zaterdag 28 november 2020

Dag 100

Soms vertelt een opmerking, een beeld of een ogenschijnlijk toevallig ontstane situatie het hele verhaal. Momenten van onachtzaamheid die terloops jouw kant op waaien, maar oorverdovend de puzzel in elkaar leggen. Ingegeven door een impuls van zijn maag stond Jongste op van de bank, liep naar de keuken en constateerde het nuchter: “De koelkast is leeg.” Onverrichterzake wandelde hij terug naar de bank en hervatte zijn bezigheden. Magere yoghurt, icetea, een halve zak rucola; het lag nog steeds als vanouds koel te wezen en in de groentela lag een rode paprika wijs te verrimpelen, maar er zijn inderdaad momenten dat Jongste onze koeling in een andere staat aantreft. Dan duikelen likkepot, tonijnsalade, oude, jonge en komijnenkaas, grillworst en de kipfilet als een culinaire vrijage op de schappen over elkaar heen, bijeengehouden door flessen prik en joppiesaus in de deursectie. Die schrale vulling, we voelen het allemaal. Met dertig man in Carré tijdens de oudejaarsconférence van Youp van ’t Hek, dan rolt de lach toch anders het podium op. Een dj die in een lege Johan Cruijff Arena met zijn handen aan het mengpaneel de explosie van een heel stadion erin gooit als Gravenberch de bal over de Deense keeper krult; de soberheid lijkt inderdaad op het droge kaaskorstje dat je om vier uur ’s middags in de keuken vindt. Jongste vond geen snack op zijn strooptocht en wandelde terug naar de bank. Geen teleurstelling. Geen verwijten. Jongste veranderde niet in de stampvoetende kleuter die schreeuwend naar zijn speeltje op de kast grijpt. In alle rust hervatte hij zijn bezigheden. In die rust ligt het vertrouwen: die koelkast wordt wel weer een keer gevuld. Mijn vaderhart klopte warm.

vrijdag 27 november 2020

Dag 99

Ik werk onder de douche. Normaal een plek voor klinische hygiëne, maar hoe harder het water het vuil van mijn lichaam spoelt, hoe meer ideeën mijn hoofd binnenrollen. Aan mijn bureau kan ik een uur met weinig resultaat mijn hoofd pijnigen over de juiste lesopbouw of geschikte werkvormen; onder het wassende water in die vierkante meter van de badkamer ploppen in mijn hoofd de eieren van Columbus met regelmaat omhoog. Ik overweeg dan ook om mijn lichamelijke verzorging te declareren bij mijn werkgever. Bij het maken van deze stukjes werkt het precies hetzelfde. Achter de laptop is het soms worstelen om de zinnen in kadans te krijgen, onder de douche is de kans aanwezig dat een compleet verhaaltje eruit stroomt. Voordeel van een dagelijkse coronacolumn: in mijn huidplooien is geen mossel meer te vinden. Natuurlijk heeft dit ook nadelen. Vanwege onze verantwoordelijkheid voor het milieu én de waterrekening draai ik streng bij de jongens de kraan dicht als ze langer dan vijf minuten onder de douche staan. Regelmatig staan ze met de handen op de heupen bij mijn uit-de-hand-lopende-wasbeurt: “Hoef jíj́ niet zuinig te zijn, dan?” “Nog even! Ik heb bijna de slotzin!” Een ander nadeel is de afhankelijkheid. Ergens in je hoofd nestelt zich het idee dat je niet meer zonder kan. Zoals jongeren niet meer zonder pillen naar een houseparty afreizen, zo is de douche mijn xtc. Thuis moeten ze er nog aan wennen. “Waarom ging jij vanmorgen om half vijf douchen, pap?” “Ik had een deadline te halen, jongen.”

donderdag 26 november 2020

Dag 98

Zonder aanwijsbare reden breekt bij Jongste het zweet uit aan tafel. Voor verkoeling ritst hij zijn onesie open. Met ontbloot bovenlijf prikte hij verder in zijn spruiten. “Heb je een opvlieger?” vraagt Oudste, met een knipoog naar de oprispingen van zijn moeder. In toenemende mate is Oudste geboeid door biologie. De transformatie van zijn moeder naar een nieuwe levensfase wekt bij hem allerlei vragen. “Vind je het vervelend?” “Kun je nu nog kinderen krijgen?” “Zou je vaker dan twee keer zwanger willen zijn?” Zijn moeder beantwoordt rustig al zijn vragen. Ook vertelt ze dat ze vaker zwanger is geweest, maar dat het tussen hem en Jongste twee keer mis is gegaan. Beide zwangerschappen braken in een pril stadium af en we hebben het eerder met ze besproken, maar het lijkt nu pas door te dringen. Boven de spruiten hangt opeens een gewijde stilte. “Goh, wat zielig voor jou,” zegt Jongste. Het verwerkingsproces is door mijn vriendin al lang afgesloten, voor de jongens lijkt het nu te beginnen, want opnieuw overspoelen ze hun moeder met vragen over de hoed en de rand. Het onderwerp lijkt afgerond na het toetje, maar Oudste komt er later op de avond op terug. “Hadden jullie een naam voor dat broertje of zusje?” “Natuurlijk,” zeg ik. “Welke dan?”, vraagt ie nieuwsgierig. “Middelste.”

woensdag 25 november 2020

Dag 97

Soms is nieuws echt nieuws. Niet de dagelijkse stijging of daling van de besmettingsaantallen of de ondergang van een narcistisch politiek leider van een dubieuze partij. Dat geeft net zo veel beroering als vallende herfstbladeren in november. Een bericht is pas écht een bericht als de mededeling het leven stilzet, zoals Tita Tovenaar dat vroeger kon en je minuten nodig hebt om daarna jezelf weer te herpakken. “Maradona is overleden”, hoor ik mijn vriendin in de huiskamer zeggen. In de keuken bevries ik. Oudste kijkt op van zijn iPad: “Oh. Hoe? Hartaanval? Tjonge,” en pakt zijn internetbestaan weer op. In de hoop op meer reactie stuurt zijn moeder een appje naar de gamekamer boven. “Maradona is dood. Hartaanval. Was pas 60 jaar. Beetje te ruig geleefd, denk ik.” “Ja, weet ik,” reageert Jongste binnen tien seconden, met direct erachteraan een aanvulling: “Moet je maar geen drugs nemen.” Waarschijnlijk concentreren zijn duimen zich nu weer op een perfecte aanval met zijn FIFA-team. Ze hebben geen idee, de jongens. Dat kan ook niet. Op Youtube kun je filmpjes terugkijken van ‘De hand van God’ en zijn Live-is-life-warming-up wat je wil; het heeft niet dezelfde impact als in de zomer van 1986 aan de beeldbuis gekluisterd zitten, omdat je de magie aanschouwt van een kleine speler die in zijn eentje Argentinië wereldkampioen maakt. Een daad, zo geniaal, dat hem de rest van zijn leven zal achtervolgen. “Wist je dat Maradona overleden is?”, mijn vriendin meldt zich in de keuken. Ik hoor mezelf iets stamelen over Napels. Ik heb duidelijk meer tijd nodig om me te herpakken.

dinsdag 24 november 2020

Dag 96

Iemand kwakte zijn rugzak in de hoek. Aha, Jongste was thuis. “Ik heb een tien voor Frans!” riep ie opgetogen. Normaal is Jongste niet zo happig om zijn dag op school te delen. Dus ik ging er eens goed voor zitten om alle ins en outs van deze victorie op tafel te krijgen. Maar de tien voor Frans bleek gebouwd op dubieuze grond. “We gaan nu sushi eten! Dat heeft mama beloofd bij een tien!” Mijn blik wendde zich naar zijn moeder, die tot mijn verbazing bevestigend knikte. Een dineetje voor een goed gemaakte toets? Dit was het moment voor kamervragen over de do’s and dont’s rondom huiswerkstimulans. Ik stond op het punt om een motie van wantrouwen in te dienen, toen mijn maag zich ermee bemoeide: ik had eigenlijk ook wel zin in sushi. Het pedagogische gesprek volgde bij het afhaalloket van het Japanse restaurant. “Je begrijpt dat dit onzin is, toch?” “Wat, pap?” “Sushi voor een tien.” “Nee, dat klopt niet.” “Wat is je volgende proefwerk, jongen?” “Aardrijkskunde. Vrijdag, het derde uur.” “Ken je het al goed?” “Best wel.” “Mooi. Heb je al met mama gesproken?” “Nee, hoezo, pap?” “Ik zou deze keer voor Chinees gaan.” “Chinees? Mmm. Okay.” Vrijdag eten we nummer 32. Met rijst.

maandag 23 november 2020

Dag 95

Een hele verjaardagstaart met vier personen opeten, dat gaat te ver. Daarom namen Oudste en ik de resten mee naar het verzorgingstehuis van opa en oma. We meldden ons bij de deur van de gezamenlijke ruimte waar alle oudjes zaten. “Aan tafel!” riep opa, toen hij de gebaksdoos zag. Oudste en ik namen mijn ouders mee naar de fauteuils in hun eigen kamer. “Wie is er jarig?”, vroeg oma verheugd, met het gebaksbordje in haar hand. “Ik!”, antwoordde Oudste. Oma schoof het broze lichaam naar het randje van haar stoel, stond voorzichtig op en drukte haar kleinzoon aan haar boezem. Daarna de lange terugreis naar haar zetel. Hij was niet uitgenodigd, maar meneer Alzheimer drukte nadrukkelijk zijn stempel op de receptie. “Feest? Wie is er jarig?”, vroeg oma namelijk na haar derde hap. Opnieuw ging het bordje op het tafeltje en schoof ze haar billen naar voren. “Heppie bursdee toe joe!” We lieten de boel maar de boel. Bij elke nieuwe lus zette Oma opnieuw ‘Lang zal ze leven in’. De hilariteit lokte een verpleegster naar kamer 13. “Zo! Taart? Is het hier feest?” “Feest? Wie is er jarig dan?” vroeg oma en daar schoof ze weer naar het puntje van haar stoel. Een klein uur later brachten we opa en oma terug naar de gezamenlijke ruimte, waar de borden voor de lunch al klaar stonden. “Aan tafel!”, riep opa. “Was de taart lekker?”, vroeg de verzorgster die oma opving. “Taart? Welke taart?” Voor de zevende keer in een uur negeerde oma alle coronaregels en sloot ze Oudste klemvast in haar armen. “Gefeliciteerd, munne jongen!” Oudste liet de knuffels gretig toe: in haar eentje maakte oma alle gemiste felicitaties meer dan goed.

zondag 22 november 2020

Dag 94

Gisteren bleven de jongens tijdens het zappen langs ontelbare achterkamertjes van het omroepbestel hangen bij de belevenissen van The incredible dr. Pol. Dokter Pol is een dierenarts in Michigan die een filmcamera over zijn schouder mee laat kijken. Oudste en Jongste keken met grote ogen hoe de arts tot aan zijn schouder in een drachtige koe verdween. Tegelijkertijd kwam er een bericht binnen op de familie-appgroep: mijn zus meldde de geboorte van hun nieuwste gezinslid: een labradoodle-pup. Met foto van moeder en kind erbij. Ze maakten het goed. Dan weet je, nog een paar tellen wachten, dan komt de vraag. “Wanneer kopen wij een hond, pap?” Tja, een hond in huis, dat werkt sfeerverhogend, maar de bijsluiter vermeldt niets over 3x uitlaten per dag en hondenharen op het meubilair. Om over het verplichte inentingsboekje nog maar te zwijgen. Op televisie was dokter Pol inmiddels bezig met vaccineren. Op een manege kregen alle paarden een spuit in de bil om de uitbraak van een virus te voorkomen. De paarden ondergingen de prik gelaten: in de manege heerste een vaccinatiebereidheid waar minister-president Rutte alleen maar van kan dromen. Dokter Jan-Harm Pol, in 1942 geboren op een melkveebedrijf in Drenthe, ging in een rap tempo de hengsten af. Het laatste paard, een bruine ruin, keek hij voor de zekerheid in de bek. Als dokter Pol, nuchter en realistisch, van de groeiende inentingsweerstand in zijn geboorteland tegen het aankomende coronavaccin zou horen; zou dan dat oud-Hollandse spreekwoord in zijn geheugen naar boven borrelen?

zaterdag 21 november 2020

Dag 93

Vandaag is Oudste jarig. “Welke taart wil je eigenlijk?” vroeg ik zaterdag. “Mmm, abrikozen met slagroom of de monchoutaart van mama,” zei ie. Tja, zo’n verjaardag in afzondering. Met zijn vieren zijn we al maandenlang aan elkaar overgeleverd. Steeds op elkaars lip tussen dezelfde vier muren. Genoeg boobytraps aanwezig om de zaak te laten exploderen, maar voorlopig toont het gezinsleven zich als een rimpelloze vijver. In die vijver smeet Jongste deze week een steen. “Mogen J. en J. hier komen? We willen gaan gamen.” Bezoek? Hier? In deze hermetisch afgesloten bunker die veiligheid biedt tegen de boze buitenwereld? Visite op deze schuilplek waar we een ingespeeld team zijn? Elk lid draait volautomatisch zijn rol, als arbeiders in een oude DDR-fabriek. Die zorgvuldig opgebouwde balans zou toch zo maar verstoord kunnen worden door infiltranten, ook al zijn het voetbalvrienden van Jongste? “Stel je niet aan,” hoonde mijn vriendin. “Twee bezoekers? Dat mag.” Dus werd er die avond enthousiast gegamed. Met veel goals, want licht brekende jongensstemmen waaiden stoer vanaf de bovenverdieping. Ik kneep hem als een oude dief. Stiekem loerde ik door een spleet in de luxaflex. De coronapolitie kon elk moment met gillende sirenes arriveren om dit illegale feest op te breken. Voor mijn gemoedsrust houden we het verjaardagsfeest dus klein. Zijn moeder haalde een taartbodem, bakjes mascarpone en een blik kersenvulling. Straks gaan de feesthoedjes op en zitten we met zijn vieren rond de monchoutaart op tafel. Jongste mag het rolfluitje. Dat gaat vast een knalfuif worden.

vrijdag 20 november 2020

Dag 92

Met Oudste hing ik onderuit op de bank. Jongste kwam rennend de trap af. “Ik heb Cristiano Ronaldo gepèkt!” Elke generatie neemt zijn eigen taalveranderingen mee. Vaak kan ik de nieuwe woorden en zinsconstructies wel volgen, maar hier zette hij me voor raadsels. Pèkken? Werkelijk geen idee. Het bleek om ‘packen’ te gaan, een extra invalshoek van zijn computergame FIFA ’21: als beloning kan elke deelnemer online een ‘pakketje’ met nieuwe spelers verdienen. Soms zitten daar spelers tussen die jouw basiselftal behoorlijk versterken, zoals Cristiano Ronaldo. “Nou, vette shit man!”, zei ik zo jeugdig mogelijk, maar de jongens wisselden een blik van verstandhouding en kwakten me in de hoek: “Vette shit? Dat zegt niemand!” Je moet het ook niet willen. Jongeren gedijen het beste in hun eigen sociale nis, waar zij zelf de codes mogen bepalen. Om inmenging van andere leeftijdsgroepen te voorkomen, wisselen ze net zo snel van taalkreten, kledingmode en social-media-accounts als Cristiano Ronaldo van kapsel. Toch probeerde ik het later die avond nog een keer toen ik over de schouder van Oudste meekeek naar zijn huiswerkopdrachten in zijn wiskundeboek. “Dat zijn lastige formules, asjemenou!” Als een stuk rood vlees gooide ik de strijdkreet van Loeki de Leeuw in het strijdtoneel. Maar Oudste keek niet eens op van zijn sommen. Wel bood hij me zijn vuist aan. “Tik ‘m aan, boomer!”

donderdag 19 november 2020

Dag 91

Mondkapjes bedekken de helft van het gezicht, elkaar herkennen wordt dan lastig. Dat is ongemakkelijk. Sta je bij de groenteafdeling aan een aubergine te voelen, zie je ineens een krullenbol met geruite mondbedekking bij de aardappelen. Hé, is dat niet Sjannie van Henk? Maar voordat je eruit bent, staat ze al bij de sla. Het is als foute grappen op een verjaardagsfeest: van gêne weet je even niet waar je moet kijken. Niets nieuws overigens; ook het oude normaal kende zijn ‘moments of shame’. Welke collega’s kus je wel of niet op de nieuwjaarsreceptie, in de bioscoop per ongeluk een wind laten als je van bil wisselt of in je nakie voor het badkamerraam staan met de luxaflex open (“Hé, dag buurman!”): het schaamrood is een regelmatige gast op mijn kaken. De twijfel slaat opnieuw toe als Sjannie van Henk in de broodsectie kiest tussen een halfje wit of toch volkoren. Heeft Sjannie een bril? Nee, dan is het Gerrie! Van twee straten verderop! Met die hond! Van de zomer nog uitgebreid gesproken over de vakantie in Zeeuws-Vlaanderen. Maar net op het moment dat je met je hand wil zwaaien, glipt Gerrie de volgende gang in. Om dit gedoe te voorkomen is het misschien beter om in de supermarkt je ogen alleen op het eigen winkelwagentje te richten. Misschien is het ook beter om mijn bril te vervangen door contactlenzen, want bij de kassa beslaan mijn glazen als ik de aubergine, de paprika’s en spaghetti op de band leg. Door flarden mist zie ik dat Gerrie achter me staat in de wachtrij. Of toch Sjannie? “Heb je nog last van likdoorns?”, vraagt ze. Blijkt het Bea van het Kruidvat te zijn.

woensdag 18 november 2020

Dag 90

De feesten in december worden dit jaar dus anders gevierd. Met zijn vieren luisteren naar het Sinterklaasgedicht waarin ik in gekruist rijm om mijn oren wordt geslagen met alle strapatsen van het afgelopen jaar en waarschijnlijk met hetzelfde clubje rond de gourmettafel op kerstavond: dat wordt wennen. En dan gaat met Oud en Nieuw ook nog een streep door het vuurwerk. De zevenduizendklapper en ‘de gillende keukenmeid’: voor hele volksstammen dé uitlaatklep van het hele jaar. Het gebrom klinkt vanuit vele voordeuren. Maar ja, een jaarwisseling zónder afgerukte ledematen, zonder opgeblazen speeltuintoestellen en geen huisdieren die tot februari als een opgejaagde tbs’er uit de ogen kijken: het heeft ook voordelen. Sowieso schuif ik op naar de man die ik in vroegere tijden ‘een ouwe sok’ noemde. In het pretpark bedank ik voor het vuurwerk van de achtbaan, op het kermisplein negeer ik de attracties die me ondersteboven en in vliegende vaart op grote hoogte een beeld tonen van de rest van het dorp. Ooit was ik ‘young and restless’, maar ergens onderweg is de neiging om vooraan te staan bij een spetterend concert van Pearl Jam en elk festival bij te wonen, veranderd in een verlangen naar rust. Elke morgen word ik vroeg wakker. Dan luister ik naar de regelmatige ademhaling van de vrouw naast me. Over een kwartiertje stommelt Oudste van zijn zolderkamer naar de douche. Over een half uur kruipt Jongste tussen ons in om zich te laten overhoren voor zijn toets over de Gouden Eeuw. Het zijn juist dié ogenblikken, als de stilte op het punt staat verjaagd te worden door de hectiek van de dag: het is al het vuurwerk dat ik nodig heb.

dinsdag 17 november 2020

Dag 89

De spanning in huis was dagen te snijden. Zeg maar gerust dat er een Koude Oorlog door de verdiepingen knetterde. Jongste draaide zich om als zijn broer in de kamer kwam en Oudste negeerde hem op zijn beurt als Jan Boskamp de Schijf van Vijf. Mijn vriendin pendelde als een bemiddelaar tussen oost en west. De vijandelijkheden waren aan tafel het ergst. “Wil je me de hagelslag even doorgeven?”, vroeg Oudste. “Pak zelf maar. Je gaat eraan!”, sneerde Jongste. De oorzaak was opnieuw meneer Corona. Nadat ie eerst de samenleving ontwrichte, probeerde hij nu een voet tussen de deur van Huisje Weltevree te krijgen. Eerst ging de voetbalcompetitie eraan, nu draaide hij de eindjes van het lot aan elkaar door een vervangend voetbalwedstrijdje bínnen de vereniging te plannen tussen JO17-2 en JO15-1: Oudste moest tegen Jongste. Met de voetbaltassen al op hun rug stonden de heren zaterdagmiddag neus aan neus in de huiskamer. Uiteindelijk trok ík de staredown maar uit elkaar om te voorkomen dat ze te laat op het sportpark verschenen. Mijn vriendin bleef alleen thuis achter, als de verontruste moeder die bij de telefoon wacht op berichten vanaf het oorlogsfront. Uiteindelijk kwam het bevrijdende appje: “Oudste wint met 3-0. Verder geen slachtoffers.” Tekenend beeld die avond in de badkamer. De jongens poetsten hun tanden met de armen over elkaars schouders, als twee maten op het schoolplein. “Die 2-0 was wel mooi. Hij vloog er mooi in,” zei Jongste. “Die sliding van jou lukte goed!” antwoordde Oudste. Hier binnen is alles weer normaal. Nu de buitenwereld nog.

maandag 16 november 2020

Dag 88

“Kijk! Een leuke trui. Deze week maar 89,- euro!” Mijn vriendin schoof een folder van een damesmodeketen over de keukentafel naar me toe. Iets met knopen en veel azuurblauw. “Mmm,” mompelde ik, duidelijk sfeerverlagend. Diep in mij huist Scrooge: negentig euro voor een truitje, dat doe je niet. Omdat ongelukken nooit alleen komen, legde Jongste het stapeltje met post op tafel. Bovenop een witte envelop met een paarse band: ‘Centraal Justitieel Incassobureau’. Met licht trillende vingers opende ik de brief, een reflex die ik overhield toen ik enkele jaren geleden een vriend naar Schiphol bracht, net nadat de trajectcontrole tussen Utrecht en Amsterdam was aangelegd. Op één horrordag vielen vijf ‘Incassobureaubrieven vanwege flitsmomenten’ op de deurmat; de vriendendienst kostte me 435,-. Gehaast las ik de feiten van de nieuwste aanklacht: dinsdag 3 november, 08.50 uur, Waalre, 11 km/u te hard, boete 107,- euro. Meteen scande ik mijn antecedenten. Dinsdagochtend? Waalre? Dan werk ik op school. Deze jongen ging vrijuit. “Daar had je een leuke blouse voor kunnen kopen,” zei ik. Diep in mij heeft Scrooge een oude cynische buurman. De affaire kreeg de volgende ochtend een verrassende wending. In de krant las ik over de aanleg van een coronateststraat in Eersel. Mijn blik viel op de opengescheurde envelop van het Justitieel Incassobureau dat onafgewerkt op de keukentafel lag. Het artikel en de brief legden in mijn hoofd vervolgens zodanig snel verbindingen dat het bloed in mijn gezicht volledig wegtrok. Mijn laatste coronatest? Dinsdag 3 november in Valkenswaard. Mijn route? Via Waalre. “Staat je echt goed, die trui,” zei ik twee dagen later krampachtig lachend tegen mijn vriendin. Diep in mij huist er in de straat van Scrooge en die cynicus namelijk ook een boer met kiespijn.

zondag 15 november 2020

Dag 87

Frank de Boer met een mondkapje op, dan houd je alleen wenkbrauwen over. In die zakken boven de ogen van de bondscoach lijkt de corona-ergernis van het gehele land te hangen. Dat maakt Frank de Boer de perfecte man voor het Nederlands elftal. Met teleurstelling zeggen dat in de tweede helft de afvallende bal te weinig werd gewonnen, daar hoort het gepijnigde gezicht van De Boer bij. Geen kwaad woord over Ronald Koeman, maar met het gezicht van de vorige bondscoach communiceer je toch anders. Als Koeman begon over ‘plaatsing in pot 2’ denk je toch eerder aan het kweken van kamerplanten bij Tuincentrum Koksma, dan aan een makkelijke loting voor het EK. Nee, de gelaatsuitdrukking van Frank de Boer schept mogelijkheden. Het leiden van Oranje omvat geen volledige werkweek. Die gaten kan hij opvullen met maatschappelijk werk. Frank de Boer als parkeerwacht, ik heb daar behoefte aan. Je auto op de stoep van de bakker zetten, en dan opgewacht worden door die nasale stem: “Wat zijn we hier aan het doen?” Maar het allerliefste zie ik Frank de Boer als assistent van Mark Rutte aanschuiven bij de persconferenties. Als Hugo de Jonge beweert dat we alleen sámen corona onder controle krijgen, zit je in je achterhoofd toch met die felgekleurde schoenen. Een volwassen man met twee suikerspinnen in Delftsblauw aan zijn voeten, zo’n minister geloof je niet. Het op de juiste manier aankondigen van nieuwe maatregelen, dat luistert nauw. Ik wil meer gewicht achter zo’n spreekstoeltje: “Illegale feesten zijn een aanval op de volksgezondheid,” uitgesproken met die monotone stem van De Boer: het is onze laatste kans om die waanzin alsnog te stoppen.

zaterdag 14 november 2020

Dag 86

Ik houd van de vrijdagavond. De werkweek laat je met voldoening als een zware zak van je rug glijden, het weekend spreidt zich voor je uit met onbegrensde mogelijkheden. Een ideaal moment voor een groots en meeslepend diner in een restaurant, de bioscoop of een cabaretvoorstelling in het theater. Corona denkt daar anders over. Gelukkig was er voor Oudste en Jongste iets georganiseerd deze vrijdag. Met de oudere jeugd uit de buurt mochten ze naar Snowcenter Montana, een skihelling met kunstmatige sneeuw in een overdekte hal. Ik zou de jongens wegbrengen, mijn vriendin besloot voor de gezelligheid mee te gaan. Met zijn vieren reden we in het pikkedonker langs dorpen en wegen. In de verte lag af en toe een boerderij feeëriek verlicht. Toen we bij het skipark aankwamen, krioelden tientallen jongeren rond de auto’s in skihelmen en winterjassen. Het voelde alsof we op een parkeerplaats bij een skilift in een Oostenrijks Alpendorp stonden. Voor de terugreis kozen we het avontuur van een andere weg. Halverwege was de route ineens helverlicht en deels afgezet vanwege wegwerkzaamheden. De verkeersregelaar die ons tegenhield in zijn felgele pak met reflecterende strepen had plezier in zijn werk: hij bewoog ritmisch zijn heupen en zwaaide met zijn lichtstaaf toen we hem mochten passeren. Toen ik de auto thuis stilzette in de garage, keken we elkaar in de ogen. We voelden het beiden tintelen. Het was lang geleden dat we een avondje uit hadden beleefd.

vrijdag 13 november 2020

Dag 85

Het uitgebouwde fietsschuurtje in de achtertuin is bijna klaar. Aan de zijkant komt een afdakje voor de afvalkliko’s. Omdat deze drie vierkante meter in het hard worden gelegd, hadden we een kuub ‘rooie grond’ nodig. Dat is een klusje voor mij: de aanhanger aankoppelen, de auto nauwkeurig precies en achteruit stoten bij het bouwbedrijf, de bak met spade volscheppen en dan met een blikje ijskoude Coca-Cola het zweet van het voorhoofd en mijn sixpack rollen: de Hornbach zou een perfect reclamefilmpje kunnen maken van mijn woeste mannelijkheid. Het rode zand had ik in een uur met de kruiwagen naast het fietsschuurtje gestort. Tijd om de stratenmaker uit het dorp te bellen, leek me. “Nou, ik wil het eigenlijk zelf wel proberen,” zei mijn vriendin. Die had ik eigenlijk wel kunnen zien aankomen. Een lastig klusje gaat ze niet uit de weg. Ook niet als er zwaar vakmanschap bij komt kijken. Met instructiefimpjes op Youtube en veel geduld installeerde ze al een autoradio en hing ze een propellerventilator aan het slaapkamerplafond. Vaak regelt mijn vriendin de klusjes in huis. Vanuit het oogpunt van vrouwenemancipatie vormen we een hypermodern gezin, je zou ook kunnen zeggen dat mijn geduld en technisch inzicht opvallend ondermaats zijn. Hoe dan ook, gisteren ging mijn vriendin aan de slag naast het fietsschuurtje. Dat mooie lijfje bewapend met van die knielappen, een waterpas in de ene hand, een rechte lat in de andere, en de iPad in geval van nood op een omgekeerde emmer. Als assistent mocht ik het project van dichtbij volgen. Met de door mij aangereikte steentjes kreeg het terras rijtje voor rijtje vorm. Niet dat het haar geen inspanning kostte. Zweet verzamelde zich op haar onderrug. Een druppel rolde tergend langzaam in haar stratenmakersdecolleté. Ik dacht meteen aan de Hornbach: die zouden er een waanzinnige commercial van hebben gemaakt.

donderdag 12 november 2020

Dag 84

Omdat veel andere mogelijkheden afgesneden zijn, bestaat het leven van Oudste en Jongste tegenwoordig uit beeldscherm. Als hun moeder of ik hun playstation uitzetten, schakelen ze over op het checken van Instagram op hun gsm. Gaat de telefoon vanwege overbelasting op de kast, worden Youtubefilmpjes ingestart op de iPad. Dit Gijs Gans-gedrag werd door Oudste onderbroken door een opmerkelijke mededeling: “Ik weet wat ik ga studeren: geneeskunde in Leiden!” Oudste in een witte jas met een spatel in de keel van een grieperig omaatje en haar vraagt om luid ‘áááh’ te zeggen: ik moest er even aan wennen. “Waarom in Leiden?”, vroeg zijn moeder. “Daar hebben we deze zomer lekker gegeten in dat sushirestaurant.” De toekomst van onze kinderen wordt door de meest wonderlijke details bepaald. Bij de aanmelding voor de online-informatieavond voor geneeskunde zat een vragenlijst met steeds twee uitersten, die de toekomstige student in kaart moest brengen. ‘Creatief of volgen?’, ‘Sporten of lezen?’, ‘Sociaal of handig?’ Dat was een makkelijke: de taak om een IKEA-boekenkast in elkaar te zetten, eindigt bij hem in een modern bijzettafeltje. ‘Regisseur of acteur?’ Dat was andere koek. Zowel Oudste, zijn moeder als ik kwamen hier niet uit, maar de kwestie werd later die dag opgelost bij de schuifdeuren van het verzorgingstehuis voor een visite aan opa en oma. “Mondkapje op,” verordonneerde ik. Oudste reageerde geschrokken met de hand voor de mond, als tante Jo die zich ineens realiseert dat haar rode blouse in de trommel met witte was zit. Net op het moment dat ik teleurgesteld mijn Preek-Over-Verantwoordelijkheid-En-Discipline wilde starten, haalde hij triomfantelijk zijn monddoekje uit zijn jaszak. Acteur. Duidelijk.

woensdag 11 november 2020

Dag 83

Elke zaterdagochtend verdwijnt mijn vriendin naar ‘Roger’, de plaatselijke fruitboer. Roger verzamelt dan voor ons iedere keer voor twintig euro aan fruit. Bij thuiskomst trekken de jongens en ik de volle boodschappentas uit haar handen om het als een kindersurprise-ei te inspecteren. “Aha, deze week een galiameloen!” De jongens kunnen het wel waarderen, zo’n grote schaal op het aanrecht, vol met vitamine C. Vooral Oudste strekt zijn arm er vaak naar uit. Dat we zijn afgekloven appelkroosten tijdens het stofzuigen terugvinden onder de bank, in zijn slaapkamer en de stoel in de gamekamer; we nemen het voor lief. Vers fruit, het is ook goud. In mijn kindertijd werd in de achtertuin van het ouderlijk huis een jonge kersenboom geplant. Zo’n boom groeit hard. Iedere zomer haalden wij, de familie en de rest van de straat emmers vol met kersen uit de boom en nóg lag het gazon bezaaid met overrijpe en half aangevreten kersen. Maar na een week kersenjam geloof je het wel. Met gratis vers fruit in je achtertuin is het uiteindelijk hetzelfde als met een neushaartrimmer en artrose-zalf: je gaat het op latere leeftijd pas echt waarderen. Deze week gaf Roger als extraatje aan mijn vriendin een zak stoofperen mee. Op woensdagavond schoven we aan tafel na een drukke werkdag. Daar stonden ze, dampend op tafel, de stoofpeertjes. Naast een jachtschotel met urenlang gegaarde sukadelappen en een ovenschaal met sperziebonen, opgerold in spek. “Het lijkt wel een kerstdiner,” zei Jongste verrast. We staken kaarsjes aan en bij het toetje zongen we ‘Stille nacht’. Alle decembervieringen staan nog op losse schroeven; het kerstdiner pakken ze ons niet meer af.

dinsdag 10 november 2020

Dag 82

In Nederland bestaat het online-voetbalspelletje Scorito, een managementspel rondom de Eredivisie. Aan het begin van het seizoen krijg je een virtuele zak met geld om 18 spelers te kopen. Elk weekend maak je een opstelling, waarmee je punten kunt scoren. Onschuldig mannenvermaak. Inmiddels zit ik in vier Scorito-groepen: met mijn beste vrienden, met familie, met een groep vaders en zonen van de voetbalclub en met een aantal collega’s van school. En elke Scorito-groep heeft een eigen app-community. Als in het weekend ergens te velde wordt gescoord, een penalty wordt gemist of een aanvoerder de rode kaart krijgt, rinkelt mijn telefoon als de kassa van een drukbezochte kroeg in coronavrije tijden. Deze weken is het goud. Regelmatig tuur ik schokschaterend naar binnenkomende appjes als we met zijn vieren rond de kachel zitten. Ze zijn er aan gewend, thuis. “Wat is er met papa aan de hand?” “Krijgt waarschijnlijk weer een Scorito-berichtje binnen.” Het valt ook niet uit te leggen, de humor in deze communicatiegroepjes. De één stuurt onbedoeld een voorzetje, dat door anderen snoeihard met een kwinkslag of filmpje wordt binnengekopt. Het komt dicht in de buurt van kleedkamerhumor. Zet 15 mannen met een voetbaltas bij elkaar in een omkleedhok; daar kan geen cabaretvoorstelling tegen op. In de app-groep van school zitten twee vrouwelijke collega’s. Als de mannen los gaan met een drie kwartier durende app-journaal over de talenknobbel van Donny, de shirtsponsor van FC Emmen en mogelijke erectieproblemen bij de Chinese president, reageren de dames van wiskunde en biologie consequent: met absolute radiostilte. Dit alles leidt tot twee conclusies. Mannen helpen elkaar append door de coronawinter en vrouwen komen van Venus.

maandag 9 november 2020

Dag 81

In het kamertje van mijn ouders heeft het verzorgingstehuis tegen een kleine vergoeding een nieuwe televisie geïnstalleerd. Niet dat ze veel programma’s zullen volgen. Alzheimer is een lange gang met veel deuren die één voor één gesloten worden. Televisie kijken is de volgende. Hun oude toestel staat nu in onze slaapkamer, zodat mijn vriendin en ik vanaf een groter scherm het sportjournaal of Jinek volgen. Daarna oogjes dicht en snaveltjes toe. We missen echter de afstandsbediening. Elke avond word ik ruw uit mijn REM-slaap gerukt om de tv alsnog handmatig uit te schakelen. Daarna in het pikkedonker de speurtocht terug naar mijn zijde van het bed. Op dit moment tel ik twee gekneusde tenen en een bult boven mijn oog. Tja, die afstandsbediening. Die kan overal liggen bij mijn ouders. Gehoorapparaten, trouwringen en de liesbreukbandage van mijn vader; in het kamertje van mijn ouders verdwijnen ze als zeilschepen in de Bermuda-driehoek. Nergens te vinden. Bij het volgende bezoek zit de Schoonenberg-technologie weer vlekkeloos achter het oor, ring aan de vinger. Niemand weet hoe. Maar ook Alzheimer levert stap voor stap zijn logica: oorbellen in de broekzak en vermiste gebitsprotheses die telkens opduiken in de chipszak, bijvoorbeeld. Mijn nachtrust is inmiddels ouderwets comfortabel. De afstandsbediening van het oude televisietoestel verscheen als een duveltje uit het Rummikub-doosje. Stom dat ik daar niet als eerste zocht.

zondag 8 november 2020

Dag 80

Natuurlijk gaan er, ondanks de vele beperkingen, ook veel dingen gewoon dóór alsof er niets aan de hand is. De gas- water- en lichtrekening moet gewoon worden betaald, de vallende herfstbladeren moeten ouderwets naar de bladbak en óók de stem van Jongste breekt; zijn timbre lijkt nog het meest op een moeizaam startende Datsun in de ochtendkou. Ook Hakim Ziyech laat zich niet ringeloren door een virusje meer of minder. Aan de andere kant van de Noordzee gaat hij bij Chelsea onverstoorbaar verder met het geven van verrukkelijke passes. De traptechniek van Ziyech geeft antwoord op vragen die bij de tegenstander nog niet zijn opgekomen. Zo’n linkerbeen van Ziyech; het herinnert je aan de eerste keer dat je je meisje zag. Zijn scherp aangesneden voorzet richting de tweede paal: een ode aan het leven in drie seconden. Of het nu de ingeving in een flits van Ziyech is of de marathonconcerten van Bruce Springsteen, ze bezitten beide dezelfde liefde voor het bestaan. De momenten van Hakim Ziyech krijgen nog meer kleur door spontaan opspringende supportersvakken achter het doel in Stamford Bridge, maar zijn frivoliteiten spelen zich af voor lege stoeltjes en haastig ingestart stadiongeluid. De voetbalkunst bij Chelsea schaart zich daarmee naadloos bij afhaalmaaltijden aan het loket van een sterrenrestaurant en inderhaast in elkaar gezette online-pubquizzen. Het jaar 2020 in een notendop: in isolatie scharrel je de pleziertjes bij elkaar. De serie ‘Stranger things’ op Netflix, een chanson van Jacques Brel, een menu met nieuwe Aziatische kruiden, desnoods het borduren van een blauwe reiger tussen het riet; er zijn veel manieren om in coronatijden tóch het bloed warm door de aderen te laten stromen. Het linkerbeen van Ziyech is voor mij al genoeg.

zaterdag 7 november 2020

Dag 79

De Verenigde Staten zijn een schoolplein geworden waar alle kleuters elkaar aan de haren trekken, achterna zitten en elkaar uitschelden. “Jij bent stom.” “Jij bent zelf stom! Ik haat je!” In het schoolgebouw slaat de bovenmeester met de subtiliteit van een sloopkogel de bouwhoek en het telraam uit de klaslokalen. Elk land krijgt de kleuterleider die het verdient. Nu november Nederland in het donker zet, krijgen ook wij de kleuterleidster die we verdienen. Die van ons heeft een gezellige bos krullen en hondstrouwe ogen: Dieuwertje Blok. Met haar zachte, geruststellende stem gaat ze elke dag aankondigen in welke nesten Pietje Precies zich nu weer heeft gewerkt. Ach ja, het Sintfeest. Met veel weemoed denk ik terug aan mijn kindertijd. Mijn zus en ik werden aan het eind van elk jaar verwend met een grote zak cadeautjes. Bij elk pakje een gedicht van twee kantjes: de Goedheiligman gaf ons, volledig op rijm, met een dikke knipoog commentaar op ons gedrag van het verstreken jaar. Dat het handschrift van de Sintgedichten uiterst nauwkeurig overeen kwam met de boodschappenlijstjes van onze moeder, daar wilden we niet aan. “Wat gaan we dit jaar doen met het Sintfeest?” vroeg ik van de week aan tafel. “Nou, gewoon, niks,” antwoordde mijn vriendin, lamgeslagen door het coronacordon. Het Grote Boek van Sinterklaas, regelmatig vermist, is dit jaar dan ook wel heel erg kwijt. Het lijkt erop dat de coronapiet het in beton heeft gegoten, ergens op de bodem van een oceaan. De situatie lijkt uitzichtloos. Maar het Sinterklaasjournaal gaat weer starten en het idee zit sinds onze kinderjaren rotsvast in onze hoofden gesoldeerd: met Dieuwertje erbij komt in december alles goed.

vrijdag 6 november 2020

Dag 78

In de periode tussen de twee coronacrises in, zeg maar het Intercoronum, schaften we na een tip van de buren een airfryer aan. De Philips XL. Mijn vriendin en de jongens gooien er van alles in: friet, rösti’s, schnitzels, vis, brooddeeg, lekkerbekjes, aardappelschijfjes. De eerste keer dat er een biefstuk in werd gelegd, bleef ik wantrouwend toekijken. Dat kon nooit goed gaan, mijn mals dikbillapje overgeleverd aan warme gebakken lucht. Maar het vlees kwam er mooi bloeddoorlopen uit. Medium. Met een pepersausje eroverheen nog lekker ook. Toch koos ik in latere gevallen voor de klassieke aanpak. De pan op het fornuis. Ouderwets spatten met boter. Het knetterende geluid van Croma klinkt als de eerste aanzwellende tonen van een Pearl Jam-gitaarrifje. Het starten van de motor in de straat hierachter voor een tochtje in de buitenlucht. De jongens bakken ook afbakbroodjes in de airfryer, maar daar trek ik eveneens een grens. De geur van vers afgebakken broodjes vanuit een oude heteluchtoven is onovertroffen. Het brengt de weemoed terug van oude flarden, onbezorgd stoeien met je vrienden, je familie knuffelen als ze jarig zijn. Of gewoon, omdat je van ze houdt. De jongens, helemaal vergroeid met iPad, X-Box en Insta, kijken me spottend aan als ik met mijn ovenverse broodjes met kipkerriesalade naar de woonkamer wandel. “Mag ik een hap?”, vraagt Oudste. “Wat denk je zelf?”, antwoord ik na de eerste bijt.

donderdag 5 november 2020

Dag 77

Er klonken woeste geluiden vanuit de gamekamer. Jongste liet in woord en daad merken dat zijn FIFA-elftal niet uitvoerde wat hij met zijn duimen bedacht had. De pedagoog in mij, een onberispelijk mannetje, meldde zich met een vermanend vingertje bij zijn beeldscherm. “Dat mag dus niet.” De verontwaardiging over deze schrobbering uitte Jongste pas aan tafel. “Maar jij dan, pap? Als Ajax speelt?” Wie? Ik? Wat bedoel je? Ajax? Hoezo dan? “Nou, dan ga je aardig tekeer.” Aan de andere kant van de tafel bleef het opvallend lang stil. Ze zei niets, maar de ogen van mijn vriendin vertelden haar standpunt: in deze kwestie stond ze niet aan mijn zijde. In mijn hoofd spoelde ik ontelbare filmpjes terug van Ajax-wedstrijden in onze huiskamer. Ik zag mezelf vaak juichend van de bank veren. Als de Godenzonen het op de heupen hadden, was het inderdaad genieten. “Als het niet loopt bij Ajax, word je erg ongezellig,” zei mijn vriendin. Ze klonk als een openbaar aanklager. “Ja, dan zit je boos naar het scherm te schreeuwen,” vulde Oudste als getuige aan. Mijn beklaagdenbankje voelde steeds oncomfortabeler. Jongste kwam nu ook los. “Gisterenavond hoorde ik je vanuit bed schelden op Schuurs. En je vloekte ook.” Beschaamd, met het hoofd tussen mijn schouders, verliet ik het tribunaal. Ik kreeg de hoon van alle aanwezigen. Met een vermanend vingertje wezen ze de pedagoog in mij onberispelijk na.

woensdag 4 november 2020

Dag 76

Dick Advocaat, dat zijn wij. De trainer voor zijn dug-out tijdens een wedstrijd van Feyenoord; het toont opvallend veel gelijkenissen met het gedrag van het Nederlandse volk tijdens een lockdown. Aanvankelijk de goede moed, met de haartjes strak gekamd over het hoofd en de handjes strak in de zakken van de winterjas, beginnen aan de strijd. De drukke gebaartjes als de scheidsrechter tegenwerkt, de verontwaardiging als de var een gegeven strafschop weer afpakt, de ogenschijnlijke rust met de armpjes over elkaar als zijn beste speler uit de wedstrijd wordt geschopt, terwijl je ziet dat de woede in dat lijfje kolkend een uitweg zoekt; we ondergaan precies dezelfde emoties als Rutte onze mogelijkheden snoeit. Het is ook incasseren. Door veelvuldige toepassing past het persconferentiëren onze minister-president inmiddels als een maatkostuum. De beperkende maatregelen schudt ie achteloos uit de mouw. Afgelopen dinsdag waren ze bij Jongste al doorgedrongen, toen hij van zijn voetbaltraining terugkeerde: “Er mogen nu nog maar twéé vrienden op het verjaardagsfeestje van T. komen, dat zal een knalfuif worden.” Niet alleen bij Jongste, langzaam begint bij iedereen de lava door de aderen te borrelen. Schijnbaar onbewogen, met onze armen over elkaar op de bank, laten we het over ons heen komen. We houden vol en wachten tot een onverwachts doelpunt, desnoods in blessuretijd. Met opgestoken armpjes langs het blije hoofd rennen we dan als herboren het veld in. Net als Dick Advocaat.

dinsdag 3 november 2020

Dag 75

De geschiedenis herhaalt zich. Continu. Of het nu om de bladeren aan de bomen gaat die elk najaar op dezelfde wijze verkleuren, een presidentsverkiezing in de Verenigde Staten of Guus Geluk die Donald Duck telkens het nakijken geeft: het hele leven is een déjà-vu. Hier ook. Opnieuw ‘milde klachten’. Maakte ik twee weken geleden nog kennis met de teststraat in Dordrecht, dinsdagmorgen tastte een alleraardigste juffrouw in Valkenswaard de diepste spelonken in mijn hoofd af met haar wattenstaaf. Lang verhaal kort: ik wacht weer op een uitslag. Mijn vriendin maakte korte metten met mijn lichamelijke onfortuin. Ik kon naar de slaapkamer, waar de badkamer en het boventoilet mijn actieradius voor de rest van de dag bepaalden. Daar lag ik. Om het bed heen een cirkel van werkmap, lesboeken, laptop, de krant, fruit, een leesboek én een pak met ‘Vochtige Hygiënische Doekjes In Grapefruitsmaak’. Voor mijn gesnotter en uit voorzorg, want alles wat ik als mogelijk coronaviaan aanraakte, moest meteen gedesinfecteerd worden. Volgzaam als Bonfire onder Anky, wreef ik douchekop, kraan en wc-bril grapefruitblinkend schoon. Toch duurt zo’n dinsdag lang. Op mijn laptop checkte ik steeds in een lus hetzelfde lijstje: mijn testuitslag (nee, nog niet), de eerste resultaten in de strijd Trump-Biden (nee, nog niets), lekkages uit de persconferentie van Rutte (pretparken dicht), schoolmail en welke Godenzonen Ajax zou kunnen opstellen (misschien toch Tadic). Halverwege de middag, toen ik mijn vriendin hoorde wegfietsen voor boodschappen, was ik het beu. Als een dief daalde ik in mijn eigen huis af naar de keuken. Om even iets anders te zien dan mijn snotkop in de spiegel van de kledingkast en voor een verse kop thee met een stroopwafel. Pas bij terugkomst in de slaapkamer zag ik het pakje met vochtige hygiënische doekjes. Opnieuw herhaalde de geschiedenis zich uitermate precies langs trapleuning, waterkraan en koekenkast. Maar nu met grapefruitsmaak.

maandag 2 november 2020

Dag 74

“Zijn we er toch nog ingetuind,” zei Herman Kuiphof toen de Duitsers ons op het WK van 1974 aftroefden. Tegenwoordig tuinen we met zijn allen in de ingeblikte stadiongeluiden bij voetbalwedstrijden op televisie. Het aanzwellende geluid van een heel supportersvak als Cody Gakpo gaat aanleggen voor een schot, terwijl alle stoeltjes leeg zijn: het voelt toch een beetje alsof je gefopt wordt. Waarschijnlijk kom ik daarom deze dagen zo graag bij de Jumbo. Wandelen langs de schappen met eerlijk gebakken brood en de groenteafdeling met producten vers van het land: in de supermarkt lijkt alles ‘gewoon’ in orde. Ik heb in ieder geval de illusie dat ik er niet wordt gefopt, behalve de prijs voor twee repen Cote d’Or. Belachelijk duur. Een ander houvast biedt de natuur. Zeker als de najaarszon op zaterdagmiddag de weilanden in een feeërieke gloed zet, is mijn vriendin niet te houden. Net zoals in het voorjaar wandelen we dan langs de slootkant, waar bomen rijkelijk kleuren en koeien ons loom aankijken met een blik van ‘ik kan er ook niets aan doen’. Na hoge rietkragen en een laagvliegende torenvalk werd het hoogtepunt van onze wandeling gevormd door de berm langs de terugweg naar huis. Verscholen tussen gras en tegen boomstammen vonden we prachtige paddenstoelen. Eekhoorntjesbrood, vliegenzwammen, rood met witte stippen. Op één of andere manier werden de hoedjes steeds groter. De opwinding steeg. In de verte naderden we een reuzenzwam, maar dat bleek een verloren wieldop te zijn. Werden we toch weer gefopt.

zondag 1 november 2020

Dag 73

Onderwijs aan pubers in het klaslokaal in het najaar van 2020? Dat is vermakelijk. Nog vóór de eerste zoemer ben ik in het lokaal om ramen en deuren wijd open te zetten. Vanaf de ramen waait de frisse novemberlucht binnen, vanaf de gang de vertrouwde stem van de gangconciërge: “Mondkapjes op, jongens en meiden! Mondkapjes op!” Dan de zoemer met de Pavlovreactie: als gehoorzame puppy’s druppelen de leerlingen het lokaal binnen met gehaast geplaatste mondkapjes en de ogen gericht op het telefoonscherm waar de laatste appjes, snapchats of youtubefilmpjes gecheckt worden. “Goedemorgen, allemaal!” “Goeiemorgen,” mompelt de enkeling die zelfverzekerd genoeg is om zich aan de pubergedragscode te onttrekken. De mobieltjes gaan in de zak aan de muur, het mondkapje (saai zwart, klinisch wit, vrolijk gekleurd, modieus verantwoord, lomp om het hoofd gebonden, sportief met Adidas-logo: mondkapjes vertellen opvallend veel over hun dragers) verdwijnt in de rugzak, slordig in de broekzak of op de hoek van de tafel en alle twintig leerlingen krijgen van mij vanuit een sprayfles een wolkje zeep in de handen gespoten om te desinfecteren. Daar zitten ze, twintig leerlingen met de winterjas dichtgeritst tot aan de kin in lokaal 206, dat net groter is dan mijn keuken thuis. Voor het bord is, net als voor een dug out in een stadion, met denkbeeldige lijnen een hok getrokken: dat is mijn bewegingsruimte. Als een trainer die op afstand zijn voorstopper duidelijk wil maken om toch vooral korter te dekken, probeer ik de groep door de Nederlandse les te leiden, terwijl vanaf de gang letterlijk is te horen hoe de huishoudelijke dienst de vloer boent en hoe in lokaal 207 de collega Engels de ‘perfect tense’ uitlegt. Maar alles went, net als fietsen met een slag in het wiel of zitten of poepen met aambeien. Net vóór de zoemer voor het einde van de les worden vanuit allerlei broeinesten het kapje weer voor het gezicht gespannen. Daar gaan ze, op weg naar wiskunde of techniek. Nog een paar seconden, dan wordt de stilte in de klas verdreven door de gangconciërge, die onderwijs aan jongeren in coronatijd in één kreet samenvat: “Mondkapjes op, jongens en meiden! Mondkapjes op!”

zaterdag 31 oktober 2020

Dag 72

De zaterdag op een gemeentelijk sportpark, sociale pareltjes uit een virusvrij verleden. Tussen andere ouders toekijken bij de wedstrijden van jouw kinderen, de wereld terloops doornemen met een broodje kroket en het bespreken van de balcontrole van de linksback met zijn blauwe Nikes of de hernia van de broer van Frans van Sjannie: het waren cadeautjes na een drukke werkweek. Deze zaterdag is JO17-2, het elftal van Oudste, aanwezig op het voetbalveld. Maar geen nerveus gedrentel in het kleedlokaal, geen gevecht rondom de shirtjestas om het rugnummer 10, geen tactische bespreking over dat team uit de stad met die gevaarlijke spits. In de plaats dáárvan staat het elftal in gele hesjes klaar voor een trainingswedstrijd tegen JO17-1. Langs de lijn liggen de voetbaltassen, de kleedlokalen zijn gesloten, net als de kantine. Behalve de leiders en reserves staat er niemand langs de lijn. Ze doen hun best, onze jongens, maar het komt niet in de buurt van een zaterdag in oktober tegen EFC thuis of Brabantia uit. Het blijft een uitgeklede versie, een slagroomtaartje op een verjaardag, maar dan zonder slagroom. In gedachten denk ik ze er daarom maar bij, de keuvelende ouders, hangend op de stang boven het reclamebord van slagerij Baselmans (‘Voor als u van worst houdt’): “Heb je het al gehoord van Ria?” “Wat? Positief?” “Nee, die doet het met Ricardo. Die met die snor van personeelszaken.” En dan het geluid eroverheen van massaal kindergejuich. Alle hoofden draaien in de richting van het hoofdveld. De JO13-3 scoort de gelijkmaker. Kwetsbaar geluk. Het zijn vaak de kleinste dingen die je het meeste mist.

vrijdag 30 oktober 2020

Dag 71

De gezamenlijke avondmaaltijd, ook in coronatijd een rustpunt waar de rest van de dag omheen scharniert. De gebeurtenissen in de klas of op de afdeling Cardiologie, de plannen voor de rest van de avond; bij het diner komt het allemaal bij elkaar als wegen op een drukke rotonde. Deze keer heeft Oudste een scherpe opening. “Ik zag je rennen over het schoolplein, dat doe je niet,” zegt ie tegen zijn broer, terwijl de pasta met kip wordt opgeschept. Het zal zijn ouders een zorg zijn hoe je over het schoolplein beweegt, al toon je het gehele 'ministry of silly walks', maar voor Jongste is het Handboek Met Groepscodes Voor Pubers heilig. De opmerking raakt hem hard op de kin. Met lange tanden begint ie aan zijn kip. Oudste onderkent zijn valse start en waagt een nieuwe poging. “Morgen gaan we bij bio een spel spelen.” “Welk spel?” Jongste kijkt op van zijn bord. Zijn humeur stijgt een divisie. “Among us,” zegt Oudste. Zijn moeder en ik kijken elkaar niet begrijpend aan. “Among us? Bij biologie? Wat is dat?” Oudste en Jongste vormen ineens een brug over deze generatiekloof. Ze rollen beiden minachtend met hun ogen. Het is Oudste die vuurt. “Onder welke steen hebben jullie gelegen?” De pijl raakt ons tussen de schouderbladen. In stilte prikken we de rest van onze borden leeg. Het avondeten is een oase in de drukte van alledag. Een ontmoetingsplek voor huisgenoten, waar gesmuld wordt van nieuwe spijzen. Waar plannen worden gesmeed, samen wordt gelachen en onvoldoendes voor Frans worden gerelativeerd. Als het gezin een huis is, vormt het avondeten het cement tussen de stenen. Maar gisteren dus even niet.

donderdag 29 oktober 2020

Dag 70

Als u zou mogen kiezen tussen een coronaplaag of belaagd worden door duizenden fruitvliegjes, wat zou u dan kiezen? Wij zijn namelijk gezegend met beide. Corona houdt ons binnenshuis, maar die normaal zo geborgen haven is nu net zo comfortabel als een bed met beschuitkruimels door ‘The invasion of the fruitvliegjes’. Iedereen kent ze wel, die kleine donderstenen, die in zomertijden de fruitmand als luilekkerland opeisen. Loom bivakkeren ze daar op een zoete appel, als een bankdirecteur met verlof in een hangmat op Bali. Ze fladderen even gelaten op als je naar een banaan grijpt, om daarna lusteloos neer te vleien op een rijpe peer. De insecteninvasie is afkomstig van de gft-kliko, vorige week waaide na opening een wolk van fruitvliegjes me tegemoet. Het laten legen van de kliko en leegspuiten van de kliko heeft het probleem slechts verplaatst: de familie Fruitvlieg huist nu intern. De minuscule zwarte rakkertjes houden illegale feestjes op de plafonds in de keuken en huiskamer. Mijn vriendin is inmiddels een offensief begonnen. Slecht nieuws voor de fruitvlieg, want als zij zich ergens in vast bijt, of het nou om een nectarine of om een briefwisseling met een gemeentelijke bureaucraat gaat; ze laat niet los voordat de klus geklaard is. Ogenschijnlijk nonchalant, maar uiterst slagvaardig zette ze kleine potjes met appelazijn neer op strategische plekken. “Wat ruikt het hier raar,” zei Oudste bij thuiskomst. Vanachter een hand praatten we hem bij over ‘Operation Fruitfly’. We winnen terrein, kan ik u zeggen. Het fruitgespuis ligt verslagen op de bodem van de potjes, verzwolgen door appelazijn. Maar die scherpe geur is inmiddels doorgedrongen tot elke kier en gat van onze woning en heeft onze eetlust zo goed als lamgelegd. Het chagrijn heeft zowel bij mij, als bij de jongens en hun moeder een zodanig level bereikt dat de agressie is geswitcht van fruitvlieg naar gezinslid: we vechten elkaar letterlijk ‘het huis uit’. Maar ja, daar huizen dan weer de coronaklootzakjes.

woensdag 28 oktober 2020

Dag 69

De woensdag is mijn vrije dag. Voor de jongens niet. Na de herfstvakantie en twee dagen braaf lessen volgen via de laptop, maken ze vandaag hun rentree in het ouderwetse klaslokaal, hun vertrouwde omgeving met boek, schrift en propjes. Gebruikelijke ochtendrituelen dus: terwijl ik in de krant het wereldnieuws doorneem, fladderen ze om me heen voor koelkast en keukenla om hun lunch gereed te krijgen. “Hoeveel uren heb jij vandaag,” vraagt Jongste aan zijn broer. “Acht. Met Levensbeschouwing en Nederlands. Zó geen zin in.” Ik heb ook met ze te doen. De pandemie kort hun generatie op vele manieren en in de krant lees ik dat zíj́ tot in de verre toekomst op zullen draaien voor de economische schade. Die donkere wolk heeft voorlopig nog geen vat op hun gemoed. Vrolijk stuiteren ze door de keuken, likken messen met jam af, villen nog een extra stuk oude kaas van het blok en komen uiteindelijk tot een flathoge stapel boterhammen die broederlijk verdeeld in twee lunchbakjes verdwijnt. “Tot straks, pap,” mompelen ze, als ze vier minuten voor de eerste schoolzoemer met een volle rugzak door de achterdeur verdwijnen. Met frisse tegenzin op weg naar wiskunde en Engels, kleine stapjes om in de toekomst met vereende krachten de wereld te herstellen. Over mijn schouder zie ik de dagelijkse ravage. De koelkast staat nog open, op het aanrecht een haastig opengetrokken zakje kipfilet en de keukentafel is een strand van broodkruimels. Ik, kind van de vorige eeuw en lid van het gilde dat opgroeide in welvaart en zich decennia heeft laten kietelen door sfeerverhogers als kinderbijslag, veertig verschillende soorten brood, flatscreen-tv, spontane weekendjes naar Londen of Parijs en vrije dagen op woensdag, sluit het zakje kipfilet, doe de koelkast dicht en veeg de kruimels van tafel. Het ruimen van de kruimels achter hun hielen: het is een piepklein schakeltje in de voorbereiding op de loodzware machinerie die ‘The Next Generation’ moet gaan vormen. Maar hé, het is tenminste iets.

dinsdag 27 oktober 2020

Dag 68

Het leven is een ratrace. Dat begint klein in de kleuterklas, waar je met het mooiste meisje in de bouwhoek wilt en eindigt in ‘the board’ van een grote multinational of een gouden medaille op de Olympische Spelen. Aan de jacht op eer en erkenning is sinds een half jaar een nieuwe tak van sport toegevoegd: de strijd om een vaccin tegen corona. Wereldwijd wordt eraan gewerkt. Het lijkt me een behoorlijke taak, de mensheid redden terwijl iedereen over je schouder meekijkt en in je oor fluistert om vooral een beetje op te schieten. Ook ik zou het graag observeren hoe zo’n professor dat in zijn laboratorium aanpakt. Waarschijnlijk staat ie met zijn studenten in een kring gebiologeerd naar proefmuis 3.479 te kijken, die net geïnjecteerd is met de nieuwste versie van een mogelijk wondermiddel. “Hij trapt niet echt harder in zijn tredmolentje,” zegt het slimste meisje van de faculteit. “Nee, misschien nog een snufje natrium?” Wie er ook met een medicijn op de proppen komt, wereldwijde waardering, de Nobelprijs voor de Vrede en een overstromende bankrekening zal het gevolg zijn. Maar misschien gokken we wel op het verkeerde paard door met een vergrootglas naar de ontwikkelingen in New York, Tokio en Leiden te kijken. Een lange wetenschappelijke traditie en veel geld geeft geen garantie dat het alleen kwaliteit oplevert; Trump is daarvan het levende bewijs. Alleen daarom al hoop ik dat de alles bevrijdende oplossing voor corona uit onverwachte hoek komt. Dat bijvoorbeeld ergens in de binnenlanden van Burkina Faso nu een fragiel, oud mannetje in een grote pan zit te roeren met een mengsel van fijngemalen kruiden uit de directe omgeving en daar een geheim familie-ingrediënt, dat van generatie op generatie is doorgegeven, aan toevoegt. En dat precies dát elixer de wereldbevolking uit de wurgende houdgreep bevrijdt. Een beter pleidooi dat onze ratrace naar gróter en méér gewisseld moet worden naar een herkansing voor de mens om een nieuw, duurzaam verbond met de natuur aan te gaan, is er namelijk niet.

maandag 26 oktober 2020

Dag 67

Vandaag is het weer werken vanuit het huis: online onderwijs. Door de tuindeuren zie ik dat Jan ook weer aan het werk is. Jan is een bouwvakker uit ‘Broekhoven en die káánten’, die geweldige verhalen kan vertellen. Op dit moment is onze achtertuin namelijk een bouwplaats. Omdat we de fietsoverkapping in mei inrichtten als zomerhonk, wordt deze dagen de schuur verdubbeld, zodat de fietsen erin kunnen. De tuin ligt bezaaid met steigerplanken, een cementmolen en omgekeerde speciekuipen. De trampoline moest wijken en staat tijdelijk rechtop tegen de schutting. Bouwvakkers in actie, het blijft een schitterend tafereel. Met een sjekkie nonchalant in de mondhoek, maar met de precisie van een registeraccountant, trekken ze in no-time de muren op. Jan is een speciaal exemplaar. Tussen het voegen van de muren door houdt ie hilarische colleges over wat er met de jeugd van tegenwoordig aan de háánd is en hoe je het beste kunt reageren op de ‘pliesie’. Jan vertelt zijn verhalen op het bankje in ons zomerverblijf, waar de buitenkeuken en de vuurkorf er verlaten bij staan. In juli en augustus zorgden ze nog voor vrolijk vertier. In de buitenlucht een pastagerecht bereiden met een vegetarische salade. Mooie gesprekken houden met vrienden en familie, vaak met een goed glas wijn. Er is weinig fantasie voor nodig om de metafoor te zien: onze achtertuin in herbouw is de wereld van nu. Ik verwen Jan met een natje en een droogje. De volgende klas wacht online weer op instructie en omdat ik niet wil vastzitten in een lachwekkende, maar eindeloze conference over Tilburg kermis, glip ik snel weer naar binnen. Door de tuindeuren toont ie dankbaar zijn traktaties: een verse mok koffie met een lekkere kletskop.

zondag 25 oktober 2020

Dag 66

Omdat we vonden dat er buiten de deur nog niet genoeg gegriezeld werd, maakten Oudste en ik ons binnen klaar voor een horroravond. De kachel aan, de lichten dimmen en een kaasplankje op tafel. “Ben je er klaar voor, pap?” Dat wist ik eigenlijk niet. Na ‘The blair witch project’ kostte het me zes maanden om weer een bos in te durven. Toch dapper om dan op de bank onder een fleecedekentje te kruipen voor een ‘frightnight’. De keuze viel op ‘Annabel’, een titel die ik tot dusverre associeerde met een onschuldig liedje van Hans de Booy. In dit geval ging het over een jong echtpaar dat geterroriseerd werd door een pop, bezeten door de duivel. Mijn verdedigingsmechanismen draaide op ‘full switch’ vanaf de eerste scénes: Jaja, onschuldig beginnen om sympathie op te wekken voor het stelletje. Makkelijk hoor, om de camera niet een beeld van die héle kamer te geven. En jawel, daar is het eerste zenuwachtige geluidje. Ook mijn vluchtgedrag meldde zich. Zo achteloos mogelijk vroeg ik bij de eerste ‘commercial break’ of we ons toch niet bij Jongste en zijn moeder zouden voegen, die in de slaapkamer leeftijdsvriendelijk een aflevering van ‘Holland’s got talent’ bekeken. “Nee, we gaan de film afkijken!” Hoe goed ik mezelf ook schrap zette tegen de onverklaarbaar bewegende voorwerpen, plotse gillen en rondspattend bloed, de film kroop onder mijn huid waar het als een schimmel alle realiteitszin uit het lichaam vrat. De kunst is dan om, toen ik boven kwam, met een zo normaal mogelijke stem te reageren op de vraag van mijn vriendin: “En? Was het spannend?” “Mwa, het verhaal was zwakjes,” zei ik stoer. Maar ik wist het: dat gaat weer zes maanden duren voordat ik weer normaal naar een pop kan kijken.

zaterdag 24 oktober 2020

Dag 65

Tijdens een gedeeltelijke lockdown in de herfstvakantie met het gezin een uitstapje maken; dat is een onderneming. Om haar bodemloze drift naar puzzels en raadsels te stillen, wilde mijn vriendin naar een escaperoom. Omdat ik net zo veel van puzzels houd als graaf Dracula van een stronkje knoflook, ging ik mee op voorwaarde dat we ook ‘uit eten’ gingen. Onderweg naar de stad stopten we bij restaurant/lunchroom Markt 66 in Reusel. Bij de afhaalbalie stond keurig op tijd onze tas met het lekkere eten klaar. We reden door naar een parkje verderop en openden de achterklep voor borden, bestek, glazen, vaatje zout, fles frisdrank, decoratief bloemvaasje en servetten. Op een houten bankje, normaal in gebruik door de dorpszwerver, ging ‘het bord op schoot’. Onze restaurantbeleving, waar hoogopgeleide obers met de pink aanwijzen waar de venkel zich op je bord verstopt heeft, is een picknick onder herfsteiken geworden, met een verwonderend passerende postbode. Zo’n virus doet veel met je, onder andere ‘out of the box’ denken. Maar goed, de escaperoom dus. Het meisje vertelde vrolijk de instructies, haar ogen flonkerden lieftallig boven haar mondkapje. Toch sloot ze ons in het pikkedonker op, met handboeien vastgeketend aan een Alcatraz-traliewerk, met een setje zaklampen als enige houvast. Toen begon de race tegen de klok. Ergens, vanuit steeds wisselende duistere hoeken, klonk opzwepende muziek van een filharmonisch orkest. Vooral veel hoorns. En mijn vriendin en de jongens lieten zich opzwepen. Bezeten, alsof het welzijn van de wereld er vanaf hing, stortten ze zich op het doolhof. Iets met spiegels, codes en hangsloten. Steeds sneller sleurden ze me als een labrador mee door het labyrint. Net op het moment dat de tijdsdruk de gezinsharmonie aan flarden leek te scheuren, floepte de lamp aan en stond het meisje ineens midden in het celblok. “Jammer, te laat, maar jullie hebben wel goed je best gedaan!” Om haar heen stonden Oudste, Jongste en hun moeder uit te hijgen. Op hun gezicht de frustratie van een verloren eindsprint. In het donker had ik ontdekt hoe mijn zaklamp werkte. Daar was ik al heel tevreden mee.

vrijdag 23 oktober 2020

Dag 64

Het jaar 2020 en plexiglas zijn net zo met elkaar vergroeid als sambal bij de afhaalchinees. Werd het transparante kunststof voorheen vooral gebruikt om voetbalsupporters in het stadion op te hokken in het uitvak, in tijden van virusaanvallen vormt het de haarlemmerolie om het maatschappelijke verkeer nog enigszins op gang te houden. Niet alleen bij de kassa in de supermarkt, ook op televisie rukt het plexiglas op. Bij ‘Heel Holland Bakt Kids’ zag ik André van Duin en Jannie de kleine meesterbakkers naderen met in hun hand een mobiel spatschermpje in de vorm van een cupcake of spatel. TV-koks dragen in hun tv-keuken een minuscuul plastic beschermingswandje voor hun mond, verantwoord modieus ontworpen door Gucci, als ze de guacemole door de gember draaien. Vooralsnog moet ik het nog steeds doen met mijn stoffen mondkapje. Samen met mijn bril een míndere tandem. Bij de schuifdeuren van de Jumbo gaat ie braaf op, maar nog vóór ik de zuivelsectie bereik zijn mijn brillenglazen volledig beslagen, waardoor ik pas bij terugkomst bij mijn fiets bemerk dat ik in de dichte mist een pak griesmeelpudding heb gegrepen, in plaats van de zo gewenste halfvolle melk. Tussen alle corona-aanpassingen door gaat mijn vriendin haar eigen gang. Ze wast nauwgezet onze mondkapjes uit, houdt zorgzaam in de gaten wie er nog wat nodig heeft. Bij terugkomst van haar werk fluistert ze terloops in mijn oor dat alleen al op haar verpleegafdeling acht collega’s positief getest zijn. Tegelijkertijd meldt de krant elke ochtend een groeiend aantal besmettingen; een puist die op openbarsten staat. Ik zie het aan de onrust waarmee ze de portglazen na een negatief-testresultaat-feestje naar de afwasmachine brengt. Vooral zie ik het aan de blik in haar ogen, die in het voorjaar op de IC hebben gezien waar alle ontwikkelingen mogelijk weer naartoe gaan leiden. Alle mondkapjes en al het plexiglas in de wereld gaan dit grillige virus niet tegenhouden; we staan met zijn allen aan het begin van een hels karwei.

donderdag 22 oktober 2020

Dag 63

Gisteren voelde ik me een beetje Bonnie St. Claire. Niet dat ik de behoefte voelde om een fles rode wijn aan de lippen te zetten, maar zoals Bonnie nagelbijtend bij de telefoon wachtte op een bericht van dokter Bernhard (‘Hoe gaat het met hem nu?”), zo zat ik in spanning bij de telefoon voor mijn testuitslag. Corona or no corona, that was the question. Een negatieve uitslag betekende dat ik, op voorwaarde dat ik vrij was van klachten, alsnog naar de Floriaan kon voor een visite aan mijn ouders, met aansluitend een bezoek aan de markt voor loempia’s en een kilo kaas. Een positieve uitslag maakte de rapen gaar. Thuisquarantaine is geen punt, maar niet meer lepeltje-lepeltje in slaap vallen doordat ik naar de logeerkamer gedirigeerd zou worden, waar ik mijn eten aan de deur kon ontvangen en elke keer de douche en wc ontsmetten als ik er gebruik van zou maken; daar zat ik niet op te wachten. De telefoon ging. Een meneer stak vrolijk van wal. Mijn energierekening zou ‘echt spectaculair’ naar beneden kunnen. Normaal maak ik er een sport van om in enkele zinnen telemarketeers en andere commerciële struikrovers duidelijk te maken dat ze ergens in hun leven toch echt de verkeerde afslag hebben genomen, nu drukte ik hem met een kort ‘geen interesse’ weg. De lijn moest vrij. Opnieuw rinkelde de telefoon. “Hallo.” “U spreekt met de GGD.” “Ah, mooi zo.” “Ik deel u hierbij de testuitslag mede: negatief.” Lichte euforie toen ik de telefoon neerlegde. Het vooruitzicht van gezamenlijke bourgondische maaltijden en standje 44 in slaap vallen; ik vierde het met een glaasje rode port. Opnieuw voelde ik me een beetje Bonnie St. Claire.

woensdag 21 oktober 2020

Dag 62

Een paar dagen geleden werd ik snotterig wakker. In normale tijden haal je dan een keer extra je neus op, in deze dagen van opperste alertheid gaan alle alarmbellen af. “Dan moet je je laten testen,” zei mijn vriendin, praktisch als altijd. Een korte zoektocht op internet leidde naar een testafspaak: dinsdagochtend om 08.39 uur in Dordrecht. Omdat je in tijden van nood niet moet zeuren over oncomfortabele afstanden, stapte ik dinsdagochtend kwart over zeven in de auto. Pikkedonker, de wereld nog in diepe rust. Afijn, de beelden van zo’n testafname zijn bekend: een foeilelijke loods, in slagorde opgestelde tafels met laboratoriummateriaal. Een twintiger, waarschijnlijk student informatietechnologie, maar nu als vrijwilliger aan het front in de strijd om het vaderland te redden, staat als een hersenchirurg met mondkapje én spatkap naast mijn auto. “Hiermee ga ik u testen,” zegt hij. Hij laat me een stokje zien van twintig centimeter. Een wattenstaaf, maar in deze context lijkt het op het zwaard van Damocles. Behendig laat hij de lans afdalen in mijn keel. Even vrees ik dat de boerenkoolstampot van mijn vriendin gehakt gaat maken van de gehele steriele omgeving, maar dan trekt de werkstudent zich terug. Hij toont me een tweede onderzoeksstick. Deze mag op excursie in mijn neusgat. Ik moet mijn kin in een bepaalde hoek houden en dan gaat de wattenstok diep, heel diep. Het stompje maakt me bewust van plekken in mijn hoofd waar ik het bestaan nooit van vermoed heb. Onderweg lijkt ie langs mijn huig te schuren, zegt het ‘hallo’ tegen mijn buis van Eustachius en kriebelt het even aan mijn linkerhersenkwab. Dan verdwijnt ie weer door de uitgang. “Hoe was het?” vraagt mijn vriendin bij thuiskomst. Hoewel het onderzoek nog geen halve minuut duurde en voor volk en vaderland werd afgenomen, nadert een oud-Hollands gezegde het meest het goede antwoord: “Hoe dichter bij Dord, hoe rotter het wordt.”

dinsdag 20 oktober 2020

Dag 61

Deze tijd vraagt veel offers. Van horeca-ondernemers, kleine zelfstandigen en vooral van jongeren. Niet op zoek mogen naar je eigen identiteit, niet je eigen grenzen kunnen aftasten, niet mogen ontdekken wat dat vaatje testosteron in je lichaam allemaal teweeg kan brengen, maar in de plaats daarvan met je ouders op de bank naar een nieuwe aflevering van ‘Ik hou van Holland’ kijken; dat is pittig. Zeker als de maatschappelijke discussie zich toespitst op de vraag of die opoffering van een hele generatie en het sluiten van cafés rechtvaardigen dat het leven van hoogbejaarden verlengd wordt. Sommige gedupeerden spreken over ‘het snoeien van oud kreupelhout’. Mijn ouders zijn het kreupelhout. Vanwege hun toenemende dementie verhuisden mijn zus en ik onze vader en moeder in het voorjaar naar de gesloten afdeling van het plaatselijk verzorgingstehuis. Daar zitten ze op hun plek, ze worden er goed verzorgd. Vaak is het er een wonderlijke toestand: oudjes schuifelen eindeloos op en neer van de ene gesloten deur naar de andere, een man spreekt me aan of ik zijn konijn gezien heb, een vrouw staart in het luchtledige en anderen dansen rondom de piano waar een bewoner een sonate van Mozart uit tevoorschijn tovert. Precies hetzelfde eigenlijk als het leven buiten. Tussen alle gekkigheid schalt de stem van mijn vader over de afdeling: “Aan tafel!” Zijn alzheimer heeft vele functies aangevreten, van zijn eetlust blijven ze af. Mijn moeder is een ander verhaal. In haar hoofd worden allerlei bruggen in hoog tempo met een moker weggeslagen. Ze kan met plasdrang schuifelen naar het toilet, eenmaal daar aangekomen heeft ze geen idee wat er moet gebeuren om zichzelf van die last te verlichten. Haar avonden leiden eerder naar angst dan naar rust. Met regelmaat zit er een verpleegster geruststellend aan haar bed omdat ze ergens onderweg is vergeten hoe dat moet, in slaap vallen. Moeten restaurants sluiten en jongeren een deel van hun ontdekkingstocht afstaan om daarmee het leven van hoogbejaarden te verlengen? Ik heb er heel lang over nagedacht, maar ik heb geen antwoord op deze zeer dwingende vraag.

maandag 19 oktober 2020

Dag 60

Vroeger was het veel overzichtelijker. Chips? Paprika of ‘gewoon’, meer keuze was er niet. Op een onbewaakt moment wurmde ‘bolognese’ zich tussen deze klassieken, toen was het hek van de dam. Regelmatig vind ik mezelf in de Albert Heijn terug voor de wand met suikergebrande wokkels en linksgedraaide yoghurtchips: geen idee wat ik moet pakken. Die versnippering vind je terug op vele vlakken. Het televisieaanbod ging van Nederland 1 en 2 naar een doolhof met 798 zenders, het Christelijke geloof met de overzichtelijke Katholieken en Protestanten deelde zich op in allerlei hoekjes en de paar politieke verenigingen die het land door de schrale jaren vijftig en zestig loosden versplinterden naar een kieslijst van talloze politieke kleuren. Versterkt door de mogelijkheden van het internet eist iedereen zijn bestaansrecht op. Vroeger besprak je op een verjaardag boven bakjes paprika en gewoon de oliecrisis (“Het is toch wat”), deze ontmoetingen zijn tegenwoordig verplaatst naar het Malieveld, de tafel van Jinek en podia voor vrije meningsuiting, zoals Twitter, waar iedereen elkaar voor rotte vis uitmaakt. Met zijn allen zijn we zijn we een megastal op het erf van Boer De Vries geworden. Als opgehokte kippen kakelen we dat het een lieve lust is. Niemand luistert naar elkaar. In een hoekje van de stal trek ik me maar terug. Ik bak er mijn eigen eitje en kijk naar Studio Sport. Zondag zag ik daar Arjen Robben, op weg naar FC Groningen. Robben arriveerde niet in een bolide met geblindeerde ramen, hij stapte niet uit een dubbeldekker met een koptelefoon op het hoofd. Nee, Arjen Robben kwam gewoon op de fiets. Ik werd daar enorm vrolijk van.

zondag 18 oktober 2020

Dag 59

Als een dief in de nacht komt het virus dichterbij. Inmiddels heeft ie ons tot op één voordeur genaderd. De buren zitten namelijk sinds twee dagen in quarantaine. We kregen een app van de buurvrouw waarin ze haar positieve test meldde: we zouden haar, de buurman en hun twee jongvolwassen zonen waarschijnlijk weinig zien de komende tien dagen. Hoe voorzichtig de buren ook manoeuvreren, besmetting lijkt deze dagen op fruitvliegjes in de zomer en Martin Meiland op tv: er is geen ontkomen aan. Op de vraag van mijn vriendin of we voor de buren misschien wat boodschappen moesten halen, kwam een geruststellend appje; uit voorzorg waren de kasten al goed gevuld. Ik kan me dat heel goed voorstellen. Tegenwoordig wordt na de mededeling “Ik heb keelpijn” als Pavlovreactie de koelkast gevuld en gaat de voordeur op slot. Het is nog even afwachten, maar ik vrees dat ik er heel goed in ben. Sommigen hebben het talent om een vol café te entertainen of om een Noorse wintertrui te breien met de Friese doorloopsteek; ik ben huiselijker dan een sanseveria op de vensterbank in een jaren- zeventig-doorzonwoning. Ja, ik verwacht dat we ons met zijn vieren wel zullen redden als die sluipmoordenaar ook bij ons aanklopt. De ochtendkrant met een verse kop koffie, een wasje draaien, een beetje schrijven, een mootje zalm in de pan, een potje scrabble met de jongens; ik geloof dat ik me wel zou redden. En Fox natuurlijk, lekker de kop in het zand steken met een mooie voetbalwedstrijd en de rest van het televisieaanbod. Martin Meiland, die een bloedserieuze situatie als een struisvogel wegschettert: “Meid, wat éééénig!”

zaterdag 17 oktober 2020

Dag 58

Alsof de duvel ermee speelt: mijn middelbare school is in het land de eerste die, veroorzaakt door te veel plaatselijke besmettingen, de deuren voor leerlingen weer dichtgooit. Opnieuw vind ik mezelf terug op de slaapkamer van oudste. Vertrouwd ritueel, met de lesboeken en de laptop voor me op het bureau. “Hallo, allemaal,” kraai ik iets te vrolijk als alle leerlingen zich via TEAMS melden voor een nieuwe les Nederlands. Volgens afspraak vult het scherm zich met zwarte blokjes met een streep door het microfoontje, zodat de focus op de taalontwikkeling komt en niet op de nieuwe oorbellen van Fiona of het paarse behang van Sjoerd. Na de interactieve instructie via Word volgt de verwerkingsopdracht met vragen. Ik geef een leerling (laten we hem voor het gemak M. noemen) de beurt om te antwoorden, maar het blijft stil. Ik staar een paar seconden naar de streep door de microfoon, maar die wil niet wijken. Ik vraag M. om op de TEAMS-chat aan te geven wat er aan de hand is. ‘MIJN MIC DOEDT HET NIET’, tikt hij. Naast zijn spellingsprobleem verdenk ik hem van ‘duikgedrag’: waarschijnlijk speelt hij momenteel via een ander kanaal met een milkshake op tafel een spelletje Fortnite. Met de rest van de klas doorloop ik de oefeningen. Een paar minuten voor de afloop van de les, als ik de groep heb gevraagd om een begin te maken met het huiswerk, schalt de stem van M. door mijn laptop: “Mogen we nou gaan?” “Hé M.! Jouw microfoon was toch kapot?”, antwoord ik. M. begint stamelend aan een zin, die zelfs met inlevingsvermogen en veel goede wil van mijn kant niet verder komt dan een lauwe smoes. Dít spelletje verliest ie. Dat hele thuiswerken, het is eigenlijk best gezellig.

Dag 57

“Goedemorgen, papa.” “Goedemorgen, jongen, goed geslapen?” Met zijn ogen nog halfdicht meldt Jongste zich in de keuken. Ik zit achter de dikke zaterdagochtendkrant, vol met beschouwingen over de tweede, gedeeltelijke lockdown. Ik beleef een déja-vu. Half maart zat ik hier ook. Sindsdien is er veel gebeurd. In het boek ‘De mens en de pandemie: een opmerkelijk avontuur’ is op de laatste bladzijde de terugkeer van koning Willem-Alexander en zijn gezin geschreven. Opmerkelijk is het inderdaad dat onze vorst, op het moment dat elke onderdaan zichzelf alle deugd ontzegt, zijn zwembroek doodleuk in een koffer stopt voor een Griekse vakantie. Inmiddels vormt ie met Famke Louise, Grapperhaus en Trump een compleet rijtje in een nieuw kwartetspel: “Mag ik van jou in de categorie ‘eigenwijze personen die toch de rafelrandjes opzoeken’ koning Willem-Alexander?” In de huiskamer nestelt Jongste zich languit in zijn lockdownstand. Op zijn iPad trekt hij zich terug in de schijnwereld van Youtube, ver verwijderd van het bestaan buitenshuis met opgelegde maatregelen, goedbedoelde adviezen en dwaze roeptoeters. In maart werden jongeren nog beschouwd als personen ‘die het virus niet doorgaven’ en werd de werking van mondkapjes alom betwist. Inmiddels hebben Oudste en Jongste hun eerste online-lessen al weer gehad, liggen hun mondkapjes (‘elke dag uitwassen!’) verplicht op de kast en wacht de koning met het schaamrood op de kaken op een nieuw filmpje van Lucky TV. We zijn allemaal de skiër die, soepel in de heupen, van een Alpenhelling afsuisde. De haren in de wind, de wereld was van ons. Maar een verdwaalde tak op de piste bracht ons ten val. Willoos tuimelen we nu richting het dal. Wanneer we tot stilstand komen en wat de schade is, weet niemand.

zaterdag 9 mei 2020

Dag 56

Toen op maandag 16 maart de scholen sloten werden wc-rollen gegraaid en was Bruno Bruins nog minister. Het lijken details uit de tijd van minister-president Balkenende en bondscoach Van Marwijk, maar het is pas acht weken geleden. In die tijd maakten we samen veel mee. In vogelvlucht: Oudste werd fysiek volwassen en bleek in zijn nakie in staat tot een Epke-salto, Jongste ontdekte de jeu-des-boules-ballen van opa Frans en leerde dat je met een flesje Calvé geduld moet hebben, hun moeder diende aan het front op de IC-afdeling, knipte onze haren en maakte furore met nieuwe wandelschoenen. En ikzelf? Gelouterd kom ik uit deze maanden: mijn leerlingen spreek ik moeiteloos online, ik nam afscheid van uncle George en ging dagelijks een uur wandelen om balans te vinden met mijn Obelix-gewoonten.
Morgen gaan de basisscholen weer open, de tennistraining van Oudste is al hervat, volgende week starten ook de voetbaltrainingen. Stap voor stap terug naar ‘normaal’, wat dat na het voorjaar van 2020 precies gaat inhouden weet niemand. Wél dat deze 56 dagen veel offers zijn gebracht: mensen verloren dierbaren, ondernemingen dreigen om te vallen.
Voorzichtig nog, maar de toekomst lonkt. Hier betekent dat: mijn ouders bezoeken in de Floriaan, mijn huidbehoefte stillen met familie en vrienden, het zomerverblijf in de achtertuin afmaken en zorgen dat Oudste verder komt dan bladzijde 21 in Turks fruit (wat is dat toch met de jeugd?).
Op deze plek genoot ik van onze ontmoetingen. Velen zag ik hier elke dag, bedankt daarvoor. Binnenkort zetten we dat voort op het sportpark, op school of ergens in het dagelijks leven. Ik verheug me op de camping in Zuid-Holland (naast Bea uit Beek en Donk), de werkweek op school en daarna de zaterdag in september aan de zijlijn. Er gaat namelijk niets boven eerst een wedstrijd van Jongste, daarna van Oudste, met ouders nagenieten in de kantine en dan terugkeren naar huis, de basis van alles. Ik koester het meer dan ooit.

Tot ziens, mensen, en blijf voorzichtig!

Pieter Abrahams

vrijdag 8 mei 2020

Dag 55

Vanwege het mooie weer verzorgde ik een barbecue. De tuintafel zag er uitnodigend uit: een frisgewassen kleed, daarop borden van het feestservies en het kogelronde barbecuetje binnen handbereik.
“Welke sauzen hebben we?”, vroeg Jongste. Hij is van de sauzen.
Naast de mandjes met brood stond een uitgebalanceerd sauzentrio van Calvé: knoflook, whisky-cocktail en chili.
Jongste had een fraai bord gecombineerd met twee stukjes wit stokbrood, twee stukjes bruin, twee schijfjes komkommer en een mopje waldorfsalade, toen zijn hamburger arriveerde. Hij koos voor chilisaus als finishing touch.
Oudste begon een verhaal over zijn hervatte tennistraining op het moment dat Jongste het flesje ondersteboven boven zijn bord hield. Oudste had de strenge afstandsregels op de baan en de warming-up al uitvoerig beschreven, maar de chili gaf geen krimp. Jongste keek als Captain Iglo met één oog door de flesopening en begon toen met zwaarder geschut. Een ferme stoot richting het bord. Niets. Nog een stoot. Noppes. Nog krachtiger. Geen chili.
Oudste, zijn moeder en ik: we wisten precies wat er ging gebeuren. De kunst is om dan rustig te blijven. Als een verkeersagent in spitsuur de situatie controleren. Oudste vertelde verder over de aangepaste backhandtechniek, zijn moeder vroeg naar de dubbelspelpartijtjes, het serveren. Oudste stond zelfs op het punt om over de cooling-down te vertellen. Toen pas spoot de halve fles met orkaankracht over het frisse tafelkleed.

donderdag 7 mei 2020

Dag 54

Precies twee minuten nadat minister-president Rutte zijn persconferentie had afgerond, stond mijn vriendin naast me met de iPad in haar hand.
“Is dit iets?”
Op het scherm zag ik plaatjes van een camping in Zuid-Holland en een reserveringsvenster. Op een balkje stond ‘nu boeken’. Tja, een kanovakantie in de Dordogne; dat ging het niet worden.
In had me al verzoend met een zomerverblijf in de achtertuin en kanovakanties in Frankrijk worden sowieso overgewaardeerd. In de boulanger staat altijd een iets te zware madame het zweet van haar voorhoofd te vegen om vervolgens met dezelfde knuist mijn croissantjes in het zakje te doen, op je hurken poepen is een marteling en met de caravan staan we áltijd naast een Bea uit Beuningen die samen een bakje koffie wil drinken, omdat dat ‘zo gezellig’ is.
Ik keek nog eens naar het aanbod van mijn vriendin op haar iPad.
“Is er een zwembad voor de jongens?”, informeerde ik.
“Ja, met veel tierelantijnen. Ze hebben ook vrij toegang tot het pretpark Duinrell. Dat ligt ernaast.”
Ineens zag ik mogelijkheden. De jongens vermaken zich in het water of in de achtbaan, hun moeder een legpuzzel, dan pareer ik de aanvallen van buurvrouw Bea uit Biddinghuizen voor een gezellig kopje koffie.
‘Doen!”, zei ik.
Met één druk op de balk kleurden we gretig de zomer in.

woensdag 6 mei 2020

Dag 53

Okay, het land gaat langzaam weer open. Maar omdat we thuis een kapper hebben en een nagelstudio niet mijn biotoop is, blijft het nog een tijdje bij corona-excursies.
Op woensdag is dat de krantenwijk van Jongste. Het binnenhalen van de pakken voor de voordeur en het vouwen van de krantjes: het is al weken een feestje.
Met het hele gezin fietsen we naar de wijk. Daar is het team als een Zwitsers uurwerk. Niemand zegt een woord, maar iedereen weet precies bij welk huis te beginnen, waar een ‘nee-nee-sticker’ is geplakt en waar de bewoners achter het raam zitten te loeren of de hortensia’s in de voortuin wel héél blijven. Voor Jongste is het werk voor een uur, we zien elkaar dus na een kwartier steeds weer terug op het trottoir bij de rotonde.
Voor het toetje.
Op de terugweg passeren we namelijk altijd de markt op het dorpsplein. De kriebels in de buik als we met voorpret op een ‘wachttegel’ voor de loempiakraam gaan staan. De wekelijkse vraag van de Vietnamese juffrouw.
“Met saus?”
Na de laatste hap tikt elke keer een oude bekende op onze schouder. Het zwarte gat. Voor de volgende schoolreis moeten we weer een week wachten. Maar op de markt liggen restaurants en terrassen nu te wachten. Obers en koks houden zich nog een paar weken verscholen achter de gordijnen. De opwinding groeit; het feest gaat op 1 juni weer beginnen.

dinsdag 5 mei 2020

Dag 52

Het was mijn beurt om te koken. Onze quarantaine kon wel wat Argentijns temperament gebruiken: Beef Chimichurri. Ik gooide wat rode ui, peultjes en amandelnootjes door de lucht, jongleerde wat met vlijmscherpe messen en hakte vervolgens alles fijn. Even roerbakken, crème fraîche door de rijstmix, toen kon de gastronomische wereldreis beginnen.
Met een blik van ‘er is voor jullie een leven vóór Beef Chimichurri en een leven ná’, nodigde ik de jongens en hun moeder uit voor de Zuid-Amerikaanse dis. Zwierig schepte ik de borden vol, notenschaafsel als laatste ‘touch’, maar na enkele happen verplaatsten mijn ogen zich van de verrukkelijke kleurenpracht op mijn bord naar de geheime codetaal aan de overkant van de tafel. Jongste deelde enkele duistere blikken met zijn moeder. Oudste voegde zich bij het verbond. “Bief chemische smurrie,” fluisterde hij.
Maar ik gaf geen krimp. Schepte zelfs een tweede keer op. Gooide mijn laatste troef op tafel:
“Messi is er groot mee geworden!”
Het leverde nog twee muizenhapjes op, met moeite. Met de resten konden de buren links gevoed worden. De buren rechts ook, trouwens. Volledig miskend in al mijn virtuositeit, zeg maar als Rembrandt vóór zijn dood, ging ik stil in een hoekje zitten. Bij het aanrecht hoorde ik opmerkelijke geluiden. In stilte, om mijn trots niet verder te fileren, werden alsnog magen op oer-Hollandse wijze gevuld: boterhammen met hagelslag.

maandag 4 mei 2020

Dag 51

Vrijheid, het is een interessant woord deze maanden. Mensen snakken naar ouwehoeren in het café, dansen op Pinkpop, een overwinning van Max op Zandvoort.
Net stond Jongste naast me met zijn hondstrouwe oogjes.
“Mag ik een stukje grillworst, pap?”
Je kind met een stukje worst op de bank, gewoon omdat het lekker is, veel vrijer wordt het niet.
Wat zegt het woord vrijheid als je in de vorige eeuw geboren bent, net op het moment dat de welvaart explodeerde. Een stukje grillworst, het lag altijd voor het grijpen. Over honger en dictaturen hoorde je op school. Dat mensen uit wanhoop hun land ontvluchten, je ziet het in het journaal, maar vervolgens schakel je door naar de uitwedstrijd van Ajax.
Vroeger vertelden mijn vader en moeder verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Nu niet meer; voor noodzakelijke 24-uurszorg worden ze verplaatst naar de Floriaan. Morgen staan mijn zus en ik met onze ouders bij de hoofdingang van de verpleeginstelling. Vanwege corona-voorschriften dragen we hen daar met een koffertje over aan het verplegend personeel. Voorlopig geen bezoek. Een onzeker avontuur als gewoonte en ritme jouw ankers zijn.
De kans om je demente ouders 24/7 de professionele zorg te geven die ze nodig hebben, dat is rijkdom. Weten wat ik gisteren heb gedaan en wat ik morgen ga doen óók.
Sinds 16 maart zit ik thuis in beperking en ik sta op het punt onze ouders naar een gesloten verpleegafdeling te brengen. En toch voel ik meer vrijheid dan ooit.

zondag 3 mei 2020

Dag 50

Toch zat het me niet lekker, die open brief aan Rutte. Aan tafel begon ik erover.
“Maar hoe zie jij dat dan, terugkeren naar het normale leven?”
“Nou gewoon, weer knuffelen met vrienden en familieleden. Lekker uit eten, op zaterdag weer naar het sportpark,” antwoordde mijn vriendin, terwijl ze boontjes opschepte.
Tja, dat klonk goed. Maar ik zag dagelijks mensen wachten om binnen te mogen bij de Action voor goedkoop plastic uit China.
“Maar gaan we dan ook weer met het vliegtuig op vakantie? Twee auto’s voor de deur? Méér, méér, méér, zodat het stikstof langzaam onze kelen dichtknijpt?”
Oudste mengde zich in het gesprek.
“Deze pandemie is toch het resultaat van de snelkookpan waarin we leefden?“, zei hij, een aardappel prakkend, “Nu pruttelen we een tijdje in een steelpannetje op een waakvlam en de ziekte verspreidt zich minder.”
“En dus?”, vroeg ik.
“Nou, misschien moeten we dat steelpannetje dan maar aanhouden. Dan gaan we met zijn allen misschien wel langer mee.”
Zijn moeder en ik keken elkaar aan. De steelpan in plaats van de snelkookpan. We moesten het nog zien. Voor het verlossende woord keken we vragend naar Jongste, maar hij kwam niet verder dan de braadpan.
“Mag ik die laatste wienerschnitzel?”

zaterdag 2 mei 2020

Dag 49

Om het goed te maken mocht mijn vriendin een hele dag, zonder storend gestuiter, aan een hobby wijden. Volgens haar gaat er namelijk niets boven een lekkere puzzel. Duizend van die ministukjes. Als Derk Bolt in de binnenlanden van Mozambique kan ze eindeloos speuren naar dat ene stukje.
In de loop van de middag kwam ik naast haar staan. Ik trok er een ernstig gezicht bij.
“Zo’n legpuzzel is natuurlijk een metafoor voor het leven,” begon ik. Mijn vriendin vervolgde onverstoorbaar haar zoektocht, dus ik ging dóór.
“Je begint met de hoekstukjes, dat zijn je ouders. Vervolgens leg je je jeugdjaren aan de randen.” Mijn vriendin keek me aan alsof de Eiffeltoren zojuist was verplaatst naar Londen.
“Dan begint het echte werk met het invullen van de kern: wie worden je vrienden, welke opleiding kies je, op wie word je verliefd?”
De wenkbrauwen van mijn vriendin trokken omhoog. Haar mondhoeken krulden als de Tarzanbocht in Zandvoort. Dat gaf me het laatste zetje.
“Je rondt af met details: wit brood of bruin, boerderij of een flatje in de stad, PSV of Ajax? Als de puzzel klaar is, kijk je terug op je leven.” Ik vond het een mooie punchline.
Mijn vriendin stond op, rommelde even in de kist met oud speelgoed en gaf me een doosje met een Sesamstraat-puzzel, 16 stukjes.
“Wijze woorden, Socrates. Dan past deze wel bij jou,” zei ze schaterend.

vrijdag 1 mei 2020

Dag 48

Geachte meneer Rutte,

U heeft het vast druk. Kwetsbare mensen hebben uw aandacht nodig. Ik voel me inmiddels kwetsbaar. Daarom heb ik voor u een vraag.
Ik woon met drie jongens. Zeven weken zitten ze nu thuis. Ze deden hun schooltaken, hielpen mee in huis. Toch zit er een grens aan de rek van het elastiek.
De grootste schrijft sinds de schoolsluiting verhaaltjes. Over belevenissen in het gezin, over het eten of over mijn nieuwe wandelschoenen. Dat is mijn hobby, wandelen. Maar mensen kijken me inmiddels na en wijzen op mijn kistjes. Fietsers stappen af en willen even voelen. Aan wandelen kom ik niet meer toe.
Dan maar in huis aan de slag. Maar achter mijn dweil vallen de broodkruimels weer op de vloer, vieze onderbroeken blijven liggen in de badkamer, sokken onder het bed.
Een andere hobby is puzzelen, vergeet het maar. Ze rennen om de tafel als Tom en Jerry. Zonder reden. Kussens vliegen door de huiskamer.
Kent u het boek ‘Lord of the flies’? Schipbreukelingen spoelen aan op een eiland. Wanhoop en eenzaamheid pellen langzaam de beschaving af. Aan het eind willen ze elkaar als wilden lynchen, maar een toevallig passerend schip redt hen van de ondergang.
Meneer Rutte, zou u ons passerend schip willen zijn en onze kinderen van het eiland willen halen door naast de basisscholen óók de deuren van de middelbare scholen te openen?
Namens vele moeders: dank u.

Met vriendelijke groet,

Mijn vriendin

donderdag 30 april 2020

Dag 47

De beste manier om over 20 jaar de pandemie van 2020 te duiden: we stonden in de wachtrij. Niet bij de slager voor een kilo runderlapjes of in de Efteling. Nee, half Nederland sloot aan bij een doe-het-zelf-zaak. Gisteren schoven we, na een rit van drie kwartier, aan in de rij om bij Van Cranenbroeck naar binnen te mogen. Dáár was namelijk het ideale ‘hangzitei’ voor ons vers geverfde zomerverblijf te koop.
Anderhalve meter vóór mij wachtte het Poolse duo Wlodi en Matéusz. Met veel medeklinkers bespraken ze welke muur ze gingen stuken. Achter me discussieerde een oud echtpaar: gasbarbecue of houtskool?
Eenmaal binnen hadden we dat hangei met draagbeugel zo gevonden. Het zal halverwege de terugweg zijn geweest dat mijn vriendin geschrokken achterom keek.
“De kussens. Zaten die erbij?”
Ik checkte eerst mijn agenda (Training met JO17-2? All inclusivebuffet in Kreta?), maar omdat alle afspraken geannuleerd bleken, keerden we terug in de wachtrij bij Van Cranenbroeck, nu achter Ton en Ellie uit Maarheeze; hun babykamer moest gewit.
Laat in de middag bereikten we pas het thuisfront. In een wip stond het ei, voorlopig in de huiskamer vanwege de regen. Jongste speelde Fifa in het zitei, Oudste verdween erin met Turks fruit.
“Zit echt lekker, pap.”
Opvallend hoe snel alle inspanningen dan weer zijn vergeten.

woensdag 29 april 2020

Dag 46

In het voorjaar tref ik mijn ouders niet in hun huiskamertje, maar steeds meer op het kleine terras. Onder hun zonneluifel doen ze een dutje en kijken urenlang naar oude mensen en de dingen die voorbij gaan: na corona verandert ook het mooie weer niets aan de machinerie in hun zorgappartement.
“Hé, waar kom jij vandaan?”, zegt mijn moeder enthousiast als ik op het terras verschijn.
“Door de achterdeur,” is mijn vaste antwoord.
“Kom je ons helpen met eten?”, vraagt mijn vader.
Eén van de vaste conversatielusjes. Haakjes aan de kapstok van dementie.
Natuurlijk kom ik helpen met eten, dat is een andere herhalingslus. Koffie zetten (drie scheppen), de tafel dekken met wit brood voor mijn vader, bruin voor mijn moeder, boterkuipje, verse worst, jonge kaas, Old Amsterdam, koffiemelk, beschuit, pindakaas en chocopasta. Even de strips in het ED doorkijken, dan is de koffie uitgedruppeld. Ook geblinddoekt zou ik tot een tijd van 3 minuut ‘48 komen, precies genoeg tellen ook om het kortetermijngeheugen van mijn ouders uit te vegen. Ik ben dus voorbereid op het gesprek als ik weer op het terras verschijn.
“Hé, waar kom jij vandaan?”, vraagt mijn moeder enthousiast.
“Door de achterdeur.”
“Hij heeft het eten al klaar gezet!” Mijn vader heeft deze keer meneer Alzheimer op zijn rug.

dinsdag 28 april 2020

Dag 45

De trampoline is stuk. Het jarenlange springen heeft bij de jongens tot perfecte salto’s voorover én achterover geleid. Een trampoline in de tuin zorgt voor uithoudingsvermogen en een goede lichaamscoördinatie. Maar bij intensief gebruik ook voor kapotte veren en een gescheurde beschermingsrand.
Het wegvallen van de trampoline als uitlaatklep én de regen; het maakt de opdracht van thuiszitten groter. Het nóg intensiever infiltreren in elkaars privacy legt genadeloos de zwakte van het gezin bloot. Die van ons heet flatulentie. Op onbewaakte, maar zeker ook op bewaakte ogenblikken, ontsnapt er hier een poef aan de vibrerende bilnaad. Er zijn geen officiële cijfers, maar er mag geconcludeerd worden dat het mannelijke deel van ons huishouden de productie verzorgt en dat de vrouwelijke zijde lijdzaam ontvangt.
Niet ondersteund door officiële statistieken, maar het lijkt erop dat Oudste de kroon spant. Laat ik het zo zeggen: de puberteit stuurt zijn spijsvertering in dusdanige bochten dat de overbodige lucht op hoogst ongelukkige momenten met kracht zijn lichaam verlaat. Timing is sowieso een aandachtspunt.
Van de week keek zijn moeder haar favoriete woonprogramma. Ze zette net een vers kopje rooibosthee aan haar lippen, toen oudste, ik kan het niet anders zeggen, indrukwekkend door de huiskamer trompetterde. Dat was de limit. Ze heeft Oudste twee dagen genegeerd.
Een goede trampoline zorgt voor uithoudingsvermogen, lichaamscoördinatie én gezinsvrede.

maandag 27 april 2020

Dag 44

Koningsdag was rustig, dit jaar. Nu eens géén optreden van Dries Roelvink in een oranje pak en een mal hoedje. Geen vrijmarkt met versierde cupcakes, schminktafels en oude strips van Suske en Wiske. Om de dag toch een feestelijk randje te geven maakten we van het avondeten een gezamenlijk project. Mijn vriendin en ik zouden het toetje verzorgen. Oudste en Jongste mochten het hoofdmenu kiezen. De onderhandelingen verliepen zo:
“Zullen we het googelen?”
“Wat?”
“Nou, ‘ovengerecht’ of zo.”
“Kan ‘pastamaaltijd’ ook?”
“Ja, probeer maar.”
“Met lange ij.”
“Zo. Die zijn er veel!”
“Misschien spinazielasagne?”
“Ik lust geen spinazie.”
“Popeye wel.”
“Wie is Popeye?”
“Een zeeman. Macaroni met kipballetjes?”
“Mama eet geen vlees. Waar woont ie? Nacho’s dan?”
“Oh ja! Nee, geen nacho’s. Hij woont in een strip.”
Tarantino maakt oscarwinnende speelfilms rondom zulke dialogen. Uiteindelijk viel de keuze op een tonijn-mozarella-ovenschotel. De jongens vertrokken naar de Jumbo voor de nodige ingrediënten en gingen daarna aan de slag met pot en pan.
Hun moeder en ik konden met de beentjes omhoog. Vanuit de keuken klonk een vreemde symfonie van fornuisgekletter en ovengezoem, vermengd met opnieuw opmerkelijke dialogen.
De cheesecake aan het einde was in orde, de ovenschotel best okay, maar vooral door de volledige afwezigheid van Roelvink-gekkigheid was de koningsdag best te verteren.

zondag 26 april 2020

Dag 43

De maanden leveren veel schade op. Vanwege de overmatige trektochten sneuvelde de zool van de wandelschoen van mijn vriendin. Gisteren kwam ze thuis van ‘Voet en Goed’, ook voor wandelschoenen. Op tafel zette ze een nieuw paar. Enkelhoog, blue-suède bekleding, dikke zolen. Schitterende kistjes, als je van wandelschoenen houdt.
“Wat vind je ervan?”, vroeg ze.
“Nou, coole stappers.” In een lange relatie koppel je naadloos de juiste woorden aan de gelegenheid. Bovendien is het háár hobby. Ze is er goed in ook. Het is niet iedereen gegeven, door de vrije natuur stappen en negeren dat konijnen bij de aanblik van de glimmend blauwe kisten schichtig terugschieten in hun hol. Buizerds die bij deze kleurkeuze het jachtseizoen laten voor wat het is. Koeien die uit protest de andere kant op herkauwen en dan toch zuchtend thuiskomen: “Lekker tochtje!”
Mijn vriendin kan dat.
Ik snap het ook, de liefde voor een nieuw setje schoenen. Mijn nieuwe voetbalkicksen zette ik vroeger op mijn nachtkastje voor ik ging slapen. Nog even ruiken.
Na het avondeten stond mijn vriendin met haar flitsende wandelschoenen voor me. Gretig. Het leek nog het meest op Jaap van Dissel met nieuwe RIVM-verordeningen.
“Vanavond een extra groot rondje?”
Zonder woorden trok ik mijn schoenen aan. In een lange relatie herken je de momenten dat je beter zwijgend kunt gehoorzamen.

zaterdag 25 april 2020

Dag 42

Vóór corona boekten we een vakantie naar een Grieks eiland. Afgelopen donderdag zouden we vertrekken naar Kreta. De Samaria-kloof, een bezoek aan Knossos, een hotel met een groot zwembad. All inclusive.
Om mediterrane sferen in huis te halen, besloten we de overkapping in de achtertuin dan maar om te toveren tot een zomerhangplek. Gisteren verfden we met zijn vieren de muren Middellands-Zee-achtig wit.
“Wat zou je nu in Kreta doen?” vroeg mijn vriendin, met de kwast in haar hand.
“In het zwembad!”, riepen de jongens.
Míj́n ritme in Kreta? Opstaan, een kaascroissant bij het buffet, even douchen, koffie met een puddingbroodje, krantje kopen, spinaziesmoothie, duik in het zwembad, twee eieren met spek, boek lezen, kipkluifjes, naar het marktje in het dorp, fruitcocktail. Daarna zou ik samen met de uitgeslapen jongens en hun moeder gaan ontbijten.
Het verven legt genadeloos de karakters van de jongens bloot: Jongste heeft het technische inzicht van zijn moeder. Hij gebruikt slimmigheidjes en zet door. Oudste zou de tuinmuren achteloos kunnen voorzien van weelderige zonnebloemen a la Van Gogh, maar zijn doe-het-zelf-talent heeft ie van mij: zijn blauwe trui is in no time een Bladella-shirt.
“Kijk, dan komt hier een bank, daar een hangstoel, een teeveetje in die hoek,” zegt mijn vriendin als de klus gefikst is.
“En daar de buitenkeuken.”
Mooi. Onze hangplek wordt all inclusive.

vrijdag 24 april 2020

Dag 41

De puberteit is als een kampeerweek aan het Gardameer. Je krijgt boeiende tochten door Italiaanse heuvels bij ondergaande zon, maar er zijn ook bloedirritante muggen. Zo genieten we van alle ontwikkelingen bij Oudste en Jongste, maar ze kunnen ineens dwars zijn als Engeland in de EU.
Eigenlijk heb je geen idee als de verloskundige je zo’n frutje in handen duwt. Veel te snel wordt het ingehaald door het eerste tandje, het eerste stapje, school. Voor je het weet grijpen ze de overgebleven gehaktbal in de koelkast voor je weg. Je weet dan dat het moment nadert dat ze letterlijk langer zijn dan jij. En dat ze jouw hulp niet meer nodig hebben bij Engels, omdat ze die taal beter beheersen. Alle ouders moeten eraan geloven: uiteindelijk word je overvleugeld door je kinderen.
Dit kantelpunt vond bij ons in deze coronaweken plaats.
Al jaren gaan mijn vriendin en ik met Jinek naar bed. Tegenwoordig handelen de jongens dan nog wat zaken af in hun mancave. Daar doen ze, nou ja, mancavedingen. Zo ongeveer tussen de vragen voor Ab Osterhaus en de eerste onhandige opmerkingen van Dré Hazes jr. komen ze nog even naar onze slaapkamer. Ze trekken het dekbed op tot onder onze kin, we krijgen nog een kus op het voorhoofd.
De wereld staat stil tijdens deze crisis? De ontwikkelingen gaan véél harder dan je denkt.

donderdag 23 april 2020

Dag 40

In zijn oneindige zoektocht naar nieuwe manieren om de dag te vullen kwam Jongste uit bij een erfstuk van Opa Frans. Onder een stapel tuinmeubelkussens en blikken beits vond ie in het fietsenhok het koffertje met ‘Jeu des boules’. Met het koffertje en vragende ogen stond hij voor me. Ik twijfelde, ik droeg al een steunkous. In mijn oneindige creativiteit om impulsieve ideeën van Jongste te ontwijken, gooide ik het daarom op mijn fysiek.
“Eh, dat bukken wordt moeilijk, jongen. Zwakke rug.”
Maar opa Frans had het koffertje voorzien van zo’n koord met een sterke magneet. Dus vijf minuten later stond ik met drie ijzeren ballen op een inderhaast gecreëerde jeu-des-boules-baan.
Het werd echt leuk.
Zeker met de zon erbij voelde onze baan snel als een zanderig pleintje in St. Tropez met platanen aan de zijkant. Het leek of de dorpsbejaarden vanaf bankjes toekeken. Uit een bistro waaiden zacht chansons van Jacques Brel. Mannen met een alpinopet kwamen uit de boulanger met twee stokbroden onder hun arm. Ze staken hun hand op.
“Ca va?”
”Oui, ca va!”
We hebben geen vliegtuig of paspoort nodig om een middag af te reizen naar een gezellig plein in Zuid-Frankrijk. Het koffertje van opa Frans is voldoende.

woensdag 22 april 2020

Dag 39

Iedereen herkent die momenten. Het kan een schilderij zijn dat ineens in je blikveld komt, een liedje dat op de radio tot je doordringt, een voetbalwedstrijd of een mooie film. Dat je ernaar zit te kijken en ineens denkt: ‘Verrek ja! Zo is het! Zo zit het leven in elkaar!’
Zondagochtend moest ik aan die dingen denken. Mijn vriendin was hardlopen en ik kwam terug van Twinckeltje. Ik had mijn fiets net geparkeerd, toen een nichtje een app stuurde:
‘Ik ving jullie net in één oogopslag. Jij op de fiets met fietstassen vol met eten en je vriendin joggend op 50 meter.’
Bam! In één appje het leven van mij en mijn vriendin gevangen. Het kan meteen worden bijgezet in het rijtje met ‘Breaking Bad’, het boek Joe Speedboot en de halve finale van Ajax tegen Spurs. Maar geen filmopname beschikbaar, geen schilderij, geen foto. Alleen een appje.
Sinds zondag vinden ze me hier in huis een beetje afwezig. Verstrooid. Bij de kassa in de supermarkt ronduit onbeleefd. Steeds in mijn telefoon turen en zo. Maar op die momenten daal ik af naar de archieven van whatsapp. Veel mensen staren urenlang naar een schilderij, sommigen slapen met een boek onder het kussen. Ik heb een app. Eke keer als ik de twee zinnen lees, is het raak.
‘Verrek! Ja, zo is het! Zo zit ons leven in elkaar!’