zondag 24 januari 2016

In het hol van de leeuw

Jongste kreeg een mailtje dat zijn dag versierde als een veld zonnebloemen een Franse wielerkoers. Via internet stelde 'Phoxy-club', de supportersvereniging van zijn favorieten, de vraag of hij aan de hand van een PSV-speler mee wilde lopen in de line-up voor de wedstrijd FC Utrecht-PSV. Jongste reageerde beschaafd ingetogen, als Harrie Potter die te horen heeft gekregen dat ie is toegelaten op Zweinstein.
"Yes!"
De magie sloeg meteen toe. Vanaf de bank staarde ie in de achtertuin, maar in zijn hoofd speelde de film af van het aankomende avontuur in de catacomben van de Galgenwaard. Tussen tien andere uitverkorenen om zich heen kijkend in de spelerstunnel, met aan het ene uiteinde een kleine blik op het stadion dat grommend de komst van de matadoren afwacht, aan de andere kant het getik van schroefnoppen op beton dat de komst van zijn helden aankondigt.
"Wie zal ik kiezen, pap?" Hij keek me aan met ogen in een ijssalon die op een zomerdag mogen kiezen uit vanille, aardbeien of stroopwafels uit grootmoeders tijd. Ik verwacht dat ie weinig te kiezen heeft, haastig een klauw van een PSV'er met de blik op oneindig in handen gedrukt krijgt, maar kies om de illusie voor hem in stand te houden.
"Pröpper," zei ik beslist. Jongste trok het gezicht van een garagehouder die een belachelijk bod krijgt op de Auto van de Week.
"Zoet?"
"Nee, die heeft handschoenen."
"Bruma?"
"Die is zo gróót."
"Guardado, dan?"
"Mmm, een beetje klein."
"Ik zou Luuk de Jong kiezen," zei oudste, vanuit het niets.
Dat was hem. Met Luuk de Jong gaat hij het veld oplopen, voorafgaand aan de wedstrijd van FC Utrecht tegen PSV. De rest van de dag communiceerde jongste per app met de buitenwereld en iedereen die voor zijn voeten liep, kreeg het verhaal van zijn loterijticket te horen.
's Avonds was de storm nog steeds niet gaan liggen. In de badkamer, met de pyjama al aan, zette hij de tandenborstel terug in het glas en keek zijn moeder aan.
"Zullen we even oefenen, mam?"
Daar liep ie, naast de spits van PSV, met verve gespeeld door zijn moeder. De gloed van zijn wangen zette het nauwe gangpad in een extra warm licht. Vlak voor de slaapkamer keek jongste omhoog naar De Jong.
"Goed spelen, hè, tegen Utrecht!"
In bed viel jongste opvallend snel weg in een diepe rust. Nog 16 nachtjes slapen.

vrijdag 22 januari 2016

Stijf

De week van sneeuw en winterkou trok een streep door de training van F1. Met de hulp van ouders werd op donderdagavond het gymzaaltje van de Franciscusschool geregeld. Het bracht me terug naar geheugenland, want op die school leerde ik lezen, schrijven en rekenen. De klaslokalen die ik op weg naar de kleedkamer passeerde, brachten zoete herinneringen: het hoekje van de herfsttafel, het lijntje boven het raam waaraan de aap-noot-mies-platen hingen en de Pippi Langkousstaartjes van het meisje dat voor me zat.
De efjes merkten niets van mijn weemoed. Als wespen op een glas ranja stortten ze zich op de ballenkar van het speelzaaltje. De schoten vlogen me om de oren. Nadat een rondootje en een paar techniekoefeningen rust hadden gebracht in hun dadendrang, was het tijd voor een andere parel uit het verleden: bankvoetbal.
Het zal ergens laat in de jaren zeventig geweest zijn dat meneer Wouters van den Oudeweijer, gymleraar op mijn oude middelbare school, aan het eind van een les met veel klauteren en touwklimmen, een verrassend voetbalspelletje introduceerde. Vier banken werden op de kant in de hoeken van de zaal gezet met telkens twee verdedigers ervoor. Als de bal jouw bank raakte, schoof je achteraan aan bij de wachtende duo's tegen de muur. Wat vervolgens ontstond was een wild spektakel met veel loopwerk, combinaties, passeerbewegingen en haastig gemaakte verbonden ("Zullen we samen op hen?"). Als beweging het hoofdingrediënt van de gymles moet zijn, vormde bankvoetbal de absolute taart. In mijn herinnering werd echter onze standaardvraag bij elke gymles ("Meneer, gaan we weer bankvoetballen?") steevast gepareerd door meneer Wouter van den Oudeweijer met een haffel speren of nog erger, de bak met kogels. Het kon niet verhinderen dat 'bankvoetbal' aansloot bij het gouden rijtje van middelbare schoolherinneringen, precies tussen de steekvlam bij een scheikundeproef die de kuif van meneer Van de Hurk verschroeide en de allereerste tongzoen in.
De kracht van het spel werd ook herkend door de spelers van F1. Okay, in de hoeken vier banken, duo's ervoor, een bal ertussen en gáán. In het kleine sportzaaltje van de Franciscusschool kwamen balaanname, druk zetten en passeren samen als een symfonie van Bach. Stomend was de inzet, bruisend het plezier. Opmerkelijk lang hield ik in het strijdperk stand aan de zijde van onze kleine rechtsback. Razendsnel weerden we aanvallen op onze bank af en sporadisch combineerden we een bres in vijandelijke linies, waarna met een verraderlijk puntertje tegenstanders uit het gevechtsfront werden geknikkerd. Als een puber van 14 gooide ik mijn spieren in allerlei bochten. Natuurlijk, op dit feest van herkenning kon alleen een enorme kater volgen. Met geen mogelijkheid kon ik vanmorgen mijn bed uitkomen.