woensdag 29 april 2020

Dag 46

In het voorjaar tref ik mijn ouders niet in hun huiskamertje, maar steeds meer op het kleine terras. Onder hun zonneluifel doen ze een dutje en kijken urenlang naar oude mensen en de dingen die voorbij gaan: na corona verandert ook het mooie weer niets aan de machinerie in hun zorgappartement.
“Hé, waar kom jij vandaan?”, zegt mijn moeder enthousiast als ik op het terras verschijn.
“Door de achterdeur,” is mijn vaste antwoord.
“Kom je ons helpen met eten?”, vraagt mijn vader.
Eén van de vaste conversatielusjes. Haakjes aan de kapstok van dementie.
Natuurlijk kom ik helpen met eten, dat is een andere herhalingslus. Koffie zetten (drie scheppen), de tafel dekken met wit brood voor mijn vader, bruin voor mijn moeder, boterkuipje, verse worst, jonge kaas, Old Amsterdam, koffiemelk, beschuit, pindakaas en chocopasta. Even de strips in het ED doorkijken, dan is de koffie uitgedruppeld. Ook geblinddoekt zou ik tot een tijd van 3 minuut ‘48 komen, precies genoeg tellen ook om het kortetermijngeheugen van mijn ouders uit te vegen. Ik ben dus voorbereid op het gesprek als ik weer op het terras verschijn.
“Hé, waar kom jij vandaan?”, vraagt mijn moeder enthousiast.
“Door de achterdeur.”
“Hij heeft het eten al klaar gezet!” Mijn vader heeft deze keer meneer Alzheimer op zijn rug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten