zaterdag 28 november 2020

Dag 100

Soms vertelt een opmerking, een beeld of een ogenschijnlijk toevallig ontstane situatie het hele verhaal. Momenten van onachtzaamheid die terloops jouw kant op waaien, maar oorverdovend de puzzel in elkaar leggen. Ingegeven door een impuls van zijn maag stond Jongste op van de bank, liep naar de keuken en constateerde het nuchter: “De koelkast is leeg.” Onverrichterzake wandelde hij terug naar de bank en hervatte zijn bezigheden. Magere yoghurt, icetea, een halve zak rucola; het lag nog steeds als vanouds koel te wezen en in de groentela lag een rode paprika wijs te verrimpelen, maar er zijn inderdaad momenten dat Jongste onze koeling in een andere staat aantreft. Dan duikelen likkepot, tonijnsalade, oude, jonge en komijnenkaas, grillworst en de kipfilet als een culinaire vrijage op de schappen over elkaar heen, bijeengehouden door flessen prik en joppiesaus in de deursectie. Die schrale vulling, we voelen het allemaal. Met dertig man in Carré tijdens de oudejaarsconférence van Youp van ’t Hek, dan rolt de lach toch anders het podium op. Een dj die in een lege Johan Cruijff Arena met zijn handen aan het mengpaneel de explosie van een heel stadion erin gooit als Gravenberch de bal over de Deense keeper krult; de soberheid lijkt inderdaad op het droge kaaskorstje dat je om vier uur ’s middags in de keuken vindt. Jongste vond geen snack op zijn strooptocht en wandelde terug naar de bank. Geen teleurstelling. Geen verwijten. Jongste veranderde niet in de stampvoetende kleuter die schreeuwend naar zijn speeltje op de kast grijpt. In alle rust hervatte hij zijn bezigheden. In die rust ligt het vertrouwen: die koelkast wordt wel weer een keer gevuld. Mijn vaderhart klopte warm.

vrijdag 27 november 2020

Dag 99

Ik werk onder de douche. Normaal een plek voor klinische hygiëne, maar hoe harder het water het vuil van mijn lichaam spoelt, hoe meer ideeën mijn hoofd binnenrollen. Aan mijn bureau kan ik een uur met weinig resultaat mijn hoofd pijnigen over de juiste lesopbouw of geschikte werkvormen; onder het wassende water in die vierkante meter van de badkamer ploppen in mijn hoofd de eieren van Columbus met regelmaat omhoog. Ik overweeg dan ook om mijn lichamelijke verzorging te declareren bij mijn werkgever. Bij het maken van deze stukjes werkt het precies hetzelfde. Achter de laptop is het soms worstelen om de zinnen in kadans te krijgen, onder de douche is de kans aanwezig dat een compleet verhaaltje eruit stroomt. Voordeel van een dagelijkse coronacolumn: in mijn huidplooien is geen mossel meer te vinden. Natuurlijk heeft dit ook nadelen. Vanwege onze verantwoordelijkheid voor het milieu én de waterrekening draai ik streng bij de jongens de kraan dicht als ze langer dan vijf minuten onder de douche staan. Regelmatig staan ze met de handen op de heupen bij mijn uit-de-hand-lopende-wasbeurt: “Hoef jíj́ niet zuinig te zijn, dan?” “Nog even! Ik heb bijna de slotzin!” Een ander nadeel is de afhankelijkheid. Ergens in je hoofd nestelt zich het idee dat je niet meer zonder kan. Zoals jongeren niet meer zonder pillen naar een houseparty afreizen, zo is de douche mijn xtc. Thuis moeten ze er nog aan wennen. “Waarom ging jij vanmorgen om half vijf douchen, pap?” “Ik had een deadline te halen, jongen.”

donderdag 26 november 2020

Dag 98

Zonder aanwijsbare reden breekt bij Jongste het zweet uit aan tafel. Voor verkoeling ritst hij zijn onesie open. Met ontbloot bovenlijf prikte hij verder in zijn spruiten. “Heb je een opvlieger?” vraagt Oudste, met een knipoog naar de oprispingen van zijn moeder. In toenemende mate is Oudste geboeid door biologie. De transformatie van zijn moeder naar een nieuwe levensfase wekt bij hem allerlei vragen. “Vind je het vervelend?” “Kun je nu nog kinderen krijgen?” “Zou je vaker dan twee keer zwanger willen zijn?” Zijn moeder beantwoordt rustig al zijn vragen. Ook vertelt ze dat ze vaker zwanger is geweest, maar dat het tussen hem en Jongste twee keer mis is gegaan. Beide zwangerschappen braken in een pril stadium af en we hebben het eerder met ze besproken, maar het lijkt nu pas door te dringen. Boven de spruiten hangt opeens een gewijde stilte. “Goh, wat zielig voor jou,” zegt Jongste. Het verwerkingsproces is door mijn vriendin al lang afgesloten, voor de jongens lijkt het nu te beginnen, want opnieuw overspoelen ze hun moeder met vragen over de hoed en de rand. Het onderwerp lijkt afgerond na het toetje, maar Oudste komt er later op de avond op terug. “Hadden jullie een naam voor dat broertje of zusje?” “Natuurlijk,” zeg ik. “Welke dan?”, vraagt ie nieuwsgierig. “Middelste.”

woensdag 25 november 2020

Dag 97

Soms is nieuws echt nieuws. Niet de dagelijkse stijging of daling van de besmettingsaantallen of de ondergang van een narcistisch politiek leider van een dubieuze partij. Dat geeft net zo veel beroering als vallende herfstbladeren in november. Een bericht is pas écht een bericht als de mededeling het leven stilzet, zoals Tita Tovenaar dat vroeger kon en je minuten nodig hebt om daarna jezelf weer te herpakken. “Maradona is overleden”, hoor ik mijn vriendin in de huiskamer zeggen. In de keuken bevries ik. Oudste kijkt op van zijn iPad: “Oh. Hoe? Hartaanval? Tjonge,” en pakt zijn internetbestaan weer op. In de hoop op meer reactie stuurt zijn moeder een appje naar de gamekamer boven. “Maradona is dood. Hartaanval. Was pas 60 jaar. Beetje te ruig geleefd, denk ik.” “Ja, weet ik,” reageert Jongste binnen tien seconden, met direct erachteraan een aanvulling: “Moet je maar geen drugs nemen.” Waarschijnlijk concentreren zijn duimen zich nu weer op een perfecte aanval met zijn FIFA-team. Ze hebben geen idee, de jongens. Dat kan ook niet. Op Youtube kun je filmpjes terugkijken van ‘De hand van God’ en zijn Live-is-life-warming-up wat je wil; het heeft niet dezelfde impact als in de zomer van 1986 aan de beeldbuis gekluisterd zitten, omdat je de magie aanschouwt van een kleine speler die in zijn eentje Argentinië wereldkampioen maakt. Een daad, zo geniaal, dat hem de rest van zijn leven zal achtervolgen. “Wist je dat Maradona overleden is?”, mijn vriendin meldt zich in de keuken. Ik hoor mezelf iets stamelen over Napels. Ik heb duidelijk meer tijd nodig om me te herpakken.

dinsdag 24 november 2020

Dag 96

Iemand kwakte zijn rugzak in de hoek. Aha, Jongste was thuis. “Ik heb een tien voor Frans!” riep ie opgetogen. Normaal is Jongste niet zo happig om zijn dag op school te delen. Dus ik ging er eens goed voor zitten om alle ins en outs van deze victorie op tafel te krijgen. Maar de tien voor Frans bleek gebouwd op dubieuze grond. “We gaan nu sushi eten! Dat heeft mama beloofd bij een tien!” Mijn blik wendde zich naar zijn moeder, die tot mijn verbazing bevestigend knikte. Een dineetje voor een goed gemaakte toets? Dit was het moment voor kamervragen over de do’s and dont’s rondom huiswerkstimulans. Ik stond op het punt om een motie van wantrouwen in te dienen, toen mijn maag zich ermee bemoeide: ik had eigenlijk ook wel zin in sushi. Het pedagogische gesprek volgde bij het afhaalloket van het Japanse restaurant. “Je begrijpt dat dit onzin is, toch?” “Wat, pap?” “Sushi voor een tien.” “Nee, dat klopt niet.” “Wat is je volgende proefwerk, jongen?” “Aardrijkskunde. Vrijdag, het derde uur.” “Ken je het al goed?” “Best wel.” “Mooi. Heb je al met mama gesproken?” “Nee, hoezo, pap?” “Ik zou deze keer voor Chinees gaan.” “Chinees? Mmm. Okay.” Vrijdag eten we nummer 32. Met rijst.

maandag 23 november 2020

Dag 95

Een hele verjaardagstaart met vier personen opeten, dat gaat te ver. Daarom namen Oudste en ik de resten mee naar het verzorgingstehuis van opa en oma. We meldden ons bij de deur van de gezamenlijke ruimte waar alle oudjes zaten. “Aan tafel!” riep opa, toen hij de gebaksdoos zag. Oudste en ik namen mijn ouders mee naar de fauteuils in hun eigen kamer. “Wie is er jarig?”, vroeg oma verheugd, met het gebaksbordje in haar hand. “Ik!”, antwoordde Oudste. Oma schoof het broze lichaam naar het randje van haar stoel, stond voorzichtig op en drukte haar kleinzoon aan haar boezem. Daarna de lange terugreis naar haar zetel. Hij was niet uitgenodigd, maar meneer Alzheimer drukte nadrukkelijk zijn stempel op de receptie. “Feest? Wie is er jarig?”, vroeg oma namelijk na haar derde hap. Opnieuw ging het bordje op het tafeltje en schoof ze haar billen naar voren. “Heppie bursdee toe joe!” We lieten de boel maar de boel. Bij elke nieuwe lus zette Oma opnieuw ‘Lang zal ze leven in’. De hilariteit lokte een verpleegster naar kamer 13. “Zo! Taart? Is het hier feest?” “Feest? Wie is er jarig dan?” vroeg oma en daar schoof ze weer naar het puntje van haar stoel. Een klein uur later brachten we opa en oma terug naar de gezamenlijke ruimte, waar de borden voor de lunch al klaar stonden. “Aan tafel!”, riep opa. “Was de taart lekker?”, vroeg de verzorgster die oma opving. “Taart? Welke taart?” Voor de zevende keer in een uur negeerde oma alle coronaregels en sloot ze Oudste klemvast in haar armen. “Gefeliciteerd, munne jongen!” Oudste liet de knuffels gretig toe: in haar eentje maakte oma alle gemiste felicitaties meer dan goed.

zondag 22 november 2020

Dag 94

Gisteren bleven de jongens tijdens het zappen langs ontelbare achterkamertjes van het omroepbestel hangen bij de belevenissen van The incredible dr. Pol. Dokter Pol is een dierenarts in Michigan die een filmcamera over zijn schouder mee laat kijken. Oudste en Jongste keken met grote ogen hoe de arts tot aan zijn schouder in een drachtige koe verdween. Tegelijkertijd kwam er een bericht binnen op de familie-appgroep: mijn zus meldde de geboorte van hun nieuwste gezinslid: een labradoodle-pup. Met foto van moeder en kind erbij. Ze maakten het goed. Dan weet je, nog een paar tellen wachten, dan komt de vraag. “Wanneer kopen wij een hond, pap?” Tja, een hond in huis, dat werkt sfeerverhogend, maar de bijsluiter vermeldt niets over 3x uitlaten per dag en hondenharen op het meubilair. Om over het verplichte inentingsboekje nog maar te zwijgen. Op televisie was dokter Pol inmiddels bezig met vaccineren. Op een manege kregen alle paarden een spuit in de bil om de uitbraak van een virus te voorkomen. De paarden ondergingen de prik gelaten: in de manege heerste een vaccinatiebereidheid waar minister-president Rutte alleen maar van kan dromen. Dokter Jan-Harm Pol, in 1942 geboren op een melkveebedrijf in Drenthe, ging in een rap tempo de hengsten af. Het laatste paard, een bruine ruin, keek hij voor de zekerheid in de bek. Als dokter Pol, nuchter en realistisch, van de groeiende inentingsweerstand in zijn geboorteland tegen het aankomende coronavaccin zou horen; zou dan dat oud-Hollandse spreekwoord in zijn geheugen naar boven borrelen?

zaterdag 21 november 2020

Dag 93

Vandaag is Oudste jarig. “Welke taart wil je eigenlijk?” vroeg ik zaterdag. “Mmm, abrikozen met slagroom of de monchoutaart van mama,” zei ie. Tja, zo’n verjaardag in afzondering. Met zijn vieren zijn we al maandenlang aan elkaar overgeleverd. Steeds op elkaars lip tussen dezelfde vier muren. Genoeg boobytraps aanwezig om de zaak te laten exploderen, maar voorlopig toont het gezinsleven zich als een rimpelloze vijver. In die vijver smeet Jongste deze week een steen. “Mogen J. en J. hier komen? We willen gaan gamen.” Bezoek? Hier? In deze hermetisch afgesloten bunker die veiligheid biedt tegen de boze buitenwereld? Visite op deze schuilplek waar we een ingespeeld team zijn? Elk lid draait volautomatisch zijn rol, als arbeiders in een oude DDR-fabriek. Die zorgvuldig opgebouwde balans zou toch zo maar verstoord kunnen worden door infiltranten, ook al zijn het voetbalvrienden van Jongste? “Stel je niet aan,” hoonde mijn vriendin. “Twee bezoekers? Dat mag.” Dus werd er die avond enthousiast gegamed. Met veel goals, want licht brekende jongensstemmen waaiden stoer vanaf de bovenverdieping. Ik kneep hem als een oude dief. Stiekem loerde ik door een spleet in de luxaflex. De coronapolitie kon elk moment met gillende sirenes arriveren om dit illegale feest op te breken. Voor mijn gemoedsrust houden we het verjaardagsfeest dus klein. Zijn moeder haalde een taartbodem, bakjes mascarpone en een blik kersenvulling. Straks gaan de feesthoedjes op en zitten we met zijn vieren rond de monchoutaart op tafel. Jongste mag het rolfluitje. Dat gaat vast een knalfuif worden.

vrijdag 20 november 2020

Dag 92

Met Oudste hing ik onderuit op de bank. Jongste kwam rennend de trap af. “Ik heb Cristiano Ronaldo gepèkt!” Elke generatie neemt zijn eigen taalveranderingen mee. Vaak kan ik de nieuwe woorden en zinsconstructies wel volgen, maar hier zette hij me voor raadsels. Pèkken? Werkelijk geen idee. Het bleek om ‘packen’ te gaan, een extra invalshoek van zijn computergame FIFA ’21: als beloning kan elke deelnemer online een ‘pakketje’ met nieuwe spelers verdienen. Soms zitten daar spelers tussen die jouw basiselftal behoorlijk versterken, zoals Cristiano Ronaldo. “Nou, vette shit man!”, zei ik zo jeugdig mogelijk, maar de jongens wisselden een blik van verstandhouding en kwakten me in de hoek: “Vette shit? Dat zegt niemand!” Je moet het ook niet willen. Jongeren gedijen het beste in hun eigen sociale nis, waar zij zelf de codes mogen bepalen. Om inmenging van andere leeftijdsgroepen te voorkomen, wisselen ze net zo snel van taalkreten, kledingmode en social-media-accounts als Cristiano Ronaldo van kapsel. Toch probeerde ik het later die avond nog een keer toen ik over de schouder van Oudste meekeek naar zijn huiswerkopdrachten in zijn wiskundeboek. “Dat zijn lastige formules, asjemenou!” Als een stuk rood vlees gooide ik de strijdkreet van Loeki de Leeuw in het strijdtoneel. Maar Oudste keek niet eens op van zijn sommen. Wel bood hij me zijn vuist aan. “Tik ‘m aan, boomer!”

donderdag 19 november 2020

Dag 91

Mondkapjes bedekken de helft van het gezicht, elkaar herkennen wordt dan lastig. Dat is ongemakkelijk. Sta je bij de groenteafdeling aan een aubergine te voelen, zie je ineens een krullenbol met geruite mondbedekking bij de aardappelen. Hé, is dat niet Sjannie van Henk? Maar voordat je eruit bent, staat ze al bij de sla. Het is als foute grappen op een verjaardagsfeest: van gêne weet je even niet waar je moet kijken. Niets nieuws overigens; ook het oude normaal kende zijn ‘moments of shame’. Welke collega’s kus je wel of niet op de nieuwjaarsreceptie, in de bioscoop per ongeluk een wind laten als je van bil wisselt of in je nakie voor het badkamerraam staan met de luxaflex open (“Hé, dag buurman!”): het schaamrood is een regelmatige gast op mijn kaken. De twijfel slaat opnieuw toe als Sjannie van Henk in de broodsectie kiest tussen een halfje wit of toch volkoren. Heeft Sjannie een bril? Nee, dan is het Gerrie! Van twee straten verderop! Met die hond! Van de zomer nog uitgebreid gesproken over de vakantie in Zeeuws-Vlaanderen. Maar net op het moment dat je met je hand wil zwaaien, glipt Gerrie de volgende gang in. Om dit gedoe te voorkomen is het misschien beter om in de supermarkt je ogen alleen op het eigen winkelwagentje te richten. Misschien is het ook beter om mijn bril te vervangen door contactlenzen, want bij de kassa beslaan mijn glazen als ik de aubergine, de paprika’s en spaghetti op de band leg. Door flarden mist zie ik dat Gerrie achter me staat in de wachtrij. Of toch Sjannie? “Heb je nog last van likdoorns?”, vraagt ze. Blijkt het Bea van het Kruidvat te zijn.

woensdag 18 november 2020

Dag 90

De feesten in december worden dit jaar dus anders gevierd. Met zijn vieren luisteren naar het Sinterklaasgedicht waarin ik in gekruist rijm om mijn oren wordt geslagen met alle strapatsen van het afgelopen jaar en waarschijnlijk met hetzelfde clubje rond de gourmettafel op kerstavond: dat wordt wennen. En dan gaat met Oud en Nieuw ook nog een streep door het vuurwerk. De zevenduizendklapper en ‘de gillende keukenmeid’: voor hele volksstammen dé uitlaatklep van het hele jaar. Het gebrom klinkt vanuit vele voordeuren. Maar ja, een jaarwisseling zónder afgerukte ledematen, zonder opgeblazen speeltuintoestellen en geen huisdieren die tot februari als een opgejaagde tbs’er uit de ogen kijken: het heeft ook voordelen. Sowieso schuif ik op naar de man die ik in vroegere tijden ‘een ouwe sok’ noemde. In het pretpark bedank ik voor het vuurwerk van de achtbaan, op het kermisplein negeer ik de attracties die me ondersteboven en in vliegende vaart op grote hoogte een beeld tonen van de rest van het dorp. Ooit was ik ‘young and restless’, maar ergens onderweg is de neiging om vooraan te staan bij een spetterend concert van Pearl Jam en elk festival bij te wonen, veranderd in een verlangen naar rust. Elke morgen word ik vroeg wakker. Dan luister ik naar de regelmatige ademhaling van de vrouw naast me. Over een kwartiertje stommelt Oudste van zijn zolderkamer naar de douche. Over een half uur kruipt Jongste tussen ons in om zich te laten overhoren voor zijn toets over de Gouden Eeuw. Het zijn juist dié ogenblikken, als de stilte op het punt staat verjaagd te worden door de hectiek van de dag: het is al het vuurwerk dat ik nodig heb.

dinsdag 17 november 2020

Dag 89

De spanning in huis was dagen te snijden. Zeg maar gerust dat er een Koude Oorlog door de verdiepingen knetterde. Jongste draaide zich om als zijn broer in de kamer kwam en Oudste negeerde hem op zijn beurt als Jan Boskamp de Schijf van Vijf. Mijn vriendin pendelde als een bemiddelaar tussen oost en west. De vijandelijkheden waren aan tafel het ergst. “Wil je me de hagelslag even doorgeven?”, vroeg Oudste. “Pak zelf maar. Je gaat eraan!”, sneerde Jongste. De oorzaak was opnieuw meneer Corona. Nadat ie eerst de samenleving ontwrichte, probeerde hij nu een voet tussen de deur van Huisje Weltevree te krijgen. Eerst ging de voetbalcompetitie eraan, nu draaide hij de eindjes van het lot aan elkaar door een vervangend voetbalwedstrijdje bínnen de vereniging te plannen tussen JO17-2 en JO15-1: Oudste moest tegen Jongste. Met de voetbaltassen al op hun rug stonden de heren zaterdagmiddag neus aan neus in de huiskamer. Uiteindelijk trok ík de staredown maar uit elkaar om te voorkomen dat ze te laat op het sportpark verschenen. Mijn vriendin bleef alleen thuis achter, als de verontruste moeder die bij de telefoon wacht op berichten vanaf het oorlogsfront. Uiteindelijk kwam het bevrijdende appje: “Oudste wint met 3-0. Verder geen slachtoffers.” Tekenend beeld die avond in de badkamer. De jongens poetsten hun tanden met de armen over elkaars schouders, als twee maten op het schoolplein. “Die 2-0 was wel mooi. Hij vloog er mooi in,” zei Jongste. “Die sliding van jou lukte goed!” antwoordde Oudste. Hier binnen is alles weer normaal. Nu de buitenwereld nog.

maandag 16 november 2020

Dag 88

“Kijk! Een leuke trui. Deze week maar 89,- euro!” Mijn vriendin schoof een folder van een damesmodeketen over de keukentafel naar me toe. Iets met knopen en veel azuurblauw. “Mmm,” mompelde ik, duidelijk sfeerverlagend. Diep in mij huist Scrooge: negentig euro voor een truitje, dat doe je niet. Omdat ongelukken nooit alleen komen, legde Jongste het stapeltje met post op tafel. Bovenop een witte envelop met een paarse band: ‘Centraal Justitieel Incassobureau’. Met licht trillende vingers opende ik de brief, een reflex die ik overhield toen ik enkele jaren geleden een vriend naar Schiphol bracht, net nadat de trajectcontrole tussen Utrecht en Amsterdam was aangelegd. Op één horrordag vielen vijf ‘Incassobureaubrieven vanwege flitsmomenten’ op de deurmat; de vriendendienst kostte me 435,-. Gehaast las ik de feiten van de nieuwste aanklacht: dinsdag 3 november, 08.50 uur, Waalre, 11 km/u te hard, boete 107,- euro. Meteen scande ik mijn antecedenten. Dinsdagochtend? Waalre? Dan werk ik op school. Deze jongen ging vrijuit. “Daar had je een leuke blouse voor kunnen kopen,” zei ik. Diep in mij heeft Scrooge een oude cynische buurman. De affaire kreeg de volgende ochtend een verrassende wending. In de krant las ik over de aanleg van een coronateststraat in Eersel. Mijn blik viel op de opengescheurde envelop van het Justitieel Incassobureau dat onafgewerkt op de keukentafel lag. Het artikel en de brief legden in mijn hoofd vervolgens zodanig snel verbindingen dat het bloed in mijn gezicht volledig wegtrok. Mijn laatste coronatest? Dinsdag 3 november in Valkenswaard. Mijn route? Via Waalre. “Staat je echt goed, die trui,” zei ik twee dagen later krampachtig lachend tegen mijn vriendin. Diep in mij huist er in de straat van Scrooge en die cynicus namelijk ook een boer met kiespijn.

zondag 15 november 2020

Dag 87

Frank de Boer met een mondkapje op, dan houd je alleen wenkbrauwen over. In die zakken boven de ogen van de bondscoach lijkt de corona-ergernis van het gehele land te hangen. Dat maakt Frank de Boer de perfecte man voor het Nederlands elftal. Met teleurstelling zeggen dat in de tweede helft de afvallende bal te weinig werd gewonnen, daar hoort het gepijnigde gezicht van De Boer bij. Geen kwaad woord over Ronald Koeman, maar met het gezicht van de vorige bondscoach communiceer je toch anders. Als Koeman begon over ‘plaatsing in pot 2’ denk je toch eerder aan het kweken van kamerplanten bij Tuincentrum Koksma, dan aan een makkelijke loting voor het EK. Nee, de gelaatsuitdrukking van Frank de Boer schept mogelijkheden. Het leiden van Oranje omvat geen volledige werkweek. Die gaten kan hij opvullen met maatschappelijk werk. Frank de Boer als parkeerwacht, ik heb daar behoefte aan. Je auto op de stoep van de bakker zetten, en dan opgewacht worden door die nasale stem: “Wat zijn we hier aan het doen?” Maar het allerliefste zie ik Frank de Boer als assistent van Mark Rutte aanschuiven bij de persconferenties. Als Hugo de Jonge beweert dat we alleen sámen corona onder controle krijgen, zit je in je achterhoofd toch met die felgekleurde schoenen. Een volwassen man met twee suikerspinnen in Delftsblauw aan zijn voeten, zo’n minister geloof je niet. Het op de juiste manier aankondigen van nieuwe maatregelen, dat luistert nauw. Ik wil meer gewicht achter zo’n spreekstoeltje: “Illegale feesten zijn een aanval op de volksgezondheid,” uitgesproken met die monotone stem van De Boer: het is onze laatste kans om die waanzin alsnog te stoppen.

zaterdag 14 november 2020

Dag 86

Ik houd van de vrijdagavond. De werkweek laat je met voldoening als een zware zak van je rug glijden, het weekend spreidt zich voor je uit met onbegrensde mogelijkheden. Een ideaal moment voor een groots en meeslepend diner in een restaurant, de bioscoop of een cabaretvoorstelling in het theater. Corona denkt daar anders over. Gelukkig was er voor Oudste en Jongste iets georganiseerd deze vrijdag. Met de oudere jeugd uit de buurt mochten ze naar Snowcenter Montana, een skihelling met kunstmatige sneeuw in een overdekte hal. Ik zou de jongens wegbrengen, mijn vriendin besloot voor de gezelligheid mee te gaan. Met zijn vieren reden we in het pikkedonker langs dorpen en wegen. In de verte lag af en toe een boerderij feeëriek verlicht. Toen we bij het skipark aankwamen, krioelden tientallen jongeren rond de auto’s in skihelmen en winterjassen. Het voelde alsof we op een parkeerplaats bij een skilift in een Oostenrijks Alpendorp stonden. Voor de terugreis kozen we het avontuur van een andere weg. Halverwege was de route ineens helverlicht en deels afgezet vanwege wegwerkzaamheden. De verkeersregelaar die ons tegenhield in zijn felgele pak met reflecterende strepen had plezier in zijn werk: hij bewoog ritmisch zijn heupen en zwaaide met zijn lichtstaaf toen we hem mochten passeren. Toen ik de auto thuis stilzette in de garage, keken we elkaar in de ogen. We voelden het beiden tintelen. Het was lang geleden dat we een avondje uit hadden beleefd.

vrijdag 13 november 2020

Dag 85

Het uitgebouwde fietsschuurtje in de achtertuin is bijna klaar. Aan de zijkant komt een afdakje voor de afvalkliko’s. Omdat deze drie vierkante meter in het hard worden gelegd, hadden we een kuub ‘rooie grond’ nodig. Dat is een klusje voor mij: de aanhanger aankoppelen, de auto nauwkeurig precies en achteruit stoten bij het bouwbedrijf, de bak met spade volscheppen en dan met een blikje ijskoude Coca-Cola het zweet van het voorhoofd en mijn sixpack rollen: de Hornbach zou een perfect reclamefilmpje kunnen maken van mijn woeste mannelijkheid. Het rode zand had ik in een uur met de kruiwagen naast het fietsschuurtje gestort. Tijd om de stratenmaker uit het dorp te bellen, leek me. “Nou, ik wil het eigenlijk zelf wel proberen,” zei mijn vriendin. Die had ik eigenlijk wel kunnen zien aankomen. Een lastig klusje gaat ze niet uit de weg. Ook niet als er zwaar vakmanschap bij komt kijken. Met instructiefimpjes op Youtube en veel geduld installeerde ze al een autoradio en hing ze een propellerventilator aan het slaapkamerplafond. Vaak regelt mijn vriendin de klusjes in huis. Vanuit het oogpunt van vrouwenemancipatie vormen we een hypermodern gezin, je zou ook kunnen zeggen dat mijn geduld en technisch inzicht opvallend ondermaats zijn. Hoe dan ook, gisteren ging mijn vriendin aan de slag naast het fietsschuurtje. Dat mooie lijfje bewapend met van die knielappen, een waterpas in de ene hand, een rechte lat in de andere, en de iPad in geval van nood op een omgekeerde emmer. Als assistent mocht ik het project van dichtbij volgen. Met de door mij aangereikte steentjes kreeg het terras rijtje voor rijtje vorm. Niet dat het haar geen inspanning kostte. Zweet verzamelde zich op haar onderrug. Een druppel rolde tergend langzaam in haar stratenmakersdecolleté. Ik dacht meteen aan de Hornbach: die zouden er een waanzinnige commercial van hebben gemaakt.

donderdag 12 november 2020

Dag 84

Omdat veel andere mogelijkheden afgesneden zijn, bestaat het leven van Oudste en Jongste tegenwoordig uit beeldscherm. Als hun moeder of ik hun playstation uitzetten, schakelen ze over op het checken van Instagram op hun gsm. Gaat de telefoon vanwege overbelasting op de kast, worden Youtubefilmpjes ingestart op de iPad. Dit Gijs Gans-gedrag werd door Oudste onderbroken door een opmerkelijke mededeling: “Ik weet wat ik ga studeren: geneeskunde in Leiden!” Oudste in een witte jas met een spatel in de keel van een grieperig omaatje en haar vraagt om luid ‘áááh’ te zeggen: ik moest er even aan wennen. “Waarom in Leiden?”, vroeg zijn moeder. “Daar hebben we deze zomer lekker gegeten in dat sushirestaurant.” De toekomst van onze kinderen wordt door de meest wonderlijke details bepaald. Bij de aanmelding voor de online-informatieavond voor geneeskunde zat een vragenlijst met steeds twee uitersten, die de toekomstige student in kaart moest brengen. ‘Creatief of volgen?’, ‘Sporten of lezen?’, ‘Sociaal of handig?’ Dat was een makkelijke: de taak om een IKEA-boekenkast in elkaar te zetten, eindigt bij hem in een modern bijzettafeltje. ‘Regisseur of acteur?’ Dat was andere koek. Zowel Oudste, zijn moeder als ik kwamen hier niet uit, maar de kwestie werd later die dag opgelost bij de schuifdeuren van het verzorgingstehuis voor een visite aan opa en oma. “Mondkapje op,” verordonneerde ik. Oudste reageerde geschrokken met de hand voor de mond, als tante Jo die zich ineens realiseert dat haar rode blouse in de trommel met witte was zit. Net op het moment dat ik teleurgesteld mijn Preek-Over-Verantwoordelijkheid-En-Discipline wilde starten, haalde hij triomfantelijk zijn monddoekje uit zijn jaszak. Acteur. Duidelijk.

woensdag 11 november 2020

Dag 83

Elke zaterdagochtend verdwijnt mijn vriendin naar ‘Roger’, de plaatselijke fruitboer. Roger verzamelt dan voor ons iedere keer voor twintig euro aan fruit. Bij thuiskomst trekken de jongens en ik de volle boodschappentas uit haar handen om het als een kindersurprise-ei te inspecteren. “Aha, deze week een galiameloen!” De jongens kunnen het wel waarderen, zo’n grote schaal op het aanrecht, vol met vitamine C. Vooral Oudste strekt zijn arm er vaak naar uit. Dat we zijn afgekloven appelkroosten tijdens het stofzuigen terugvinden onder de bank, in zijn slaapkamer en de stoel in de gamekamer; we nemen het voor lief. Vers fruit, het is ook goud. In mijn kindertijd werd in de achtertuin van het ouderlijk huis een jonge kersenboom geplant. Zo’n boom groeit hard. Iedere zomer haalden wij, de familie en de rest van de straat emmers vol met kersen uit de boom en nóg lag het gazon bezaaid met overrijpe en half aangevreten kersen. Maar na een week kersenjam geloof je het wel. Met gratis vers fruit in je achtertuin is het uiteindelijk hetzelfde als met een neushaartrimmer en artrose-zalf: je gaat het op latere leeftijd pas echt waarderen. Deze week gaf Roger als extraatje aan mijn vriendin een zak stoofperen mee. Op woensdagavond schoven we aan tafel na een drukke werkdag. Daar stonden ze, dampend op tafel, de stoofpeertjes. Naast een jachtschotel met urenlang gegaarde sukadelappen en een ovenschaal met sperziebonen, opgerold in spek. “Het lijkt wel een kerstdiner,” zei Jongste verrast. We staken kaarsjes aan en bij het toetje zongen we ‘Stille nacht’. Alle decembervieringen staan nog op losse schroeven; het kerstdiner pakken ze ons niet meer af.

dinsdag 10 november 2020

Dag 82

In Nederland bestaat het online-voetbalspelletje Scorito, een managementspel rondom de Eredivisie. Aan het begin van het seizoen krijg je een virtuele zak met geld om 18 spelers te kopen. Elk weekend maak je een opstelling, waarmee je punten kunt scoren. Onschuldig mannenvermaak. Inmiddels zit ik in vier Scorito-groepen: met mijn beste vrienden, met familie, met een groep vaders en zonen van de voetbalclub en met een aantal collega’s van school. En elke Scorito-groep heeft een eigen app-community. Als in het weekend ergens te velde wordt gescoord, een penalty wordt gemist of een aanvoerder de rode kaart krijgt, rinkelt mijn telefoon als de kassa van een drukbezochte kroeg in coronavrije tijden. Deze weken is het goud. Regelmatig tuur ik schokschaterend naar binnenkomende appjes als we met zijn vieren rond de kachel zitten. Ze zijn er aan gewend, thuis. “Wat is er met papa aan de hand?” “Krijgt waarschijnlijk weer een Scorito-berichtje binnen.” Het valt ook niet uit te leggen, de humor in deze communicatiegroepjes. De één stuurt onbedoeld een voorzetje, dat door anderen snoeihard met een kwinkslag of filmpje wordt binnengekopt. Het komt dicht in de buurt van kleedkamerhumor. Zet 15 mannen met een voetbaltas bij elkaar in een omkleedhok; daar kan geen cabaretvoorstelling tegen op. In de app-groep van school zitten twee vrouwelijke collega’s. Als de mannen los gaan met een drie kwartier durende app-journaal over de talenknobbel van Donny, de shirtsponsor van FC Emmen en mogelijke erectieproblemen bij de Chinese president, reageren de dames van wiskunde en biologie consequent: met absolute radiostilte. Dit alles leidt tot twee conclusies. Mannen helpen elkaar append door de coronawinter en vrouwen komen van Venus.

maandag 9 november 2020

Dag 81

In het kamertje van mijn ouders heeft het verzorgingstehuis tegen een kleine vergoeding een nieuwe televisie geïnstalleerd. Niet dat ze veel programma’s zullen volgen. Alzheimer is een lange gang met veel deuren die één voor één gesloten worden. Televisie kijken is de volgende. Hun oude toestel staat nu in onze slaapkamer, zodat mijn vriendin en ik vanaf een groter scherm het sportjournaal of Jinek volgen. Daarna oogjes dicht en snaveltjes toe. We missen echter de afstandsbediening. Elke avond word ik ruw uit mijn REM-slaap gerukt om de tv alsnog handmatig uit te schakelen. Daarna in het pikkedonker de speurtocht terug naar mijn zijde van het bed. Op dit moment tel ik twee gekneusde tenen en een bult boven mijn oog. Tja, die afstandsbediening. Die kan overal liggen bij mijn ouders. Gehoorapparaten, trouwringen en de liesbreukbandage van mijn vader; in het kamertje van mijn ouders verdwijnen ze als zeilschepen in de Bermuda-driehoek. Nergens te vinden. Bij het volgende bezoek zit de Schoonenberg-technologie weer vlekkeloos achter het oor, ring aan de vinger. Niemand weet hoe. Maar ook Alzheimer levert stap voor stap zijn logica: oorbellen in de broekzak en vermiste gebitsprotheses die telkens opduiken in de chipszak, bijvoorbeeld. Mijn nachtrust is inmiddels ouderwets comfortabel. De afstandsbediening van het oude televisietoestel verscheen als een duveltje uit het Rummikub-doosje. Stom dat ik daar niet als eerste zocht.

zondag 8 november 2020

Dag 80

Natuurlijk gaan er, ondanks de vele beperkingen, ook veel dingen gewoon dóór alsof er niets aan de hand is. De gas- water- en lichtrekening moet gewoon worden betaald, de vallende herfstbladeren moeten ouderwets naar de bladbak en óók de stem van Jongste breekt; zijn timbre lijkt nog het meest op een moeizaam startende Datsun in de ochtendkou. Ook Hakim Ziyech laat zich niet ringeloren door een virusje meer of minder. Aan de andere kant van de Noordzee gaat hij bij Chelsea onverstoorbaar verder met het geven van verrukkelijke passes. De traptechniek van Ziyech geeft antwoord op vragen die bij de tegenstander nog niet zijn opgekomen. Zo’n linkerbeen van Ziyech; het herinnert je aan de eerste keer dat je je meisje zag. Zijn scherp aangesneden voorzet richting de tweede paal: een ode aan het leven in drie seconden. Of het nu de ingeving in een flits van Ziyech is of de marathonconcerten van Bruce Springsteen, ze bezitten beide dezelfde liefde voor het bestaan. De momenten van Hakim Ziyech krijgen nog meer kleur door spontaan opspringende supportersvakken achter het doel in Stamford Bridge, maar zijn frivoliteiten spelen zich af voor lege stoeltjes en haastig ingestart stadiongeluid. De voetbalkunst bij Chelsea schaart zich daarmee naadloos bij afhaalmaaltijden aan het loket van een sterrenrestaurant en inderhaast in elkaar gezette online-pubquizzen. Het jaar 2020 in een notendop: in isolatie scharrel je de pleziertjes bij elkaar. De serie ‘Stranger things’ op Netflix, een chanson van Jacques Brel, een menu met nieuwe Aziatische kruiden, desnoods het borduren van een blauwe reiger tussen het riet; er zijn veel manieren om in coronatijden tóch het bloed warm door de aderen te laten stromen. Het linkerbeen van Ziyech is voor mij al genoeg.

zaterdag 7 november 2020

Dag 79

De Verenigde Staten zijn een schoolplein geworden waar alle kleuters elkaar aan de haren trekken, achterna zitten en elkaar uitschelden. “Jij bent stom.” “Jij bent zelf stom! Ik haat je!” In het schoolgebouw slaat de bovenmeester met de subtiliteit van een sloopkogel de bouwhoek en het telraam uit de klaslokalen. Elk land krijgt de kleuterleider die het verdient. Nu november Nederland in het donker zet, krijgen ook wij de kleuterleidster die we verdienen. Die van ons heeft een gezellige bos krullen en hondstrouwe ogen: Dieuwertje Blok. Met haar zachte, geruststellende stem gaat ze elke dag aankondigen in welke nesten Pietje Precies zich nu weer heeft gewerkt. Ach ja, het Sintfeest. Met veel weemoed denk ik terug aan mijn kindertijd. Mijn zus en ik werden aan het eind van elk jaar verwend met een grote zak cadeautjes. Bij elk pakje een gedicht van twee kantjes: de Goedheiligman gaf ons, volledig op rijm, met een dikke knipoog commentaar op ons gedrag van het verstreken jaar. Dat het handschrift van de Sintgedichten uiterst nauwkeurig overeen kwam met de boodschappenlijstjes van onze moeder, daar wilden we niet aan. “Wat gaan we dit jaar doen met het Sintfeest?” vroeg ik van de week aan tafel. “Nou, gewoon, niks,” antwoordde mijn vriendin, lamgeslagen door het coronacordon. Het Grote Boek van Sinterklaas, regelmatig vermist, is dit jaar dan ook wel heel erg kwijt. Het lijkt erop dat de coronapiet het in beton heeft gegoten, ergens op de bodem van een oceaan. De situatie lijkt uitzichtloos. Maar het Sinterklaasjournaal gaat weer starten en het idee zit sinds onze kinderjaren rotsvast in onze hoofden gesoldeerd: met Dieuwertje erbij komt in december alles goed.

vrijdag 6 november 2020

Dag 78

In de periode tussen de twee coronacrises in, zeg maar het Intercoronum, schaften we na een tip van de buren een airfryer aan. De Philips XL. Mijn vriendin en de jongens gooien er van alles in: friet, rösti’s, schnitzels, vis, brooddeeg, lekkerbekjes, aardappelschijfjes. De eerste keer dat er een biefstuk in werd gelegd, bleef ik wantrouwend toekijken. Dat kon nooit goed gaan, mijn mals dikbillapje overgeleverd aan warme gebakken lucht. Maar het vlees kwam er mooi bloeddoorlopen uit. Medium. Met een pepersausje eroverheen nog lekker ook. Toch koos ik in latere gevallen voor de klassieke aanpak. De pan op het fornuis. Ouderwets spatten met boter. Het knetterende geluid van Croma klinkt als de eerste aanzwellende tonen van een Pearl Jam-gitaarrifje. Het starten van de motor in de straat hierachter voor een tochtje in de buitenlucht. De jongens bakken ook afbakbroodjes in de airfryer, maar daar trek ik eveneens een grens. De geur van vers afgebakken broodjes vanuit een oude heteluchtoven is onovertroffen. Het brengt de weemoed terug van oude flarden, onbezorgd stoeien met je vrienden, je familie knuffelen als ze jarig zijn. Of gewoon, omdat je van ze houdt. De jongens, helemaal vergroeid met iPad, X-Box en Insta, kijken me spottend aan als ik met mijn ovenverse broodjes met kipkerriesalade naar de woonkamer wandel. “Mag ik een hap?”, vraagt Oudste. “Wat denk je zelf?”, antwoord ik na de eerste bijt.

donderdag 5 november 2020

Dag 77

Er klonken woeste geluiden vanuit de gamekamer. Jongste liet in woord en daad merken dat zijn FIFA-elftal niet uitvoerde wat hij met zijn duimen bedacht had. De pedagoog in mij, een onberispelijk mannetje, meldde zich met een vermanend vingertje bij zijn beeldscherm. “Dat mag dus niet.” De verontwaardiging over deze schrobbering uitte Jongste pas aan tafel. “Maar jij dan, pap? Als Ajax speelt?” Wie? Ik? Wat bedoel je? Ajax? Hoezo dan? “Nou, dan ga je aardig tekeer.” Aan de andere kant van de tafel bleef het opvallend lang stil. Ze zei niets, maar de ogen van mijn vriendin vertelden haar standpunt: in deze kwestie stond ze niet aan mijn zijde. In mijn hoofd spoelde ik ontelbare filmpjes terug van Ajax-wedstrijden in onze huiskamer. Ik zag mezelf vaak juichend van de bank veren. Als de Godenzonen het op de heupen hadden, was het inderdaad genieten. “Als het niet loopt bij Ajax, word je erg ongezellig,” zei mijn vriendin. Ze klonk als een openbaar aanklager. “Ja, dan zit je boos naar het scherm te schreeuwen,” vulde Oudste als getuige aan. Mijn beklaagdenbankje voelde steeds oncomfortabeler. Jongste kwam nu ook los. “Gisterenavond hoorde ik je vanuit bed schelden op Schuurs. En je vloekte ook.” Beschaamd, met het hoofd tussen mijn schouders, verliet ik het tribunaal. Ik kreeg de hoon van alle aanwezigen. Met een vermanend vingertje wezen ze de pedagoog in mij onberispelijk na.

woensdag 4 november 2020

Dag 76

Dick Advocaat, dat zijn wij. De trainer voor zijn dug-out tijdens een wedstrijd van Feyenoord; het toont opvallend veel gelijkenissen met het gedrag van het Nederlandse volk tijdens een lockdown. Aanvankelijk de goede moed, met de haartjes strak gekamd over het hoofd en de handjes strak in de zakken van de winterjas, beginnen aan de strijd. De drukke gebaartjes als de scheidsrechter tegenwerkt, de verontwaardiging als de var een gegeven strafschop weer afpakt, de ogenschijnlijke rust met de armpjes over elkaar als zijn beste speler uit de wedstrijd wordt geschopt, terwijl je ziet dat de woede in dat lijfje kolkend een uitweg zoekt; we ondergaan precies dezelfde emoties als Rutte onze mogelijkheden snoeit. Het is ook incasseren. Door veelvuldige toepassing past het persconferentiëren onze minister-president inmiddels als een maatkostuum. De beperkende maatregelen schudt ie achteloos uit de mouw. Afgelopen dinsdag waren ze bij Jongste al doorgedrongen, toen hij van zijn voetbaltraining terugkeerde: “Er mogen nu nog maar twéé vrienden op het verjaardagsfeestje van T. komen, dat zal een knalfuif worden.” Niet alleen bij Jongste, langzaam begint bij iedereen de lava door de aderen te borrelen. Schijnbaar onbewogen, met onze armen over elkaar op de bank, laten we het over ons heen komen. We houden vol en wachten tot een onverwachts doelpunt, desnoods in blessuretijd. Met opgestoken armpjes langs het blije hoofd rennen we dan als herboren het veld in. Net als Dick Advocaat.

dinsdag 3 november 2020

Dag 75

De geschiedenis herhaalt zich. Continu. Of het nu om de bladeren aan de bomen gaat die elk najaar op dezelfde wijze verkleuren, een presidentsverkiezing in de Verenigde Staten of Guus Geluk die Donald Duck telkens het nakijken geeft: het hele leven is een déjà-vu. Hier ook. Opnieuw ‘milde klachten’. Maakte ik twee weken geleden nog kennis met de teststraat in Dordrecht, dinsdagmorgen tastte een alleraardigste juffrouw in Valkenswaard de diepste spelonken in mijn hoofd af met haar wattenstaaf. Lang verhaal kort: ik wacht weer op een uitslag. Mijn vriendin maakte korte metten met mijn lichamelijke onfortuin. Ik kon naar de slaapkamer, waar de badkamer en het boventoilet mijn actieradius voor de rest van de dag bepaalden. Daar lag ik. Om het bed heen een cirkel van werkmap, lesboeken, laptop, de krant, fruit, een leesboek én een pak met ‘Vochtige Hygiënische Doekjes In Grapefruitsmaak’. Voor mijn gesnotter en uit voorzorg, want alles wat ik als mogelijk coronaviaan aanraakte, moest meteen gedesinfecteerd worden. Volgzaam als Bonfire onder Anky, wreef ik douchekop, kraan en wc-bril grapefruitblinkend schoon. Toch duurt zo’n dinsdag lang. Op mijn laptop checkte ik steeds in een lus hetzelfde lijstje: mijn testuitslag (nee, nog niet), de eerste resultaten in de strijd Trump-Biden (nee, nog niets), lekkages uit de persconferentie van Rutte (pretparken dicht), schoolmail en welke Godenzonen Ajax zou kunnen opstellen (misschien toch Tadic). Halverwege de middag, toen ik mijn vriendin hoorde wegfietsen voor boodschappen, was ik het beu. Als een dief daalde ik in mijn eigen huis af naar de keuken. Om even iets anders te zien dan mijn snotkop in de spiegel van de kledingkast en voor een verse kop thee met een stroopwafel. Pas bij terugkomst in de slaapkamer zag ik het pakje met vochtige hygiënische doekjes. Opnieuw herhaalde de geschiedenis zich uitermate precies langs trapleuning, waterkraan en koekenkast. Maar nu met grapefruitsmaak.

maandag 2 november 2020

Dag 74

“Zijn we er toch nog ingetuind,” zei Herman Kuiphof toen de Duitsers ons op het WK van 1974 aftroefden. Tegenwoordig tuinen we met zijn allen in de ingeblikte stadiongeluiden bij voetbalwedstrijden op televisie. Het aanzwellende geluid van een heel supportersvak als Cody Gakpo gaat aanleggen voor een schot, terwijl alle stoeltjes leeg zijn: het voelt toch een beetje alsof je gefopt wordt. Waarschijnlijk kom ik daarom deze dagen zo graag bij de Jumbo. Wandelen langs de schappen met eerlijk gebakken brood en de groenteafdeling met producten vers van het land: in de supermarkt lijkt alles ‘gewoon’ in orde. Ik heb in ieder geval de illusie dat ik er niet wordt gefopt, behalve de prijs voor twee repen Cote d’Or. Belachelijk duur. Een ander houvast biedt de natuur. Zeker als de najaarszon op zaterdagmiddag de weilanden in een feeërieke gloed zet, is mijn vriendin niet te houden. Net zoals in het voorjaar wandelen we dan langs de slootkant, waar bomen rijkelijk kleuren en koeien ons loom aankijken met een blik van ‘ik kan er ook niets aan doen’. Na hoge rietkragen en een laagvliegende torenvalk werd het hoogtepunt van onze wandeling gevormd door de berm langs de terugweg naar huis. Verscholen tussen gras en tegen boomstammen vonden we prachtige paddenstoelen. Eekhoorntjesbrood, vliegenzwammen, rood met witte stippen. Op één of andere manier werden de hoedjes steeds groter. De opwinding steeg. In de verte naderden we een reuzenzwam, maar dat bleek een verloren wieldop te zijn. Werden we toch weer gefopt.

zondag 1 november 2020

Dag 73

Onderwijs aan pubers in het klaslokaal in het najaar van 2020? Dat is vermakelijk. Nog vóór de eerste zoemer ben ik in het lokaal om ramen en deuren wijd open te zetten. Vanaf de ramen waait de frisse novemberlucht binnen, vanaf de gang de vertrouwde stem van de gangconciërge: “Mondkapjes op, jongens en meiden! Mondkapjes op!” Dan de zoemer met de Pavlovreactie: als gehoorzame puppy’s druppelen de leerlingen het lokaal binnen met gehaast geplaatste mondkapjes en de ogen gericht op het telefoonscherm waar de laatste appjes, snapchats of youtubefilmpjes gecheckt worden. “Goedemorgen, allemaal!” “Goeiemorgen,” mompelt de enkeling die zelfverzekerd genoeg is om zich aan de pubergedragscode te onttrekken. De mobieltjes gaan in de zak aan de muur, het mondkapje (saai zwart, klinisch wit, vrolijk gekleurd, modieus verantwoord, lomp om het hoofd gebonden, sportief met Adidas-logo: mondkapjes vertellen opvallend veel over hun dragers) verdwijnt in de rugzak, slordig in de broekzak of op de hoek van de tafel en alle twintig leerlingen krijgen van mij vanuit een sprayfles een wolkje zeep in de handen gespoten om te desinfecteren. Daar zitten ze, twintig leerlingen met de winterjas dichtgeritst tot aan de kin in lokaal 206, dat net groter is dan mijn keuken thuis. Voor het bord is, net als voor een dug out in een stadion, met denkbeeldige lijnen een hok getrokken: dat is mijn bewegingsruimte. Als een trainer die op afstand zijn voorstopper duidelijk wil maken om toch vooral korter te dekken, probeer ik de groep door de Nederlandse les te leiden, terwijl vanaf de gang letterlijk is te horen hoe de huishoudelijke dienst de vloer boent en hoe in lokaal 207 de collega Engels de ‘perfect tense’ uitlegt. Maar alles went, net als fietsen met een slag in het wiel of zitten of poepen met aambeien. Net vóór de zoemer voor het einde van de les worden vanuit allerlei broeinesten het kapje weer voor het gezicht gespannen. Daar gaan ze, op weg naar wiskunde of techniek. Nog een paar seconden, dan wordt de stilte in de klas verdreven door de gangconciërge, die onderwijs aan jongeren in coronatijd in één kreet samenvat: “Mondkapjes op, jongens en meiden! Mondkapjes op!”