woensdag 27 april 2016

Op links

In de Franse campingwinkel stond ik in de kassarij achter een mollige vrouw. Haar cellulitis probeerde, als een leger aardwormen, door de strakke legging heen te kruipen. Het vak naast mij oogde smaakvoller: aardbeienjam, beschuit en koekjes TUC, goût fromage. Enkele minuten later stond ik nog steeds voor de confiture fraises, doordat de kassa het begeven had. De winkeljuffrouw, van het klassieke HEMA-soort, maar dan van Franse snit, maakte vooralsnog geen aanstalten om hulptroepen in te schakelen. Het leek erop dat we konden wachten totdat we een ons wogen, wat in het geval van mijn voorbuurvrouw lang kon duren.
Twee plaatsen voor me drentelde een man met een hangsnor en twee stokbroden op zijn arm onrustig van het ene been op het andere. Hij stond naast een brede vent met 'Transportbedrijf Damstra, Leeuwarden' op de rug. Doordat de kassa nog steeds dienst weigerde, gooide de hangsnor het over een andere boeg.
"Tegen wie speelt Cambuur zondag?"
"PSV," antwoordde Damstra, "uit."
"Speelt Andriuskevicius?" vroeg de hangsnor weer. Hij sprak de naam uit als een journaallezer die dagelijks over Baltische voetballers bericht, maar Damstra was er niet zeker van.
"Nee, op links komt die ene jongen. Die blonde. Die linkspoot. Kom, hoe heet ie nou, zijn moeder heeft nog bij mijn vrouw in de klas gezeten." Damstra zocht diep in zijn bolle hoofd naar de naam van de blonde linkspoot.
"Van der Laan?" probeerde hangsnor, terwijl de vrouw voor me nog eens de legging door haar bilnaad trok. Damstra schudde zwaar het hoofd.
"Hoefdraad?"
"Neehee, die speelt voorin."
Damstra legde zijn hand op het hoofd alsof ie als een magneet de naam van de linksback, wiens moeder bij zijn vrouw in de klas had gezeten, naar boven zou kunnen trekken.
"Hé, hij werkt weer!" zei hangsnor. Op zijn crocs schuifelde hij richting kassa, die ineens als fruitmachine begon te ratelen. Net iets te vroeg. Ondanks verse croissants verliet ik de campingwinkel in mineur. Nooit zou ik weten welke Cambuur-linksback door het klasgenootje van mevrouw Damstra op de wereld was gezet.

maandag 25 april 2016

Inenten

Oudste sprak natuurlijk uit ervaring.
"Die negenjarigenprik? Stelt niets voor!"
Maar nu jongste die leeftijd bereikt had, was ie er niet gerust op. In de kleedkamer bij de F'jes had hij het verhaal opgevangen dat een jongen bij de aanblik van de spuit gillend de dokterspost verlaten had en er gingen geruchten dat er soms wel twee keer geprikt moest worden.
"Onze keeper krijgt woensdagmiddag dat spuitje," zei jongste 's morgens aan het ontbijt tegen zijn moeder. Hij vertelde het met de opluchting van de soldaat die niet opgeroepen wordt voor het oorlogsfront.
"Oh," zei zijn moeder met een cracker in haar mondhoek. Dat de brief met zijn oproep voor dezelfde woensdagmiddag al weken op de kast lag, zei ze er niet bij. Moeders hebben veel kwaliteiten, de juiste timing van een slechtnieuwsgesprek is er één van. Het zorgde ervoor dat jongste onbevangen de dagen voor de woensdag doorkwam. Hij ging fluitend naar school, op bezoek bij opa en oma en naar een verjaardagspartijtje met enge dieren. Enthousiast vertelde ie over de vogelspin die over zijn arm kroop en de boa constrictor om zijn nek. Van de inktzwarte wolk die boven hem hing, had ie geen weet.
Het bericht dat óók hij naar het front moest, bracht mijn vriendin pas op woensdag, toen jongste uit school kwam. "Het stelt echt niet voor," zei oudste nog een keer, terwijl hij zijn broodtrommel uit de rugzak haalde. 's Avonds, aan tafel werd ik bijgepraat. Over zijn keeper bij de F'jes die vlak vóór hem het kamertje ingeroepen werd en er een paar minuten later weer uitkwam met het gezicht van een loterijwinnaar. Dat jongste de andere kant op keek, toen de injectienaald als het zwaard van Damocles naast hem zweefde. En dat hij na twee seconden alsnog naar de onheilsplek op zijn arm keek, verwonderd over de snelheid waarmee het karwei geklaard was.
Een dag later liepen ze samen naar de donderdagavondtraining, jongste en zijn keeper. Als stoere zeevaarders die zojuist een stuk van de wereld veroverd hadden, namen ze de week door. "Die negenjarigenprik? Stelt helemaal niets voor." Achter hen liep een ploeggenoot met een bleek gezicht. Hij reageerde niet.
Hij moest nog.