zaterdag 28 april 2012

De moderne man



Het leven is even helemaal af. De laatste zonnestralen van de namiddag zetten het Jan Breydelstadion in een aangenaam licht. Met mijn twee beste vrienden sta ik voor het frietkot naast de hoofdingang. We hebben het plan opgepakt om de beslissing in de Belgische competitie te gaan bekijken. Over een half uurtje gaat Club Brugge de strijd aan met koploper Anderlecht.
"2-0 in Amsterdam," zegt B. als we de patat bestellen. Hij sms't met het thuisfront over de standen bij PSV, Feyenoord en Ajax. Ook in Nederland nadert de ontknoping. De dikke madame van de frietwagen reikt L. direct een puntzak aan. Gretig haalt hij de patat door de Belse mayonaise. Het vooruitzicht om dadelijk het stadion binnen te treden, maakt ons licht in het hoofd. Potverdrie, Robbie Rensenbrink dolde op deze flanken ooit verdedigers, Jan Ceulemans sleurde onverwoestbaar langs de lijnen en Eijkelkamp en Foeke Booy maakten hier oorlog voor de blauwzwarte vlaggenzee op de Noordtribune.
Als de puntzakken bijna leeg zijn, verschijnen naast de frietwagen drie jonge vrouwen die zich bezig houden met promotie-activiteiten. De dames zijn geselecteerd op hun naaldhakken, een strakke billenpartij en uitdagende jukbeenderen. Ze vertegenwoordigen duidelijk het hogere segment. Verheven duwen ze passerende supporters een folder in de hand. 
Ik moet meteen aan Theo Maassen denken. Hij meldde in één van zijn shows dat de moderne man slechts behoefte heeft aan drie zaken: voetbal, vrouwen en buitenlands voetbal. De cabaretier had volkomen gelijk.
Als we met gevulde magen naar ons vak wandelen, stapt één van de meisjes op me af. Ze geeft me een flyer, met waarschijnlijk een uitnodiging voor een of ander festival in een discotheek uit de buurt.
"Waar gaan we naar toe, mop?" gooi ik er overmoedig uit. Ik voel me best een beetje George Clooney. De juffrouw kijkt me een tel aan vanonder haar zorgvuldig getrimde wenkbrauwen. Ze zegt niets, maar haar verontwaardigd opgetrokken mondhoek en de vernietigende blik zetten me hardhandig terug in mijn eigen league. 
Met gebogen hoofd en rode konen begeef ik me naar vak 115.

woensdag 25 april 2012

Reclame

Als kind had ik een hond. Zo'n straatmormel waar ik heerlijk mee stoeide. Door de film 'Nummer 14', die maandagavond uitgezonden werd, moest ik weer aan hem denken. In beeld liep, naast JC, ineens Barry Hulshoff. Het slungelige lijf, het lange haar, de kromme rug. Hij was Ajacied, maar ik kende hem vooral van de Sjappie-reclame op tv.  Hulshoff rende met zijn Deense dog over het strand, de hond likte wild over zijn baard en dan kwam het blik hondenvoer in beeld. Wekenlang zeurde ik aan mijn moeders hoofd. Onze hond moest ook Sjappie. Waarschijnlijk redeneerde mijn onderbewustzijn dat ik dichter bij Ajax kwam als onze hond hetzelfde at als het beest van Barry. Ik liep regelrecht in de fuik van de reclamejongens, maar mijn moeder trapte er niet in: "Hij eet morgen gewoon weer de restjes van tafel." Voetballers in televisiereclame, het werd sindsdien een gewoonte. Van Basten schoot in San Siro het dopje van een flesje Bavaria, Gullit rolde een autoband over de A2 en Suarez die 'Ik heb het' prevelde. Vrolijk krabben de voetbalsterren en de commerciële wereld elkaars rug. Het verbond is logisch,  maar de tijd dat ik erin trapte is al lang voorbij. Gisteren keek ik met de jongens naar het Jeugdjournaal. In het reclameblokje na afloop, keerde Edwin van der Sar in zijn achtertuin een schot van zijn dochter.  "Hé, Van der Sar!" juichte de jongste vol bewondering vanaf de bank. In het volgende shot beet de doelman aan de keukentafel in een boterham met kaas. "Milner," las de oudste. De jongens keken elkaar aan. Ik herkende de blik, Van der Sar moest genaderd, maar ik was hen voor: "Morgen gewoon weer pindakaas, jongens." De cirkel is weer rond.

zaterdag 21 april 2012

Onsmakelijk

Het is gezellig in het spelershome van Chelsea. Koffiejuffrouw Betty is druk in de weer met kopjes en schoteltjes. Ze hoort bij de huiskamer van de spelers als de Tower Bridge bij Londen. Gianfranco Zola, Glenn Hoddle, Ruud Gullit, Luca Vialli; Betty heeft ze allemaal langs zien komen. Ze weet wat de sterren willen. Petr Cech krijgt een schouderklopje, Frank Lampard wil zijn koffie zwart en John Terry verdient af en toe een standje. Didier Drogba meldt zich aan de bar en bestelt een tosti.
Dan treedt Roman Abramovich de ruimte binnen, de geldschieter die zijn leven slijt in een vipbox op Stamford Bridge. De Chelsea-spelers schieten op hem af als bijen op de honing. De winst op Barcelona wordt besproken, er wordt veel gelachen. Drogba doet voor de 46e keer voor hoe hij de bal onder Victor Valdès binnenschoot, als Betty hem met een warme tosti in de hand op de schouder tikt. Met een schreeuw stort de grote Ivoriaan ter aarde. Hij grijpt met beide handen naar zijn knie en roept om verzorging. "Didier, stand up! That's disgusting!" Abramovich laat er geen misverstand over bestaan.
Geschrokken door de scherpe toon springt de spits overeind. In zijn gebruikelijke houding, met opgetrokken schouders en gespreide armen, probeert Drogba de situatie te redden:
"I'm sorry, mister Abramovich, it's only a tosti...."

woensdag 18 april 2012

Lange haren

Ik houd de poster verticaal voor me. Lange manen in zijscheiding langs het gezicht. Een oranje katoenen trui met lange mouwen, géén strepen. Een gekreukt kort, wit broekje. Oranje sokken en de onvermijdelijke zwarte Puma's.
"Wie is dat, papa?" hoor ik naast me.
"Dat is Johan Cruijff, jongen. Eén van de besten ooit." 
Samen kijken we naar de plaat die deze week de binnenkant van de Voetbal International sierde. Cruijff wordt over een paar dagen 65 jaar en het tijdschrift pakt uit met 34 bladzijden die er geen misverstand over laten bestaan: JC gaf Nederland een eigen identiteit.
Ik praat onze zoon bij over de carrière van Neerlands beste speler en besluit het lot een handje te helpen. "Wil je de poster misschien op je kamer?" Hij knikt plechtig, alsof hij me belooft nooit meer een koekje uit de trommel te pikken.
Een uurtje later breng ik de jongens naar bed. Als ik met oudste uit de badkamer kom, zie ik jongste in zijn kamer voor de poster staan. Hij staart naar Cruijff. Ik ga naast hem staan, hij kijkt met pretoogjes naar me op. Ik verwacht een vraag over de lob tegen ADO, over waarom we er toch nog intuinden in '74, over het seizoen bij Feyenoord desnoods. Maar zijn vingertje wijst naar het hoofd. "Die Kruijs moet naar de kapper!" kraait jongste uit.
Okay, er is nog een lange weg te gaan, maar het is een begin.

maandag 16 april 2012

Wordfeud, part two

In blessuretijd, zo ongeveer op het moment dat Nordin Boukhari de voorzet achter Boschker knikt, trilt de gsm van Steve McClaren in zijn binnenzak.
"Aha, eindelijk," mompelt de Twente-coach binnensmonds, "het zal tijd worden!" Hij draait zich meteen om en verdwijnt in de spelerstunnel. Als de Engelsman de kleedkamerdeur achter zich sluit, opent hij op zijn beeldscherm het spelletje Wordfeud. Al dagen laat ik hem zweten. Het zoveelste spelletje inmiddels. De Brit is geen enkele partij, maar ik vermaak me kostelijk met zijn bedenksels: 'verliezaar', ‘doelmanopa' en 'oppercliché'. Niet alleen het tactische spel op het voetbalveld, ook de Nederlandse taal kent voor hem nog veel geheimen.
Deze keer heb ik, links onderin het speelveld, het woordje ver achtergelaten. McClaren inventariseert zijn mogelijkheden. Op zijn bordje prijken een a, een e, een d en twee keer de r. Achter hem lopen de spelers van FC Twente binnen, de wedstrijd tegen NAC is zojuist afgelopen.
"Verrader!" bijt Luuk de Jong zijn coach toe. In machteloze woede schopt de spits tegen een stoelpoot. De trainer staart naar de letters. Plotseling lichten zijn ogen op.
"Verrader? Outstanding Luke, 42 points! Swell!"
Terwijl zijn elftal in stilte het verlies van het kampioenschap verwerkt, drukt McClaren verheugd op de verzendknop. Precies zoals ik verwachtte. Nog voordat de spelers in de doucheruimte ten onder gaan aan het wassende water, zoemt mijn telefoontje op de salontafel.
Een kapitein verlaat nooit het zinkende schip.

vrijdag 13 april 2012

Snack

Deze week stond ik in de buurt van het Leidscheplein in de FEBO. Ineens liep Theo Janssen binnen. Foute boel, dacht ik, knabbelend aan mijn kipkrokantje. Gooit ie eindelijk weer zijn goddelijke steekpassjes uit die afgetrainde heupen, begeeft ie zich in de eerste de beste broedplaats voor overtollig vet. Mijn wantrouwen bleek ongegrond, Theo bestelde een spa blauw.
Verdomd als het niet waar is, op het moment dat Janssen zijn flesje afrekende bij de Nigeriaan achter het loket, huppelde Dries Mertens vrolijk de friettent binnen.
"Hey Theo!" De kleine Belg liep meteen door naar de muur met de kroketten.
"Mertens? Wat doe jij hier in Amsterdam?" vroeg Janssen.
Dries trok een vakje open en haalde er een kroket uit. De rook kwam er vanaf.
"Nee, ik kom net van een specialist hier verderop. Hij heeft mijn bovengebit in orde gemaakt. Je weet wel, na die botsing met die keeper." Met een vinger krulde hij zijn bovenlip omhoog. Janssen keek bewonderend naar de gereviseerde tandenrij.
"Mooi man! Is dat gebeurd tijdens die, eh… kampioenswedstrijd?"
"Kampioenswedstrijd? Nee, in de finale om de beker."
"Beker? Welke beker?"
"De KNVB-beker, vorige week tegen Heracles." Nietsvermoedend zette Mertens zijn nieuwe voortanden in de kroket. "Maar wat doe jij hier, Theo?"
Theo Janssen maakte een stap naar de uitgang en wees naar het grote plein buiten.
"Ik kom de zaak hier een beetje verkennen. Over een paar weken gaan we hier een feestje bouwen," zei hij ondeugend, terwijl Mertens wild de hitte van de goulash uit zijn mond blies.
“Kom je ook?” vroeg de Ajacied nog, voordat hij Mertens op de schouder sloeg en de FEBO verliet. Hij deelt weer tikken uit, zag ik, zowel binnen de lijnen als erbuiten.
Theo Janssen is weer de oude.

donderdag 12 april 2012

Garantie voor succes

Als Arjen Robben vlak voor tijd een penalty mist in de topper tegen Borussia Dortmund, mompelt Aad de Mos met Haagse tongval tegen zijn plasmascherm.
“Standbeen verkeerd.”
Beide benen leunen op de salontafel, eronder de instappers keurig naast elkaar. De duim op de afstandsbediening zapt naar de Premier League. Manchester City staat ruim voor, United lijkt te gaan verliezen.
“Ferdinand voorin erbij zetten.”
Het beeldscherm springt naar Studio Sport. Spanning in de eredivisie. AZ laat de overwinning tegen FC Twente in de laatste minuut uit de handen glippen.
“Viergever, eerder knijpen.”
Ooit was De Mos coach van Nick Viergever. In het voorjaar van 2010 stond hij als zelfverklaard generaal langs de lijn in Het Kasteel. Wild gebaarde hij zijn soldaten naar het front. Sparta degradeerde dat seizoen roemloos en zag Strootman, Falkenburg, Duplan en Viergever voor een prikkie naar grote clubs in Nederland vertrekken.
Het is kwart over twaalf als de eindtune van Studio Sport klinkt. In de gids staat het programma voor morgen. ADO tegen Groningen. De Mos pakt een blocnote van tafel en noteert: Luciano zwak bij flankballen. De televisie gaat uit, stilte vult de huiskamer. Wat nu? Dickie bellen? Lex? Iemand op de Emiraten? Is er dan werkelijk niemand geïnteresseerd in de kwaliteiten van Haagse Aad, de kampioenenmaker van weleer?
De Mos lijkt steeds meer op Leo Beenhakker. Hij schuift op naar de status van Rinus Israel. Het hoekje van Wim Jansen, godbetert. Nog even en Aad de Mos bestaat niet meer.

maandag 9 april 2012

Kampioen

Op het bosrijke sportpark van VV Bergeijk wandel ik naar de wedstrijd. Naast me loopt onze jongste, hij houdt mijn hand stevig vast. In de verte zijn ze al begonnen. We voelen allebei een lichte opwinding: de F3 van Bladella, met neefje Sem in de gelederen, kan vandaag kampioen worden.
Een overdonderende start van F3: als we het veld naderen, frommelen onze favorieten de bal al tegen de touwen. Luchthorens klinken en moeders met spandoeken stuiteren langs de lijn. Een eekhoorn verlaat gehaast het strijdtoneel, geschrokken verdwijnt hij achter een boom. Op het veld zien we de 7-jarigen kriskras door elkaar rennen. Lekker ouderwets juichen met de armen in de lucht. Het clublogo op de borst laten ze gelukkig nog onberoerd.
We nestelen ons tussen de Bladella-ouders. De strijd is daar bijna tastbaar. Gestoken in spijkerbroek en regenjack gaan ze langs de lijn net zo enthousiast de duels aan als hun jongens. Als hun zoon een pass verstuurt, bewegen de ouderlijke benen mee. Als hun kind met wapperende haren naar voren dendert, lijken de vaders naast me net zo hard mee te sprinten.
Onze jongste kijkt steeds naar zijn neefje Sem. Hij staat achterin. Soeverein, alsof het de normaalste zaak van de wereld is, vormt hij het slot op de deur. Geen muisje komt erdoor. Zijn razende zwarte voetbalschoenen onder dat ranke lijfje, spreken een duidelijke taal: hier groeit een nieuwe Jaap Stam. Eén van de ballen die hij hard naar voren schiet, landt in de buik van een medespeler. Hij stort kermend ter aarde. Niet om tijd te rekken, zoals op tv, maar zijn ontbijt zit zowat letterlijk in zijn keel.
Ondertussen wisselt de leider driftig zijn manschappen. Deze jongens moeten zondagavond toch ook het bord op schoot hebben, maar geen enkele speler meldt zich chagrijnig aan de zijlijn. Zowel de speler die eraf komt, als zijn vervanger focust zich volledig op de high five die ze elkaar mogen geven. Ik laat me prettig onderdompelen in de onbedorven cultuur van de f-speler, het is een genot om te zien.
In de tweede helft lijkt de strijd beslist als de keeper van de thuisclub een schot op de borst stopt, maar vervolgens de bal tussen de benen over de doellijn friemelt. Een Grandelletje, maar niemand gaat over de rooie, er volgen geen scheldwoorden vanaf de tribunes, de doelman krijgt een schouderklopje als de bal naar de middenstip rolt.
“Volgende keer beter, Sjoerd!”
Als de scheidsrechter bij de stand 1-4 voor de laatste keer fluit, gaan de sluizen open. De luchthorens snijden het sportpark doormidden, terwijl de spelers op het veld voorzichtig een polonaise starten. Eenmaal verzameld voor het doel, spuit de leider zijn kudde nat met Jip-en-Janneke-cider, het lied der kampioenen wordt ingezet. Eigenlijk ontbreekt alleen het kanon met de blauwwitte snippers.
Later, op de terugweg, kijk ik in de achteruitkijkspiegel. Jongste staart uit het raam. Weilanden met paarden en koeien trekken aan hem voorbij. Pas als we de eerste huizen van Bladel bereiken, wordt de stilte verstoord. Vanaf de achterbank klinken zacht de indrukken van zijn vroege zaterdag:
"Kámpioenen, kámpioenen, olé olé."

zaterdag 7 april 2012

Bekerfinale

"Meester, ik ga zondag naar de bekerfinale. Ik hoop dat hij er ook is, dan vraag ik aan hem een handtekening!"
De leerling in de vmbo-klas is een vurige PSV-fan, maar hij doelde op Steve Mokone, de stervoetballer van Heracles uit de jaren vijftig. Voor een examenopdracht keken we met de klas naar de film 'De zwarte meteoor', waarin de donkere Mokone neerstrijkt in het ingeslapen Almelo. De jeugd loert er vanaf de brommer naar de meisjes en vist in het kanaal, meer is er niet te beleven. De wereldwijze Zuid-Afrikaan sluit vriendschap met de jonge Felix, die Heracles in zijn bloed heeft zitten en van zijn vader in de fabriek moet gaan werken. Mokone opent hem de ogen. Hij houdt hem voor zich niet te laten ketenen door een bekrompen omgeving, vertelt hem op zoek te gaan naar eigen grenzen en leert hem te geloven in eigen mogelijkheden: "Je kunt veel meer dan je zelf denkt, Felix!"
Onderwijs, voetbal, film en levenswijsheid kwamen prachtig samen in de week dat Heracles zich opmaakt voor de grootste wedstrijd uit de clubhistorie. Voorzitter Jan Smit slaapt al dagen slecht, trainer Bosz breekt het hoofd over de juiste tactiek en de spelers Overtoom, Looms en Quansah komen niet van de bank om krachten te sparen.
"Ik hoop voor Heracles dat zondag de geest van de zwarte meteoor door de Kuip waait," zei een leerling terwijl ze bezig was met de vragen van het filmverslag.
"Hoezo?" vroeg ik met gespitste oren.
"Alleen als ze met veel zelfvertrouwen hun eigen grenzen verleggen, hebben ze een kans tegen PSV," antwoordde ze. Om haar heen werd instemmend geknikt. Ze hadden de les van Mokone goed begrepen. 
Nu Overtoom, Looms en Quansah nog.

donderdag 5 april 2012

Op het verkeerde been

Schichtig kijk ik om me heen. Ik sta voor het snackloket in de voetbalkantine van Reusel Sport. Ook wel Het rovershol genoemd. Via de ingang zie ik ze binnenschuifelen, de woestelingen. Ze schreeuwen rauwe kreten, bolle buiken dansen boven hun stevige kuiten die net nog zonder genade over de velden schaafden. In hun blik zie ik dorst en honger. Goed opletten nu, één moment van onachtzaamheid en ik heb een rochel in mijn nek.
Ik wend mijn blik af naar de jonge vrouw van de snackhoek. Strak in de spijkerbroek, open gezicht, scherp décolletee. Vragend kijkt ze me aan. Gehaast glijden mijn ogen over de lijst: broodje kroket, kaassoufflé, tosti, stokbroodje Toscaanse Tonijnsalade.
“Eh, een stokbroodje Toscaanse tonijnsalade graag,” zeg ik hakkelend.
Ze verdwijnt naar de keuken. Stokbroodje Toscaanse tonijnsalade? Zit ik hier in brasserie Chez Hubèrt, voor uw heerlijke lunch in een bedje van culinaire hartelijkheid? Ik kijk om me heen, daar staan ze, aan de bar, wild vegen ze het schuim van hun baardstoppels. Niet echt de omgeving voor een Italiaanse delicatesse.
In de keuken is de brunette bezig met mijn lekkernij. Tonijn uit Toscane. In gedachte zie ik de haven van Livorno. Gianluigi, al veertig jaar visser op de Ligurische zee, leegt zijn netten op de wal. Hij fluit. Met zijn arm uit het portier van zijn busje rijdt hij zijn handelswaar naar de vismarkt, de zon brandt fel, cipressen versieren de heuvels.
De jonge vrouw verschijnt weer voor het loket. Ze zet het stokbroodje voor me neer. Mooi gegarneerd met groene sla en uitjes. Het water loopt me door de mond.
“Eh, hoe krijgen jullie dat eigenlijk hier,” vraag ik bedeesd, “ik bedoel die tonijn uit Toscane?”
Met een harde, krakende stem, als van een wijf op de vismarkt, zet ze me met beide benen terug op de grond.
“Gewoon, uit een blikske van de Albert Heijn, hoezo?” Haar boezem is ineens een stuk minder spannend. Teleurgesteld zet ik mijn tanden in het broodje vis. Toch weer een rochel in mijn nek.

maandag 2 april 2012

Kantelen

Het leek een dag te worden als elke andere. Wolken schoven loom voor de zon, terwijl de rijp met tegenzin van het veld smolt. De netten stonden strak gespannen, in de verte klonk een specht.
De wijze waarop het zesde aan de wedstrijd begon was ook alledaags: veel te slap. Halverwege de eerste helft kregen we een doelpunt tegen, waardoor we in de rust gelaten in onze thee staarden. De coach keek de kring rond. Hij dacht na. Veel mogelijkheden had hij niet. Buiten liep Jack zich warm, onze enige wissel. Jack is onze markante middenvelder, omgeven door mystiek en filosofische diepgang. Niemand weet precies waar hij woont of wat hij de hele week doet. Op zondagochtend stuurt hij zijn grote jeep het parkeerterrein van het sportpark op, zwoegt trouw over het middenveld, om daarna weer een week in het grote niets te verdwijnen.
"Jack komt erin," mompelde de coach. Spits Louis keek op van zijn thee. Hij leek iets te voorvoelen.
"Jack gaat deze wedstrijd kantelen, ik weet niet in welke richting, maar hij gaat hem kantelen."
We lachten schaapachtig, hoe konden we op dat moment weten wat er die middag voor onze eigen ogen zou gaan gebeuren? Hoe konden we daar, in de beschutting van het kleedlokaal, voorzien wat deze wissel teweeg ging brengen?
De 58e minuut brak aan, de bal waaide hoog het strafschopgebied van de tegenstander binnen. Jack, tot dat moment onopvallend, stond met de rug naar het doel. Met een razendsnelle blik schatte hij de situatie in. De vijandelijke back zette hard af van de grond om de voorzet te onderscheppen, de mond van de keeper slaakte een kreet om het gevaar te beteugelen. Precies op dat moment gooide Jack zijn oude lichaam in een perfecte horizontale balans. Zijn beide benen maakten een krachtige tegendraadse beweging, waarbij zijn rechtervoet vol de dalende bal raakte. Op dat moment werd de slow-motion-machine aangezet. De back keerde sterk vertraagd terug op aarde, het gezicht van de keeper trok zich langzaam in een grimas, boven het doel doorkliefde een kraai stroperig de lucht. Tergend traag vervolgde de bal zijn weg richting bovenhoek. Wij allen op het veld, de tegenstanders, de toeschouwers langs de lijn, wij allen zagen het gebeuren. Via de lat caramboleerde de bal in het net dat vreugdevol bolde. Nog voordat de bal de grond achter de doellijn raakte, werden tijd en ruimte weer hersteld. Als dolle honden bedolven we onze ploegmaat.
Mede door de fallrückzieher van Jack wonnen we de wedstrijd alsnog met 1-3. Ruim een uur later, na een broodje kaas en een pilsje, verliet hij de kantine. Ik zag hem lopen op het parkeerterrein. In de mondhoek een sjekkie, de voetbaltas achteloos op een schouder. Zijn jeep verdween door de poort van het sportpark. Ik hoopte dat hij zou opgaan in het grote niets. Hij, die vandaag akelig dicht in de buurt kwam van de omhaal van Van Basten tegen Den Bosch, laat ons in totale ontreddering achter. Jaren horen we niets van hem. Zijn naam wordt een mythe. Soms hoor je een gerucht, hij zou gesignaleerd zijn in de buurt van de Zwarte Cross. Iemand meldt dat hij is geëmigreerd naar een eiland voor de Griekse kust, een liefde achterna.
Vele, vele seizoenen later. Een gure zondagochtend op De Smagtenbocht. Uit de mist doemen de contouren van een jeep op. De motor wordt afgezet. Twee kromme benen zetten voet aan de grond. Het gonst langs de velden. Er wordt gewezen, gefluisterd. Het gras lijkt ineens groener, de cornervlaggen wapperen strakker, spontaan verdwijnt de jicht uit de botten van de terreinknecht. Daar staat hij, een sjekkie in de mondhoek en zijn tas weer nonchalant over de schouder. Vreugde overwelmt ons. Dezelfde drie woorden zwellen steeds harder aan en komen tenslotte met orkaankracht uit alle kelen:
“Jack is back!!”