen met een hand in de zak, nonchalant. Op zijn hoofd een rode koptelefoon. Alsof hij de buurtsuper binnenwandelde voor een chorizoworst en diepvriespizza. Naast hem zijn kompaan, El Shaarawy. Op zijn kruin zat een bijl, zorgvuldig geboetseerd door de 2-0 winst in San Siro.  Hoogmoed komt vaker voor de val.
Eenmaal binnen verzopen ze in een blauwrode zee, liepen zich te pletter op een muur van 90.000 kelen. Boateng verschrompelde, Milan werd als een lichtmatroos ontwapend. En de socios, zij wisten het. Dit waren nieuwe, goddelijke schilderingen en zij waren erbij. Als uitverkorenen, als kardinalen in de Sixtijnse kapel. Veel tijd om te kiezen hadden ze niet nodig. Verhit schreeuwden ze zijn naam. Messi. De opwinding dampte van alle hoofden, het zocht een weg naar boven. Witte rook steeg op boven Camp Nou.

zondag 10 maart 2013

Verstoppen

Na verlies duurt de rit altijd langer. Het is middernacht als de koplampen de eerste huizen van Eindhoven oplichten. Toch is het onrustig in de bus. Advocaat kijkt over zijn schouder.
Waterman houdt zijn voeten in de lucht. "Kijk Timothy, nieuwe schoenen. Zalando. Van schildpaddenhuid." Derijck schiet meteen in de verdediging. "Schildpaddenhuid? Wat wil je daarmee zeggen? Hoezo schildpaddenhuid?"
In het gangpad rapt Depay met zonnebril en een grote koptelefoon (Yo, cop, brother, kill, bitch, mother), maar struikelt over het uitgestoken been van Marcelo. Lens giert het uit. 
"Je kunt het dus wel, Marcelo. Je kunt het dus wel!" 
Toivonen haalt meteen het optimale uit de situatie. Venijnig drukt ie zijn hak op de hand van Depay en richt zich op zijn buurman. "Zo doe je dat, Orlando." Engelaar geeft de Zweed een zwarte stift en ontbloot zijn rug. "Schrijf het er even bij, Ola. Altijd handig."
Op de achterste rij zit Strootman. Hij oefent boze gezichten. Na twee uur oefenen tikken zijn wenkbrauwen zijn bovenlip aan. Naast hem zit Van Bommel, grauw en ineengedoken als een ziek hertje. "Ik krijg ineens weer een raar gevoel," mompelt ie, maar de aanvoerder wordt overstemd door een gil van Mertens.
"We zijn er bijna! Snel wegduiken!"
Alle spelers duiken onder het raam. Mertens zelf kan blijven staan. Als de bus op het parkeerterrein naast het Philips-stadion tot stilstand komt, springen ze juichend omhoog en stormen de bus uit. Jetro Willems rent als eerste in de armen van zijn moeder. Ze knuffelt haar zoon en pakt iets uit haar tas. Het is een roze koek.

vrijdag 8 maart 2013

Onrechtvaardig

Het WK voetbal van 1978 was opmerkelijk. Het werd het toernooi waarin Oranje na een kansloze positie opstoomde naar de finale. In de dug-out zaten twee mannen in een oranje windjack nors voor zich uit te kijken: bondscoach Jan Zwartkruis en Ernst Happel. Dat leek de KNVB wel een goed idee, de excentrieke Oostenrijker meesturen naar het eindtoernooi. 
Maar in Argentinië aangekomen werd het bepaald geen aflevering van Laurel en Hardy. Zwartkruis, welbespraakt, enthousiast en vakkundig, stoorde zich aan Happels ondoorgrondelijke houding. Als een militair op een missie probeerde hij door de zwijgzame muur naast hem heen te breken. Bij het ontbijt begon ie over de lange bal van Krol, in de lift van het hotel over het inbrengen van Poortvliet en Brandts en op het trainingsveld legde hij ballen op dertig meter; kon Haan vast oefenen. Het enige geluid uit Happels mond  was een kort, schel fluitje; of er een nieuwe schnapps kon komen. 
Het was in de tweede ronde, tijdens de bespreking voor de wedstrijd tegen West-Duitsland, dat Zwartkruis zijn hand overspeelde:
"Kijk heren, we moeten het gevaar bij Bonhof elimineren. Als we de toevoer naar Rummenigge onderbreken, kan Rensenbrink op de flank toeslaan."
Te veel woorden, volgens Happel. Hij ging staan en veegde met een kort handgebaar het strijdplan van tafel:
"Kein keloel. Fussball spielen."
Zwartkruis' goede bedoelingen dreven Happel naar diens bekendste oneliner. Door aanvoerder Krol, de noeste arbeid van enkele jonge PSV'ers en de knallen van Haan bereikte het Nederlands elftal de finale van het WK. Happel kreeg de roem.
Onsterfelijkheid is als olie. Het wordt oneerlijk verdeeld.


donderdag 7 maart 2013

Wit poeder

Ik dacht dat Maradona in het Midden-Oosten zat. Met een bolknak tussen de tanden ergens op een terras, verveeld krabbend aan zijn onderbuik. Maar hij dook op in een viploge van Old Trafford, met de tong van een jonge blondine in zijn oor.
Je moet dat kunnen, met twee glimmende oorbellen en cocaïneresten in je baard het doorzettingsvermogen van Ryan Giggs bagatelliseren. De beroepsernst van Cristiano Ronaldo weghonen en luid blaffen dat jij verreweg de beste bent. Diego komt ermee weg. In Argentinië kussen ze nog steeds zijn voeten.
Gelukkig wonen wij in Holland.
Ónze voetbalheld staat met zijn hoofd in een blauwwit gebreide das te bedenken hoe hij Heerenveen het beste in een ruit kan laten voetballen. 's Morgens, met verwarde haren voor de badkamerspiegel, is zijn eerste gedachte: hoe breng ik Ramon Zomer de inspeelpass bij? 
Nog maar een paar jaar geleden verbleef Marco van Basten in Het Eikenhouten Spelershome Voor Gepensioneerde Voetbalhelden. Het was er goed toeven. In een leren fauteuil dronk hij daar een goed glas en staarde mysterieus in het knisperende haardvuur. Iedereen omarmde de mythe.
Nu zien we Van Basten dagelijks naast het Abe Lenstra Stadion. Dat moet je ook kunnen, op een winderig bijveld Van La Parra en Sven Kums coachen met wit poeder op de kin. Geen wilde drugsfeesten voor Marco, maar poedersuiker. Restanten van de pannenkoek die hem vanaf de tribune toegeworpen wordt.
Ieder land eert zijn helden op geheel eigen wijze.



dinsdag 5 maart 2013

Voorjaarskriebels

"Maar wie gaan er vanavond voetballen dan?"
Jongste hoort de hymne van de Champions League op de achtergrond, voorbode van de uitzending van vanavond.
"Manchester United moet tegen Real Madrid," leg ik hem uit. Zijn ogen maken een sprongetje. Manchester United, dat is Van Persie, die kent ie. En De Gea, de keeper met het rare haar. Jongste legt zijn hoofd strategisch tegen mijn schouder. "Mag ik dat zien, pap?" vraagt ie op fluwelen toon. 
De geschiedenis draait rond in cirkeltjes. Begin jaren zeventig probeerde ik op dezelfde wijze mijn ouders te verleiden. Ajax ging een finale spelen in Belgrado. Dat klonk als een onheilspellend ver oord waar beren door de straten struinden op zoek naar etenswaar. Dat moest ik zien, maar mijn moeder was onverbiddelijk; na het kinderprogramma (Hamelen? Statenmaker-op-zee?) naar boven. Vanuit mijn bed was het zwart-wittoestel te horen. Flarden van de wedstrijd trokken me naar de trap. Op de derde tree van boven, zonder te ademen, hoorde ik van Suurbier en Mühren. En van Salvadore, Altafini en Bettega. Juventus-spelers die in mijn hoofd voor het eerst een luikje naar Italië openden. Ik was er nooit geweest, maar het rook naar bloesem en een warm voorjaar. Ajax won, Rep scoorde. Mijn moeder heeft het nooit geweten.
"Nee jongen, dat wordt te laat. Morgen weer naar school," hoor ik mezelf zeggen. De stem van mijn moeder.
Vanavond nestel ik me op de bank. Real tegen United, een strijd die zal zinderen als verhit asfalt. Maar met een schuin oog hou ik de trap in de gaten.
Ik hoop dat ie er zit.

zaterdag 2 maart 2013

Debuut

Jongste was jarig. Verguld keek hij naar het verjaardagscadeau dat hij in zijn bed uitpakte: 4 voetbalkaartjes. Het resultaat van zijn vraag, een paar weken geleden aan tafel. Het kwam uit het niets.
"Papa, wanneer gaan we een keer naar het stadion?" 
"Waar zou je naar toe willen dan?" in mijn stem was de opwinding te horen.
Jongste begon het voetbal net te zien als een grote snoepwinkel en nu drukte hij zijn neus op de etalageruit. Ik hield mijn adem in. Wat ging hij kiezen? Een avondje NAC? Niet te versmaden. Naar de Arena? Een ongekend avontuur. Desnoods kwam hij uit bij PSV, godbetert. Met de vastberaden blik van een minister in crisistijd kwam het besluit.
"Naar Feyenoord."
Prachtig. Moulijn of een kromme bal van Van Hanegem, hij heeft nooit van de helden gehoord. De wuivende lok op het hoofd van Treijtel, de goals van Mike Obiku? Ver voor zijn tijd. Jongste heeft geen weet van het verleden in Rotterdam-Zuid, maar zijn besluit stond vast: hij wilde naar de Kuip.
Het gezin is inmiddels in rep en roer. Oudste vanwege de after party (happy meal), zijn moeder door de zwoele blik van Pellè (Graziano maakt meer onveilig dan alleen het strafschopgebied) en jongste voor de spanning van 'de eerste keer'. Hij kan niet wachten. Het zingen van de massa, het kolken op de rangen. Ik zal naast hem staan als het Legioen als een roofdier aan hem snuffelt. En ik zal zijn hand vasthouden als Pellè scoort. Meedogenloos zal hij worden verslonden. Een kantelmoment in zijn nog jonge leven; voor altijd zingt het hand in hand kameraden in zijn hoofd.
Gelukkig overziet hij de afgrond niet.
Je hart verliezen aan Feyenoord is een wreed lot: een enkele vreugdevolle dag als een Zweed scoort in San Siro of als alle vrije trappen van Van Hooydonk doel treffen. Voor de rest is het zwemmen tegen de stroom in, seizoenenlang worstelen, strompelen naar de streep, je wapenen tegen de hoon. Maar ik zal waken over zijn lijden.
Zes jaar en nu al verloren.

vrijdag 1 maart 2013

De voorstopper

Ooit, lang geleden, op een staantribune achter het doel. Corner voor de tegenpartij. Naast volwassen mannen met zwarte regenjassen en net groot genoeg om boven het reclamebord met 'Caraco ijs' uit te komen, keek je ademloos naar het tafereel dat zich voor je, in de doelmond afspeelde. De geluiden, de geuren, de beelden, niets ontging je. De back die zijn noppen schoon klopte tegen de vierkanten houten paal. De blik van de doelman met de angst voor een harde voorzet, het parelde op zijn voorhoofd. De harde kop van de voorstopper. Zij aan zij met de spits van de tegenpartij. Een duel van roofdieren. Loeren naar elkaar, azen op de prooi.
Dan de doffe trap. De bal die boven de deklat uitzeilde. Lichamen die zich als een kluwen in elkaar wrongen. Als een misthoorn op een oceaanstomer torende hij boven de voorstopper en de graaiende handen van de doelman uit, de spits van de tegenpartij. Met zijn voorkop sloeg ie de bal tegen de touwen. Een seconde van stilte, dan de storm van armen, paraplu's, bolhoeden die in het andere vak de lucht ingingen, nog voordat het leer het gras raakte.
Hoffelijk hielp de voorstopper de spits overeind, veegde het modder van zijn handen af aan zijn broekje en stelde zich op voor de aftrap. Zijn tijd kwam nog wel.
Later, veel later werd voetbal een ander spel. Spelers besluiten zich te laten vallen om een strafschop te krijgen, rollen gillend door na een duw en wachten elkaar na de wedstrijd op in een spelerstunnel. Het geluid van noppen op de houten vierkanten paal is niet meer te horen. Er gaat geen bolhoed meer de lucht in na een doelpunt en met het overlijden van Theo Bos, de stoere verdediger van Vitesse, is de tijd van de voorstopper voorbij die de spits na een tegengoal overeind hielp en zich opmaakte voor de tegenaanval.
Het is bitter, de tijd van Theo komt niet meer.