vrijdag 3 april 2020

Dag 20

Tijdens het braden van kipkrokantjes hoor ik gebonk tegen onze zijmuur. De jongens ‘ezelen’ op de inrit, een kaatsspelletje met de bal. Al jaren een vertrouwd geluid dat voor mij net zo rustgevend is als oceaangeruis voor een yoga-hippie. Het gebonk vermengt zich met ontluikende basstemmen, dus buurjongens G. en B. hebben zich aangesloten.
Vier knapen uit twee gezinnen, dat bedreigt de anderhalve-meter-afstandsregel, maar mijn innerlijke discussie levert snel een conclusie: de heren hebben een uitlaatklep hard nodig.
Ineens melden de jongens zich binnen. Pardon?
“Ja, Buurman Baasje is boos. De bal rolde tegen zijn Renault.”
Buurman Baasje woont in de straat áchter ons. Zijn oprijlaantje is verbonden met onze inrit door een paadje van vier meter breed. Tja. Mijn innerlijke neiging tot polderen legt aan de jongens uit dat sociale cohesie in deze dagen belangrijker is dan een gewonnen ezelspel.
Ik richt me weer op het avondmaal, als na enkele minuten het gebonk tegen onze zijmuur wordt hervat. Om mogelijke buurtbommen te ontmantelen, haast ik me naar buiten. Oudste plaatst net een harde kaats. De bal rolt richting het ei van Columbus. Twee horizontaal geplaatste keukentrappen blokkeren het paadje en redden zowel de bewegingsruimte van de jongens als de vrede in de wijk. De nieuwe generatie bouwt bruggen. Als de jeugd de toekomst is, dan komt het goed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten