zondag 29 september 2013

Ziekte van Hub

Deze namiddag is Gertjan Verbeek gesignaleerd bij een onbewoonbaar verklaard boerderijtje in Oude-Wetering. Hij stond in een blauwe overall te sjorren aan een betonmolen. Volgers van het Nederlandse voetbal weten dan genoeg: Verbeek is weer ergens de laan uitgestuurd.
De ex-coach van AZ met een nieuw boerderij-project, het levert prachtige beelden op. Grote zakken cement, stenen en vuisthamers verdwijnen in de bouwval. In zijn eentje draait Verbeek het cement, rauw stuct hij de muren en brengt met blote handen nieuwe bielzen aan om het doorgezakte plafond te stutten. Uit de openstaande ramen waait af en toe een krachtterm: 
"Slapjanussen!"
"Verwende krengen!"
"Stelletje amateurs!"
Gertjan Verbeek is een aparte vogel. Hij heeft geen hippe coupe zoals Phillip Cocu. Je zult hem niet snel zien bij kapsalon Jeròme & Antoine, ook voor mannen. Ook op warme zomerdagen kiest hij voor een hoofd met verdord stro, waar Friese werkpaarden spontaan een hap uit nemen. Het extreme brandgevaar neemt hij voor lief.  
Verbeek is een oer-Hollandse jongen, maar je zult hem niet zien op één of andere akker met een potje Hak in zijn hand. Rode kool vindt hij voer voor journalisten die stomme vragen stellen en Feyenoord-trainers die op verkeerde treinen springen.
In zijn boerderij in Oude-Wetering vervloekt Verbeek in stilte iedereen die niet mee wil in zijn beleving vol inzet en zelfopoffering. Eenzaam en verlaten lijdt hij aan de Ziekte van Hub.
Heel veel ambitie, maar geen club.

donderdag 26 september 2013

Lonely planet

Zou Dennis Bergkamp nog dromen? Dwalen er nog lobjes rond in zijn hoofd die kunstzinnig over de keeper vallen, schrikt hij nog op van een verfijnde pirouette? Mijmert hij op stille momenten over een ballonvaart over een noordelijke ijszee, overweegt hij een voettocht door de Himalaya, met een zakdoek om het hoofd geknoopt?
Dennis Bergkamp op de bank bij bank bij Ajax, het is van een verrukkelijke schoonheid. Eerst het hoofd van Hennie Spijkerman, als opwarmertje. Een mooie kop, rauw geboetseerd uit Zwolse klei. Ook de blik van Spijkerman is prachtig. Het zwijgend staren door dat loodzware brilmontuur naar een actie, ergens bij de middenlijn. Het verraadt vakmanschap, toewijding, maar het zou ook Alzheimer kunnen zijn. 
Daarna Frank de Boer, onrustig als een labrador  met nestdrang. Een scherpe kreet naar Van der Hoorn, een fluitje naar Schöne, overhangende wenkbrauwen naar het hele team. Met regelmaat richt De Boer zich met armgebaren tot zijn assistent:
"Snap jij dat nou, die keuzes van Poulsen?"
En dan Dennis Bergkamp. Nooit een antwoord op de vragen van de Ajax-coach. Bergkamp leunt achterover, een been opgetrokken, de handen in elkaar gevouwen over een knie. Alsof hij in een hoekje van de bieb is verzonken in een Lonely Planet. Terwijl Robert Mühren elke keer opnieuw wegdraait uit de rug van Moisander en Ruben Ligeon dolgetikt wordt door een reserve van Volendam, stelt Bergkamp zichzelf de vraag of het nou wolkjes oplevert, je adem, tijdens zo'n luchtreis boven Antartica. Dat lijkt hem mooi. 
De juiste pikhouweel voor een mooie bergtocht, een losse schroef in het gootsteenkastje, de wiskundevragen van zijn zoon; in het hoofd van Bergkamp lijkt alles voorrang te krijgen boven de gekkigheid van de Ajax-spelers op het veld.


zondag 22 september 2013

Corveedienst

Op zondagochtend, na zeventien afleveringen van de Buurman en Buurman-dvd, vond ik het genoeg. "Kom van die bank af, jongens. Actie!"
"Potje twee-tegen-één? Op de inrit?" vroeg oudste.
Ik vond het een prima idee. Het enige tegenargument vormde hun slapende moeder; na haar nachtdienst lag ze boven op één oor. 
"Wel met gedempt volume, jongens," zei ik, toen we op de inrit tegenover elkaar stonden, "als je je moeder wakker maakt, dek je de hele week de tafel. Afruimen ook!"
Het werd een gedenkwaardig partijtje. Niet zozeer door het scoreverloop, maar na een boogballetje op de paal en mager ingrijpen van jongste in tweede instantie, tikte ik de bal op Misidjan-achtige wijze binnen. Ik reageerde als Paolo di Canio in zijn beste tijden: met gebalde vuisten gooide ik mijn knieën over de klinkers. 
Au! 
De gevolgen waren net zo desastreus als donderdag bij PSV. Terwijl ik de bloedsporen op mijn knie depte en de scheuren in mijn broek inspecteerde, verscheen mijn vriendin in T-shirt in de voordeur. Vanonder haar verwarde haren keek ze me vernietigend aan.
"Nou, bedankt. Ik ben wakker."
Een paar meter verder stonden de jongens te gniffelen.
"Dat wordt een week de tafel dekken, pap," zei oudste. 
"Ja, en afruimen," voegde jongste eraan toe.
Daar stond ik, als Jeffrey Bruma. Vernederd door een stel Bulgaren met een slecht gevoel voor humor.

vrijdag 20 september 2013

Wachten in Lierse

Gerrie Mühren is overleden, dat is schrikken. Aan de oud-Ajacied bewaar ik mooie herinneringen.
De eerste is een beeld in zwart-wit. Mühren controleert een lange pass van Barry Hulshoff en houdt de bal daarna vier keer hoog. Dit gebeurde tegen de kampioen van Spanje, in het hol van de leeuw, in Bernabéu. Ik was zeven jaar, zat voor de televisie en hoorde voor het eerst de woorden lef, brutaal en vernedering in één zin.
De tweede keer was Mühren te gast bij Harrie Vermeegen, ergens in de jaren tachtig. Vermeegen vroeg, op geheel eigen wijze, of hij het trucje nog een keer wilde herhalen. Ergens in Volendam wipte Mühren de bal op zijn voet. Ze liepen samen de Dijk af, daarna een winkelcentrum in, een roltrap op, bestelden in een restaurant een Tournedos met pepersaus en namen op het gemak een toetje. Al die tijd wipte de bal van zijn linker naar zijn rechter. Net voor de aftiteling van het programma vond Harrie het genoeg.
"Sjesus,... Gerrie, sowowoh... . Ha! Dat is echt lang!"
De laatste keer was kort geleden in België. Met vrienden scharrelde ik op een lome nazomermiddag rond het stadion van Lierse. We waren goed op tijd, twee uur later zou de wedstrijd beginnen. Ineens zag ik hem. Gerrie Mühren, scout van Ajax. Ontspannen leunde hij tegen een hek met een zomerjasje over zijn arm, wachtend tot het loket open ging. Van een afstandje bekeek ik hem, in stilte. Daar stond de man die met vier balberoeringen Bernabéu stil kreeg. Het werd langzaam drukker. De eerste supporters van Lierse meldden zich, maar niemand herkende hem. We wachtten samen, Gerrie en ik. We keken naar de wolken die rustig voorbij dreven.


donderdag 19 september 2013

Imponeergedrag

Met jongste voetbalde ik op het veldje. Ineens stond er een meisje achter het doel, een klasgenootje.
"Doe je mee? We spelen wie-scoort-is-keep," zei jongste.
Het meisje liep het veld op, ging naast jongste staan en streek een lok uit haar gezicht.
Ik zag het gebeuren.
De schouders gingen rechtop, de borst vooruit. In het lijf van jongste sloop de scherpte van een Samoerai-krijger. De bal die ik opwierp ving hij op voor de stuit, hij passeerde haar links- en rechtsom op snelheid en hakte de bal achter zijn standbeen door. Hij voetbalde hier met het mooiste meisje uit de klas, dit was zijn kans.
Jongste werd ineens een felgekleurde kwikstaart, druk met twijgjes in de weer voor een stevig nest. Een lijster die, als het wijfje kijkt, parmantig zijn keel schraapt voor een verleidelijk lied. In mijn hoofd  flitste een natuurdocumentaire van de BBC met de stem van sir David Attenborough: ".... and finally, the redbreast clears the throat and starts a lovesong, it impresses the female."
De trucendoos ging geheel open: sierlijk de bal opwippen, een strak schot tegen de staander en met gebalde vuisten juichen. Zijn kreet klonk als de lokroep van het bronstige hert over het veld.
Tien minuten later, bij de stand 7-0, speelde hij zijn laatste troefkaart: hoffelijkheid. "Hier, je mag een penalty nemen," zei hij na een licht duwtje. Hij legde de bal op vier meter van het doel en juichte met haar mee toen de bal opzichtig tussen mijn benen verdween.
"Vind je haar leuk?" vroeg ik toen we naar huis liepen.
"Och, gaat wel," zei ie flets. Hij bleef haar nazwaaien tot ze uit het zicht was.
Pas een dag later, aan tafel bij het avondeten, kwam jongste op het partijtje terug. Opmerkelijk vrolijk schepte hij de aardappelen op zijn bord.
"Ze is ook op mij," zei ie met een grijns, vetter dan de jus die hij eroverheen lepelde.



dinsdag 10 september 2013

De bal van Del Piero

De deurbel ging. Voor de deur stond jongste met vier jongens uit de buurt; twee PSV-shirts, een Messi en een azuurblauw shirt met Del Piero achterop.
"Mijn bal ligt in de boom," zei Del Piero. Hij wees naar het veldje.
"Kunt u hem eruit krijgen?" vroeg Messi.
"Ik heb gezegd dat je hoog kunt trappen, pap," voegde jongste eraan toe.
Met zijn allen liepen we naar het veldje. Onderweg gebeurde er wat met me. In de buurt sta ik bekend als de man die in de zomer het vlees op de barbecue laat verschroeien en zijn broek te hoog op zijn heupen draagt. Nu was ik De Man Die Ballen Uit Bomen Kan Knallen. Ik liep ineens anders, meer rechtop. Ik merkte het ook aan mijn zicht. Mijn blik verruimde. Mijn zelfvertrouwen krulde als een varkensstaartje.
Op het veldje, in een kring om de Amerikaanse eik, staarden alle jongens naar mij. Andere kinderen die erbij kwamen staan, werden bijgepraat door jongste: "Dat is mijn vader. Hij gaat de bal uit de boom schieten."
Ik raapte een andere bal op en tuurde omhoog. Acht meter hoger lag de bal van Del Piero, ingeklemd tussen twee takken. Moest te doen zijn, dacht ik. Met een ferme uithaal stuurde ik een scudraket omhoog. Mis. Zo ook poging twee, drie, vier en vijf. Poging zeventien raakte op een haar na doel. Na het drieënveertigste schot werd Messi opgehaald door zijn moeder. Langzaam verschrompelde mijn staartje. Na vuurpijl vijfennegentig begon het te schemeren. Toen vond Del Piero het genoeg. Hij probeerde het zelf nog eens: zijn schot was meteen raak.
Het voorval veranderde mijn status in de buurt. Ik voel de ogen in mijn rug als ik door het dorp fiets. Ik zie ze naar me wijzen, in de wachtrij bij de bakker.
"Dat is ie," fluisteren ze iets te hard.
Het is wennen. Ik ben niet meer die stoere vader van oudste en jongste. Niet langer sta ik bekend als de man die hoog kan schieten. Sinds kort ben ik in de straat Die Vent Die De Bal Niet Uit De Boom Kreeg.

zondag 8 september 2013

Pauw

"We spelen zaterdag tegen Bergeijk," zei jongste.
"Tegen F6. Ze spelen met geel en blauw." Hij had het opgezocht. 
"Het is een team met allemaal meisjes," vertelde hij er in een bijzin bij.
Ik moest dat even verwerken.
Allemaal meisjes. Dat betekende een ploeg met paardenstaarten. Speelsters die na een trap tegen de bal checken of de lak op de schoenen nog intact is. En een ingooi weigeren, omdat er een nagel af kan breken.
Mijn scepsis tegen vrouwenvoetbal gaat ver terug. Met mijn vrienden oefende ik vroeger elke dag om de bal hoog te houden, we schaafden dagelijks aan onze techniek op het veldje achter school. Op die momenten speelden de meisjes uit de klas met hun barbie of bedachten een dansje op Trojan horse van Luv'. Hoe dachten ze ooit die achterstand in te halen?
Mijn vriendin kreeg lucht van mijn bedenkingen. Ze heeft zelf vele jaren vrouwenvoetbal in de fraaie benen en lachte schamper om mijn middeleeuwse redenering.
"Ik denk dat die meisjes je erg gaan verrassen," zei ze.
Om een lang verhaal kort te maken: het werd een hele happening. Jongste en zijn maten hadden hun handen meer dan vol aan die meiden. Okay, ze droegen het haar in een staart, maar ze waren fysiek sterker, tactisch rijper en gooiden de bal zonder mopperen in. Met de billen tegen elkaar sleepte het team van jongste een 3-2 overwinning uit het vuur. Later, in de kantine, vatte jongste de zaterdagochtend treffend samen: "Die meiden speelden goed, man."
Intussen weet zijn moeder, als enige vrouw in een mannenhuishouding, wel raad met haar positie. Zonder woorden haalt ze haar gelijk. Al dagen paradeert ze trots als een pauw door het huis. Ze laat me geen andere keus: als een slaaf poets ik haar veren.


vrijdag 6 september 2013

Bumpen

Voor de interland van Oranje tegen Estland rolde ineens een opvallend woord de huiskamer binnen. Spritzig. Een prachtig woord. Een woord als wulps, ravotten en stracciatellivla; je hoort het één keer en begrijpt meteen waar het voor staat. Ik tuurde naar buiten, over de schutting, en meteen zag ik het. De lucht was spritzig. Prachtig pikant roodoranje.
Ik vond het op meer plekken. Het zat in de lokken van het meisje dat voorbij fietste. Ik hoorde het in het zingen van de goudblonde daklijster op het schuurtje en het zat in de tred van de postbode. Een vrolijk hupje. De ene voet die kwiek de andere vooruit ging. Het zat zelfs in de plof waarmee de streekkrant op de mat viel.
Er was geen houden aan: het kroop als lava bij mij naar binnen. Via het hoofd gleed het naar de buik, waar het zich hitsig in de heupen nestelde. Ik merkte het meteen. Ik stond op van de bank als een Zuid-Amerikaan met warme gedachten. Als een Surinamer danste ik naar de keuken, waar mijn vriendin de bonen stond te doppen. Het rolde als vanzelf uit mijn mond.
"Ik vind je vandaag zo...eh....spritzig."
De billen in haar strakke spijkerbroek gaven geen krimp. Haar hoofd wel. Een koele blik over haar schouder. Het schuurde, de lucht betrok. We werden twee onbereikbare werelden. Twee kemphanen met de veren overeind. Een uppercut hing boven de aardappelen.
Toen proestte ze het uit. "Spritzig, .... doe normaal, man," zei ze luid. Speels bumpte ze tegen mijn been. De lucht kleurde weer roodoranje, een heerlijk moment. Licht in mijn hoofd hupte ik terug naar de bank. Op tv stonden Van Gaal en Hans Kraay tegenover elkaar. Kom op Louis, nu een speelse bump op heuphoogte, dacht ik. Dan stopt het lijden.

Blunders

In de lome avondhitte speelde ik met jongste een partijtje één-tegen-één op het sportpark. Aan de andere kant van de hoge rij coniferen kreeg oudste tennisles. 
Terwijl oudste geconcentreerd aan zijn dubbelhandige backhand werkte, probeerde jongste van afstand te scoren. Zijn schot ketste af op mijn arm en viel terug voor zijn voeten. Beheerst schoof hij binnen.
"Dat was een Vermeertje," zei jongste uitdagend, voordat ie terugliep naar eigen helft. Hij kijkt graag naar Studio Sport.
De training op de tennisbaan naderde zijn einde. "Alle ballen verzamelen!" riep de tennistrainer. Voor mij het sein om het partijtje met jongste naar me toe te trekken. Bruut gooide ik mijn kont erin, haalde de bal onder mijn voetzool door, draaide weg en tikte de winnende binnen.
"Gewonnen!" schreeuwde ik schaamteloos. Het leek een beetje op Ajax dat in blessuretijd de winnende goal maakt tegen Kozakken Boys. Brutaal deed ik er de boogschutter van Van der Meyde bij. Voor jongste was het te veel. Verliezen is niet zijn sterkste punt. Uit pure frustratie rende ie naar de bal om met een ferme uithaal alsnog de gelijkmaker te scoren. Hij raakte vol de grond, jongste. Plaggen schoten pijnlijk omhoog, de bal rolde hobbelde een lullig metertje verder.
Net op dat moment kwam oudste aanlopen, met op zijn rug zijn tennistas.
"Wat doe jij?" vroeg ie aan jongste. Verkeerde timing. Ik verwachtte ontplofte woede, een tirade, Donald Duck met stoom uit zijn oren onder een praatwolkje met bommen en granaten, maar jongste loste het verrassend volwassen op. Hij koos voor humor.
"Ik deed weer een Vermeertje, zei ie.

donderdag 5 september 2013

Prikkel

Wesley Sneijder die weer aansluit bij het Nederlands elftal, ik had het graag gezien. Het kleine afgetrainde lichaam dat na binnenkomst van Huis ter Duin zijn armen als een verloren zoon om de buik van perschef Jansma werpt en daarna in een fauteuil ploft, de voetjes losjes omhoog op de salontafel.
"Zo Kees, tegen wie spelen we?"
De interland tegen Estland laat zich makkelijk uittekenen. Sneijder tot op het bot getergd, is overal op het veld. Hij voorkomt Estse aanvallen, knalt van 30 meter op de lat en zet met links en rechts Van Persie voor de keeper. In de dug-out zijn de gevolgen tot in de Nederlandse huiskamers te horen: de bondscoach spint als een tevreden kater in een losbandig poezenhotel. 
Ook dinsdag leidt Sneijder met speels gemak Oranje langs Andorra. Na afloop gloeit de trots van Van Gaal: hij mag naar het WK in Brazilië. Zijn hoofd geeft meer licht dan een gemiddelde spaarlamp. Na een vraag van Kraay jr. ontploft het ego.
"Sneijder was goed, hè?"
"Wesley speelde aardig in de teamdiscipline, hij moet nog wat stappen zetten met de linksbenige sliding. Maar ik heb hem op de weg terug, ja."
Op zulke momenten verdient de bondscoach maar één reactie: Wesley, die met zijn voetbaltas over een schouder langsloopt en Van Gaal terloops twee woorden toevoegt.
"Tabee, Louis."
Sneijder, afgetraind en scherp, wandelt uit beeld. Hij laat niets meer van zich horen en verdwijnt in een dichte mist van mysterie en vage geruchten. Bij Galatasaray zijn ze ten einde raad.
In de zomer van 2014, als Van Persie in een stadion in Rio in de wedstrijd tegen Togo vergeefs wacht op een steekbal vanuit het midden, rollen de zweetdruppels van Van Gaals voorhoofd. Op een jacht in de buurt van Kreta, vanachter een klein televisietoestel, verstuurt Wesley een tekstbericht met zijn smartphone. Enkele seconden later piept de broekzak van Jansma:
"Ik denk dat Louis een prikkel nodig heeft, Kees."


zondag 1 september 2013

SV Valkenswaard, uit

Verzamelen voor een uitwedstrijd, geen mooier moment dan dat. De opwinding voor het onbekende, de reis naar een ver oord aan de einder waar het gras een diepere tint heeft en een bal op de paal anders klinkt. De hunkering naar een goed resultaat. Voor vertrek is alles nog mogelijk. 
Op zaterdagochtenden, vele jaren terug, trok ik mijn vader een half uur voor de vertrektijd al aan zijn jas. Te laat komen was geen optie. Daar stonden we dan, 25 minuten te vroeg op het verzamelpunt, Café-Zaal-Biljart Miet van Bommel, ook voor bruiloften en partijen. Het dorpsleven vulde de wachttijd. Schele Henkie die na een wilde nacht dronken over het trottoir waggelde, buurman Jansen die voorbij fietste met aan het stuur twee tarwe en één wit  en aan de overkant zag je tante Annie. Bij electronicazaak Van Eekert struikelde ze onhandig met een nieuwe schemerlamp naar buiten.
De voetbaltas met daarin je kicksen, een handdoek en een frisse onderbroek, het stond als een stille kameraad aan je voeten. Uit naar Reusel, voor een wedstrijd tegen hun pupillenteams, de Leeuwen of de Panters. Zo voelde het ook, als een spannende safari naar een ver land. Die heerlijke huivering voor het ongewisse, in je maag borrelde de pindakaas angstig omhoog. 
Afgelopen zaterdag verzamelde F9 zich voor de eerste uitwedstrijd bij de nieuwe opstapplaats, gemeenschapshuis Den Herd. Geen geworstel met schemerlampen en vers brood; de pupillen klonterden samen voor een poster van Jandino Aspiraat, try-out op een vrijdagavond in oktober. 
Dat is toch anders.
Jongste schurkte tegen me aan. "Ik moet naar de wc, papa." De spanning woekerde door zijn darmen. Het team stuiterde sowieso. Nerveus geduw. De  ontembare energie die hen als een zweep over de stoep joeg. Maar de opwinding was bij één persoon zichtbaar het grootst. Prachtig, dat drentelen. Het trappelen om op pad te gaan, de zucht naar Het Grote Avontuur. Het was allemaal zo herkenbaar. Mijn vriendin zag het ook.
"Kun je het nog aan?" vroeg ze, terwijl we in de auto stapten.
"Ternauwernood," zei ik met een trillend stemmetje.