donderdag 27 oktober 2011

Old soldiers

Het hoofdbureau van de NAVO staat tegenwoordig in Alkmaar. De beste militaire instructies worden deze dagen gegeven door AZ-coach Gertjan Verbeek. Wekelijks stuurt de trainer een peloton soldaten naar het front dat met ijzeren conditie de vijand wegblaast. Die slag won hij al in de voorbereiding. Vroeg in augustus stond Verbeek met zijn verwaaide kop ergens op een hoge duin te kijken hoe zijn manschappen zware zandzakken naar boven zeulden. Een blik op de stopwatch trok het harde gezicht open: weer kwam er niemand aan zijn tijd. Tijdens de wedstrijden gaat de drillsergeant niet meer voorop in de strijd, maar aanschouwt hij als een veldheer de opmars van zijn eenheid. Zowel aan het krachtige spel van zijn ploeg als de geblokte schouders van Verbeek zie je het af: de stormbaan is nooit ver weg. Het legt AZ geen windeieren, ze staan bovenaan in de eredivisie.
Goed voorbeeld doet goed volgen.
Ook de staalconstructie van het zesde wordt gevormd door mannen met een militair verleden. Het machinewerk van ons team steunt op de spierkracht van een paar ex-commando’s. Ooit werd hun uithoudingsvermogen gekneed tijdens snoeiharde exercities in koepeltentjes op koude Noorse bergtoppen en getergd pasten zij het geleerde toe op vredesmissies in het explosieve Midden-Oosten. Zij schuurden langs de grenzen van wat fysiek mogelijk is en keken ooit de dood in de ogen. Dan raak je niet in de war als de geïrriteerde linksback van Casteren 2 je diep in de ogen kijkt.
Gelegenheidsspits E. is ook zo’n guerillastrijder. Jarenlang diende hij het vaandelelftal als back. Elke zondag beet hij zich vast in de kuiten van de vijand om pas na negentig minuten los te laten. ‘Slijptol’ was zijn logische bijnaam die jaren. Met iets minder geslepen messen kwam hij enkele seizoenen geleden het zesde versterken. De aanvallers van de tegenpartij hoeven niet langer te vrezen voor hun kuiten, maar als verdwaalde aanvaller kletst hij met hetzelfde venijn zijn schedel tegen een strakke voorzet.
Dat de jaren je milder maken, geldt ook voor E.. Dat bleek afgelopen zondag in de rust van de bekerwedstrijd tegen Braakhuizen 5. De adrenaline van de eerste helft pompte nog door onze lichamen, het stoom kwam nog uit onze oren, maar met de kalmte van een Tibetaanse monnik ging E. ineens de rijen af. Met een opengeklapt broodtrommeltje trakteerde hij zijn ploegmaten. Op ananas.
“Hier jongens, neem een schijfje, zal je goed doen,” zei hij erbij.
Daar zaten we dan. De vechtmachine van het zesde werd in tien seconden teruggebracht tot een groep plattelandsjongeren op schoolreis. Alleen de jeugdpuistjes ontbraken. Even vreesde ik voor de totale ineenstorting van onze daadkracht in de tweede helft, maar het karwei tegen Braakhuizen 5 werd met 7-3 kundig afgemaakt.
Net als AZ bestormt het zesde de ranglijst met de wetten van de stormbaan. En op zijn tijd in de rust een lekker hapje vers fruit.

zondag 23 oktober 2011

Het viltje van René

Met duim en wijsvinger rolt René van der Gijp het bierviltje over een bijzettafeltje. Nerveus staart hij naar het televisiescherm waar Wilfred Genee en Johan Derksen in afwachting zijn van de uitslag.
“… en de winnaar is … Voetbal International!”
In de studio springt Genee een gat in de lucht, Derksen acteert een onderkoelde gangsterbaas uit de Godfather-trilogie. Dat valt niet mee met een snor die trots alle kanten opkrult. Een praatprogramma over voetbal, uitgezonden door RTL 7, de doodlopende straat van het Nederlandse omroepbestel, sleept de hoogste televisieprijs binnen. De belangrijkste bijzaak in het leven is hoofdzaak geworden. Het Nederlandse publiek verkiest borrelpraat over de spits van Heracles boven draaiende stoelen in een talentenshow en een spelprogramma vol list en bedrog in een ver land. Een diepgaande documentaire over de paringsdrift van de gnoe of een inzichtelijk programma over de integratieproblemen in een Haagse buitenwijk zijn niet besteed aan de kijker. Henk en Ingrid willen een komiek die Manolev belachelijk maakt en de verbale één-tweetjes tussen Derksen en Genee.
Thuis, in zijn riante herenhuis, zakt Van der Gijp terug in de comfortabele rugleuning van zijn driezitsbank. Vol ongeloof staart hij naar het beeldscherm waar de champagneglazen klinken. De schreeuw om zijn terugkeer zal alleen maar luider worden. Heerlijk, Van der Gijp die weer gierend uitbeeldt hoe Sneijder zijn Hummer bestuurt. Die grappenmaker heeft hij net na een lang gevecht achter zich gelaten. Het succes holde hem uit. Langzaam wordt de Rotterdammer weer zichzelf. De energie van Wilfred en Johan spat de huiskamer binnen. Ze staan te trappelen om door te gaan. De winst van de Televizier Ring bemoeilijkt de terugkeer van René van der Gijp naar het voetbalcafé van Voetbal International.
Het bierviltje ligt in tientallen stukjes versnipperd op het bijzettafeltje.

zondag 16 oktober 2011

Nierstenen

Zondagmorgen, kwart voor elf. Eén voor één druppelen de jongens van het zesde de kantine binnen. Vast beeld. Een vers kopje koffie, de nabespreking van de ochtendherhaling van Match of the Day en de kleine oogjes van middenvelder J.: het was weer een korte nacht. Zijn avonturen op het feest en de beschouwingen over de rare fratsen van Ballotelli, het geduikel van Suarez en de fraaie redding van De Gea worden snel vergeten als voorstopper A. zich meldt.
“Deze week twee dagen in het ziekenhuis gelegen na hevige buikklachten. Nierstenen,” zegt hij met het gezicht van de kazernecommandant die rapporteert dat de brand inmiddels meester is.
“Vergruisd?” wil rechtsbuiten R. weten.
“Nee, alleen medicijnen. Ik moet ze deze week nog uitplassen,” antwoordt A. luchtig.
Aan de hangtafel keren enkele magen zich om. Een enkeling verslikt zich met een pijnlijk gezicht in de koffie. We moeten er niet aan denken; een versteend kristal van een halve centimeter op bezoek in de plasbuis. De bal gaat al moeizaam rond door groeiende hangbuikjes en wijkende longinhoud, het beeld van de stoere strijders met sixpack die we ooit waren is al lang achterhaald. Maar nu al de eerste nierstenen? De teloorgang van het zesde lijkt ineens erg hard te gaan.
We zetten onze koffiekopjes neer en hijsen de stramme lijven in beweging voor de uitwedstrijd naar DEES 2. Bij het verlaten van de kantine werpen we nog een laatste blik op het rechterzijveld. Het elfde. Keeper Han eenzaam in zijn doelgebied. Han Hendriksen stond al op die plek toen ik me lang geleden voor het eerst meldde bij de senioren. Als een zwarte panter, maar met het grijs aan de slapen, bewaakt hij daar nog steeds zijn kooi. Een hoge voorzet waait in zijn richting. De benen met de kousen ver boven de knieën lanceren het oude lijf. De bal wordt voor instormende aanvallers weggegrist, achteloos laat hij de rechtsback het spel hervatten. Han, de 68-jarige soldaat van het elfde, zet alles weer in het juiste perspectief.
“Gelukkig,” zeg ik tegen A. als we naar de auto’s lopen, “we mogen nog een tijdje.”

zondag 9 oktober 2011

Oktober

“Zet ‘m op, veel plezier!”
Door de ruit van de tuindeuren moedigt mijn vriendin me aan als ik met de fiets naar het zesde vertrek. Ze gaat met de jongens aan de slag, pompoenen uithollen voor de kachel. De jongste heeft in een keukenla de bakvorm van Winnie de Pooh gevonden. “Zullen we ook een cake bakken, mama?” hoor ik hem nog net vragen als ik de poort sluit.
Bergeijk 5 vandaag, thuis. Regen en wind slaan me in het gezicht als ik door het dorp naar het sportpark fiets. De winkelstraat is verlaten. Een heel ander weekend dan zeven dagen geleden toen de eerste zondag van oktober werd ingekleurd door files richting het strand en overvolle terrassen. Nu lijkt de boom voor de kerk zich zuchtend over te geven. Nog een paar dagen, dan laat ie zijn bladeren los. Nederland is weer zichzelf.
Drie uur later fiets ik dezelfde route terug, wind tegen. Iedereen lijkt binnen te zitten voor een potje scrabble of op een kopje koffie bij oma. Ook het kerkgebouw geeft een eenzame aanblik. Lang geleden hoorde ik daar de priester preken over houvast in moeilijke tijden. Ik kijk naar de sporttas voor me, op het stuur. Mijn voetbalschoenen, scheenbeschermers, een handdoek en de verse herinnering aan fraai opgezette aanvallen, een mooie redding vlak voor tijd en de grappen in de kleedkamer. Een zondagochtend met het zesde geeft houvast genoeg, ook in woelige tijden. In een vast ritme trap ik de fiets naar huis.
“Gewonnen, papa?” roept de oudste vanuit de huiskamer als ik in de tuin verschijn. Bij het openen van de achterdeur ruik ik al de lucht van een verse appelcake.

dinsdag 4 oktober 2011

Een fado voor Ricky

Als de wagon piepend tot stilstand komt, verlaten twee jongemannen met een kwiek sprongetje de kabeltram. De ingang naar de Biarro Alto, de oude volkswijk van Lissabon, ligt voor hen. Ze kijken omhoog, naar de uithangborden van de barretjes en restaurantjes en wandelen dan het steegje in.
“Maar wat is dat dan, Stijn, zo’n fado?”
“Tja, het is eigenlijk een manier van zingen, het hoort een beetje bij de cultuur hier in Portugal. Het hele leven wordt erin bezongen, met veel melancholie en gevoel. Het klinkt wel mooi, vind ik.”
Ricky van Wolfswinkel, de nieuwe spits van Sporting, laat het antwoord op hem inwerken.
“Dus zoiets als Wolter Kroes en André Hazes bij ons? Met De vlieger en zo?”
Stijn Schaars kijkt opzij naar zijn ploegmaat. Twee maanden spelen ze nu samen in Lissabon. Hij kende de spits van FC Utrecht vaag van de wedstrijden uit de Nederlandse competitie, maar de transferzomer bracht hen samen bij de groen-witte ploeg in de hoofdstad van Portugal.
“Ja, Rick, precies zoals De vlieger van Hazes. Mafkees!” zegt Schaars schamper. Hij geeft er een vriendelijke por achteraan. Opgeruimd schuifelen de voetballers door het drukke straatje. Een avond stappen in Lissabon. Het buitenlandse avontuur pakt voorlopig goed uit, Van Wolfswinkel scoorde al enkele keren en Schaars’ rol op het middenveld groeit. Een dag eerder werd Lazio Roma in de Europa League met 3-1 verslagen. Vooral het tweede doelpunt, een hakbal van Van Wolfswinkel, zette het Estádio José Alvalade in lichterlaaie.
“Zou dit hier iets zijn?” Schaars wijst naar de bar aan linkerzijde. Uit het open raam klinkt een donkere vrouwenstem, begeleid door gitaar. “Adega do Machado”, leest Van Wolfswinkel boven de ingang, “kom, ik lust wel een biertje.” Samen betreden ze het café. Een klassieke toog aan de linkerzijde en veel ronde tafeltjes met krukken. Het is er aardig druk. Alle bezoekers hebben de ogen gericht op het kleine podium achterin, een zangeres verklankt de weemoed van het bestaan. Het harde vissersleven. Zwoegen met netten in een te kleine boot voor een karig loon en bij terugkomst in de haven is het liefje vertrokken.
Als de zangeres de Nederlanders opmerkt, stopt ze haar optreden. De oude Portugese wijst naar de spits van haar favoriete club. Onder het ravenzwarte haar verdwijnt meteen de melancholie uit de ogen.
“Olá, meu herói da meta magnifica contra a Lazio!” roept ze vreugdevol door het cafeetje. Alle aanwezigen draaien zich om naar de twee voetballers bij de ingang. Een luid applaus stijgt op. Handenschuddend vinden ze een weg naar een vrij tafeltje. De ober brengt meteen twee drankjes, op het podium wordt een nieuw lied ingezet.
Van Wolfswinkel knikt naar zijn landgenoot. “Ik geloof dat ik zo’n fado wel kan waarderen Stijn, het is hier net zo gezellig als bij Hazes!” Guitig zet hij het welkomstdrankje aan zijn lippen.

zaterdag 1 oktober 2011

De wereld draait door

Midden in de studio, aan de grote tafel, trekt Jan Mulder zijn broekspijp omhoog. Terwijl de toeschouwers voor de uitzending van die avond rustig hun plekje zoeken, toont de oud-voetballer zijn oorlogswonden.
“Kijk hier, halve finale om de jaarbeursstedenbeker, in 1970. Uit tegen het Internazionale van Mario Corso. Een trap op mijn standbeen.”
Nico Dijkshoorn zet zijn bril op zijn neus. Als een taxateur bekijkt hij het litteken.
“Allemachtig, een mooi museumstuk,” bromt Nico terwijl hij weer achterover leunt, “volgende maand ga ik ernaartoe, naar San Siro. Met Bob.”
“Bob?” vraagt Jan Mulder. Hij rolt zijn broekspijp verder omhoog.
“Mijn zoon. Hij wil al jaren naar Milaan. Gek van Seedorf.”
Het rechterbeen van Mulder is bloot tot boven de knie. Als een ervaren gids uit de Amsterdamse binnenstad laat de schrijver zijn lichaamsschade zien.
“En hier. Souvenir van Jürgen Sparwasser. Oefenwedstrijd in Oost-Duitsland, tegen FC Magdeburg,” de stem van Mulder stijgt een octaaf, “te laat ingezette sliding. Ik lag er vier weken uit.”
Priemend wijst de vinger van Mulder naar het eilandje van wild vlees, net onder de knie.
“Magdeburg?” Talkshowhost Matthijs van Nieuwkerk meldt zich aan tafel. Zijn jukbeenderen en de kwajongensachtige lokken geven de visagiste altijd het meeste werk. “Leuk stadje aan de Elbe. Er huisde een leuke voetbalclub in de jaren zeventig.”
“Nog vijftien seconden!” De bas van de opnameleider schalt door de studio. Het geroezemoes van het publiek verstomt. Van Nieuwkerk zit nog steeds in Oost-Duitsland. “Er speelden leuke voetballers. Die middenvelder van Magdeburg maakte op het WK van ’74 de enige goal voor DDR tegen West-Duitsland. Kom, hoe heet hij nu ook weer?” Naarstig graaft Van Nieuwkerk in zijn geheugen, terwijl hij naar zijn vaste beginplek voor de tafel loopt. “Schnupphase? Streich? Joachim Streich? Nico? Jan?!” De vragende blik van de gastheer is vergeefs. De huisdichter wandelt naar zijn hoekje met de kaars, Mulder pakt een stoel op de eerste rij. Hij houdt een wijsvinger tegen zijn lippen. Straks Matthijs.
“Vijf seconden!” De mededeling hamert door de stille studio. Alle ogen richten zich op de stijlvol geklede gespreksleider, die met de armen over elkaar in de camera tuurt. De live-uitzending staat op het punt van beginnen. Ineens draait hij zich om.
“Sparwasser! Jürgen Sparwasser!” Van Nieuwkerk kijkt met triomf in de ogen naar Jan Mulder. Op de eerste rij gaat een duim omhoog. Dan klinken de tonen van de begintune van het programma. De presentator gaat vol vuur los: “Het is woensdagavond, 28 september. Dit is De Wereld Draait Doorrrrr!”