zaterdag 26 maart 2016

Voorjaar


Op paaszaterdag is het stralend weer. De lente staat op springen. Het zonlicht valt overweldigend het keukenraam binnen als een getraind arrestatieteam een drugshuis, maar ik staar hoofdschuddend naar een berichtje in de weekendkrant dat vermeldt dat een dag eerder de beste Nederlandse voetballer ooit is gecremeerd.
Ineens staat oudste naast me.
"Wat is er, pap?"
"Tja, jongen. Cruijff. Gecremeerd. Nu is hij er echt niet meer."
Met de kaasschaaf in zijn hand rolt oudste een keer met zijn ogen, kijkt me vragend aan of er ook nog belángrijk nieuws te melden is en verdwijnt dan met een paar ontbijtcrackers naar de huiskamer, waar zijn broer zijn scheenbeschermers omdoet.
Mijn weemoed valt ook niet uit te leggen. Johan Cruijff denderde in de eerste minuut van de WK-finale van '74 het Duitse strafschopgebied binnen en daarmee mijn leven. Sinds die dag wees ik op het schoolplein waar mijn klasgenoten moesten lopen en spleet ik de vijandelijke verdediging op Cruijffiaanse wijze open: met buitenkant voet.
Intussen is er veel tijd verstreken. Ik kreeg haar onder mijn oksels, behaalde mijn diploma's, werd verliefd, kreeg kinderen en werkte een groot deel van de hypotheek weg. En altijd leek het of Johan over mijn schouder meekeek. Inmiddels met grijze haren weliswaar, maar regelmatig daalde Cruijff af van zijn Spaanse berg om te vertellen over geitenkaas of om uit te leggen dat voordat je een fout maakt, je die fout niet moet maken. De aanwezigheid van jeugdhelden op je levenspad, het is een geruststellende gedachte.
De dood is een onwrikbaar einde. De buurman die komt te overlijden, je ouwe juf van school die sterft na een moedig gedragen ziekbed, het huiskonijn dat het loodje legt: je accepteert het als een product uit de fabriek waar de gewrichten tijd en ruimte als tandwielen in elkaar grijpen. Maar als helden, die ooit jouw jeugd vulden met hoop en magie, plotseling bezwijken aan een slopende ziekte, slaat dat als een vlakke hand in je gezicht. Daarna komt het besef er als een mokerslag achteraan: in de struiken loert meneer Vergankelijkheid.
In de keuken meldt jongste zich, met in zijn hand zijn voetbaltas.
"Gaan we naar het sportpark?"
Over drie kwartier mag hij los in de wedstrijd tegen de F'jes van RPC, lekker acties maken zoals Messi, dribbelen over de vleugel als Cristiano Ronaldo of een schot op doel met de power van Zlatan, zijn helden van nu. Toch hoop ik op een knipoog naar de jaren zeventig. Dat jongste, ergens op het middenveld de ruimte overziet en in een flits een ploeggenoot vrij voor de keeper zet. Met buitenkant voet.
Dan zou de lente pas echt beginnen.