zaterdag 31 oktober 2020

Dag 72

De zaterdag op een gemeentelijk sportpark, sociale pareltjes uit een virusvrij verleden. Tussen andere ouders toekijken bij de wedstrijden van jouw kinderen, de wereld terloops doornemen met een broodje kroket en het bespreken van de balcontrole van de linksback met zijn blauwe Nikes of de hernia van de broer van Frans van Sjannie: het waren cadeautjes na een drukke werkweek. Deze zaterdag is JO17-2, het elftal van Oudste, aanwezig op het voetbalveld. Maar geen nerveus gedrentel in het kleedlokaal, geen gevecht rondom de shirtjestas om het rugnummer 10, geen tactische bespreking over dat team uit de stad met die gevaarlijke spits. In de plaats dáárvan staat het elftal in gele hesjes klaar voor een trainingswedstrijd tegen JO17-1. Langs de lijn liggen de voetbaltassen, de kleedlokalen zijn gesloten, net als de kantine. Behalve de leiders en reserves staat er niemand langs de lijn. Ze doen hun best, onze jongens, maar het komt niet in de buurt van een zaterdag in oktober tegen EFC thuis of Brabantia uit. Het blijft een uitgeklede versie, een slagroomtaartje op een verjaardag, maar dan zonder slagroom. In gedachten denk ik ze er daarom maar bij, de keuvelende ouders, hangend op de stang boven het reclamebord van slagerij Baselmans (‘Voor als u van worst houdt’): “Heb je het al gehoord van Ria?” “Wat? Positief?” “Nee, die doet het met Ricardo. Die met die snor van personeelszaken.” En dan het geluid eroverheen van massaal kindergejuich. Alle hoofden draaien in de richting van het hoofdveld. De JO13-3 scoort de gelijkmaker. Kwetsbaar geluk. Het zijn vaak de kleinste dingen die je het meeste mist.

vrijdag 30 oktober 2020

Dag 71

De gezamenlijke avondmaaltijd, ook in coronatijd een rustpunt waar de rest van de dag omheen scharniert. De gebeurtenissen in de klas of op de afdeling Cardiologie, de plannen voor de rest van de avond; bij het diner komt het allemaal bij elkaar als wegen op een drukke rotonde. Deze keer heeft Oudste een scherpe opening. “Ik zag je rennen over het schoolplein, dat doe je niet,” zegt ie tegen zijn broer, terwijl de pasta met kip wordt opgeschept. Het zal zijn ouders een zorg zijn hoe je over het schoolplein beweegt, al toon je het gehele 'ministry of silly walks', maar voor Jongste is het Handboek Met Groepscodes Voor Pubers heilig. De opmerking raakt hem hard op de kin. Met lange tanden begint ie aan zijn kip. Oudste onderkent zijn valse start en waagt een nieuwe poging. “Morgen gaan we bij bio een spel spelen.” “Welk spel?” Jongste kijkt op van zijn bord. Zijn humeur stijgt een divisie. “Among us,” zegt Oudste. Zijn moeder en ik kijken elkaar niet begrijpend aan. “Among us? Bij biologie? Wat is dat?” Oudste en Jongste vormen ineens een brug over deze generatiekloof. Ze rollen beiden minachtend met hun ogen. Het is Oudste die vuurt. “Onder welke steen hebben jullie gelegen?” De pijl raakt ons tussen de schouderbladen. In stilte prikken we de rest van onze borden leeg. Het avondeten is een oase in de drukte van alledag. Een ontmoetingsplek voor huisgenoten, waar gesmuld wordt van nieuwe spijzen. Waar plannen worden gesmeed, samen wordt gelachen en onvoldoendes voor Frans worden gerelativeerd. Als het gezin een huis is, vormt het avondeten het cement tussen de stenen. Maar gisteren dus even niet.

donderdag 29 oktober 2020

Dag 70

Als u zou mogen kiezen tussen een coronaplaag of belaagd worden door duizenden fruitvliegjes, wat zou u dan kiezen? Wij zijn namelijk gezegend met beide. Corona houdt ons binnenshuis, maar die normaal zo geborgen haven is nu net zo comfortabel als een bed met beschuitkruimels door ‘The invasion of the fruitvliegjes’. Iedereen kent ze wel, die kleine donderstenen, die in zomertijden de fruitmand als luilekkerland opeisen. Loom bivakkeren ze daar op een zoete appel, als een bankdirecteur met verlof in een hangmat op Bali. Ze fladderen even gelaten op als je naar een banaan grijpt, om daarna lusteloos neer te vleien op een rijpe peer. De insecteninvasie is afkomstig van de gft-kliko, vorige week waaide na opening een wolk van fruitvliegjes me tegemoet. Het laten legen van de kliko en leegspuiten van de kliko heeft het probleem slechts verplaatst: de familie Fruitvlieg huist nu intern. De minuscule zwarte rakkertjes houden illegale feestjes op de plafonds in de keuken en huiskamer. Mijn vriendin is inmiddels een offensief begonnen. Slecht nieuws voor de fruitvlieg, want als zij zich ergens in vast bijt, of het nou om een nectarine of om een briefwisseling met een gemeentelijke bureaucraat gaat; ze laat niet los voordat de klus geklaard is. Ogenschijnlijk nonchalant, maar uiterst slagvaardig zette ze kleine potjes met appelazijn neer op strategische plekken. “Wat ruikt het hier raar,” zei Oudste bij thuiskomst. Vanachter een hand praatten we hem bij over ‘Operation Fruitfly’. We winnen terrein, kan ik u zeggen. Het fruitgespuis ligt verslagen op de bodem van de potjes, verzwolgen door appelazijn. Maar die scherpe geur is inmiddels doorgedrongen tot elke kier en gat van onze woning en heeft onze eetlust zo goed als lamgelegd. Het chagrijn heeft zowel bij mij, als bij de jongens en hun moeder een zodanig level bereikt dat de agressie is geswitcht van fruitvlieg naar gezinslid: we vechten elkaar letterlijk ‘het huis uit’. Maar ja, daar huizen dan weer de coronaklootzakjes.

woensdag 28 oktober 2020

Dag 69

De woensdag is mijn vrije dag. Voor de jongens niet. Na de herfstvakantie en twee dagen braaf lessen volgen via de laptop, maken ze vandaag hun rentree in het ouderwetse klaslokaal, hun vertrouwde omgeving met boek, schrift en propjes. Gebruikelijke ochtendrituelen dus: terwijl ik in de krant het wereldnieuws doorneem, fladderen ze om me heen voor koelkast en keukenla om hun lunch gereed te krijgen. “Hoeveel uren heb jij vandaag,” vraagt Jongste aan zijn broer. “Acht. Met Levensbeschouwing en Nederlands. Zó geen zin in.” Ik heb ook met ze te doen. De pandemie kort hun generatie op vele manieren en in de krant lees ik dat zíj́ tot in de verre toekomst op zullen draaien voor de economische schade. Die donkere wolk heeft voorlopig nog geen vat op hun gemoed. Vrolijk stuiteren ze door de keuken, likken messen met jam af, villen nog een extra stuk oude kaas van het blok en komen uiteindelijk tot een flathoge stapel boterhammen die broederlijk verdeeld in twee lunchbakjes verdwijnt. “Tot straks, pap,” mompelen ze, als ze vier minuten voor de eerste schoolzoemer met een volle rugzak door de achterdeur verdwijnen. Met frisse tegenzin op weg naar wiskunde en Engels, kleine stapjes om in de toekomst met vereende krachten de wereld te herstellen. Over mijn schouder zie ik de dagelijkse ravage. De koelkast staat nog open, op het aanrecht een haastig opengetrokken zakje kipfilet en de keukentafel is een strand van broodkruimels. Ik, kind van de vorige eeuw en lid van het gilde dat opgroeide in welvaart en zich decennia heeft laten kietelen door sfeerverhogers als kinderbijslag, veertig verschillende soorten brood, flatscreen-tv, spontane weekendjes naar Londen of Parijs en vrije dagen op woensdag, sluit het zakje kipfilet, doe de koelkast dicht en veeg de kruimels van tafel. Het ruimen van de kruimels achter hun hielen: het is een piepklein schakeltje in de voorbereiding op de loodzware machinerie die ‘The Next Generation’ moet gaan vormen. Maar hé, het is tenminste iets.

dinsdag 27 oktober 2020

Dag 68

Het leven is een ratrace. Dat begint klein in de kleuterklas, waar je met het mooiste meisje in de bouwhoek wilt en eindigt in ‘the board’ van een grote multinational of een gouden medaille op de Olympische Spelen. Aan de jacht op eer en erkenning is sinds een half jaar een nieuwe tak van sport toegevoegd: de strijd om een vaccin tegen corona. Wereldwijd wordt eraan gewerkt. Het lijkt me een behoorlijke taak, de mensheid redden terwijl iedereen over je schouder meekijkt en in je oor fluistert om vooral een beetje op te schieten. Ook ik zou het graag observeren hoe zo’n professor dat in zijn laboratorium aanpakt. Waarschijnlijk staat ie met zijn studenten in een kring gebiologeerd naar proefmuis 3.479 te kijken, die net geïnjecteerd is met de nieuwste versie van een mogelijk wondermiddel. “Hij trapt niet echt harder in zijn tredmolentje,” zegt het slimste meisje van de faculteit. “Nee, misschien nog een snufje natrium?” Wie er ook met een medicijn op de proppen komt, wereldwijde waardering, de Nobelprijs voor de Vrede en een overstromende bankrekening zal het gevolg zijn. Maar misschien gokken we wel op het verkeerde paard door met een vergrootglas naar de ontwikkelingen in New York, Tokio en Leiden te kijken. Een lange wetenschappelijke traditie en veel geld geeft geen garantie dat het alleen kwaliteit oplevert; Trump is daarvan het levende bewijs. Alleen daarom al hoop ik dat de alles bevrijdende oplossing voor corona uit onverwachte hoek komt. Dat bijvoorbeeld ergens in de binnenlanden van Burkina Faso nu een fragiel, oud mannetje in een grote pan zit te roeren met een mengsel van fijngemalen kruiden uit de directe omgeving en daar een geheim familie-ingrediënt, dat van generatie op generatie is doorgegeven, aan toevoegt. En dat precies dát elixer de wereldbevolking uit de wurgende houdgreep bevrijdt. Een beter pleidooi dat onze ratrace naar gróter en méér gewisseld moet worden naar een herkansing voor de mens om een nieuw, duurzaam verbond met de natuur aan te gaan, is er namelijk niet.

maandag 26 oktober 2020

Dag 67

Vandaag is het weer werken vanuit het huis: online onderwijs. Door de tuindeuren zie ik dat Jan ook weer aan het werk is. Jan is een bouwvakker uit ‘Broekhoven en die káánten’, die geweldige verhalen kan vertellen. Op dit moment is onze achtertuin namelijk een bouwplaats. Omdat we de fietsoverkapping in mei inrichtten als zomerhonk, wordt deze dagen de schuur verdubbeld, zodat de fietsen erin kunnen. De tuin ligt bezaaid met steigerplanken, een cementmolen en omgekeerde speciekuipen. De trampoline moest wijken en staat tijdelijk rechtop tegen de schutting. Bouwvakkers in actie, het blijft een schitterend tafereel. Met een sjekkie nonchalant in de mondhoek, maar met de precisie van een registeraccountant, trekken ze in no-time de muren op. Jan is een speciaal exemplaar. Tussen het voegen van de muren door houdt ie hilarische colleges over wat er met de jeugd van tegenwoordig aan de háánd is en hoe je het beste kunt reageren op de ‘pliesie’. Jan vertelt zijn verhalen op het bankje in ons zomerverblijf, waar de buitenkeuken en de vuurkorf er verlaten bij staan. In juli en augustus zorgden ze nog voor vrolijk vertier. In de buitenlucht een pastagerecht bereiden met een vegetarische salade. Mooie gesprekken houden met vrienden en familie, vaak met een goed glas wijn. Er is weinig fantasie voor nodig om de metafoor te zien: onze achtertuin in herbouw is de wereld van nu. Ik verwen Jan met een natje en een droogje. De volgende klas wacht online weer op instructie en omdat ik niet wil vastzitten in een lachwekkende, maar eindeloze conference over Tilburg kermis, glip ik snel weer naar binnen. Door de tuindeuren toont ie dankbaar zijn traktaties: een verse mok koffie met een lekkere kletskop.

zondag 25 oktober 2020

Dag 66

Omdat we vonden dat er buiten de deur nog niet genoeg gegriezeld werd, maakten Oudste en ik ons binnen klaar voor een horroravond. De kachel aan, de lichten dimmen en een kaasplankje op tafel. “Ben je er klaar voor, pap?” Dat wist ik eigenlijk niet. Na ‘The blair witch project’ kostte het me zes maanden om weer een bos in te durven. Toch dapper om dan op de bank onder een fleecedekentje te kruipen voor een ‘frightnight’. De keuze viel op ‘Annabel’, een titel die ik tot dusverre associeerde met een onschuldig liedje van Hans de Booy. In dit geval ging het over een jong echtpaar dat geterroriseerd werd door een pop, bezeten door de duivel. Mijn verdedigingsmechanismen draaide op ‘full switch’ vanaf de eerste scénes: Jaja, onschuldig beginnen om sympathie op te wekken voor het stelletje. Makkelijk hoor, om de camera niet een beeld van die héle kamer te geven. En jawel, daar is het eerste zenuwachtige geluidje. Ook mijn vluchtgedrag meldde zich. Zo achteloos mogelijk vroeg ik bij de eerste ‘commercial break’ of we ons toch niet bij Jongste en zijn moeder zouden voegen, die in de slaapkamer leeftijdsvriendelijk een aflevering van ‘Holland’s got talent’ bekeken. “Nee, we gaan de film afkijken!” Hoe goed ik mezelf ook schrap zette tegen de onverklaarbaar bewegende voorwerpen, plotse gillen en rondspattend bloed, de film kroop onder mijn huid waar het als een schimmel alle realiteitszin uit het lichaam vrat. De kunst is dan om, toen ik boven kwam, met een zo normaal mogelijke stem te reageren op de vraag van mijn vriendin: “En? Was het spannend?” “Mwa, het verhaal was zwakjes,” zei ik stoer. Maar ik wist het: dat gaat weer zes maanden duren voordat ik weer normaal naar een pop kan kijken.

zaterdag 24 oktober 2020

Dag 65

Tijdens een gedeeltelijke lockdown in de herfstvakantie met het gezin een uitstapje maken; dat is een onderneming. Om haar bodemloze drift naar puzzels en raadsels te stillen, wilde mijn vriendin naar een escaperoom. Omdat ik net zo veel van puzzels houd als graaf Dracula van een stronkje knoflook, ging ik mee op voorwaarde dat we ook ‘uit eten’ gingen. Onderweg naar de stad stopten we bij restaurant/lunchroom Markt 66 in Reusel. Bij de afhaalbalie stond keurig op tijd onze tas met het lekkere eten klaar. We reden door naar een parkje verderop en openden de achterklep voor borden, bestek, glazen, vaatje zout, fles frisdrank, decoratief bloemvaasje en servetten. Op een houten bankje, normaal in gebruik door de dorpszwerver, ging ‘het bord op schoot’. Onze restaurantbeleving, waar hoogopgeleide obers met de pink aanwijzen waar de venkel zich op je bord verstopt heeft, is een picknick onder herfsteiken geworden, met een verwonderend passerende postbode. Zo’n virus doet veel met je, onder andere ‘out of the box’ denken. Maar goed, de escaperoom dus. Het meisje vertelde vrolijk de instructies, haar ogen flonkerden lieftallig boven haar mondkapje. Toch sloot ze ons in het pikkedonker op, met handboeien vastgeketend aan een Alcatraz-traliewerk, met een setje zaklampen als enige houvast. Toen begon de race tegen de klok. Ergens, vanuit steeds wisselende duistere hoeken, klonk opzwepende muziek van een filharmonisch orkest. Vooral veel hoorns. En mijn vriendin en de jongens lieten zich opzwepen. Bezeten, alsof het welzijn van de wereld er vanaf hing, stortten ze zich op het doolhof. Iets met spiegels, codes en hangsloten. Steeds sneller sleurden ze me als een labrador mee door het labyrint. Net op het moment dat de tijdsdruk de gezinsharmonie aan flarden leek te scheuren, floepte de lamp aan en stond het meisje ineens midden in het celblok. “Jammer, te laat, maar jullie hebben wel goed je best gedaan!” Om haar heen stonden Oudste, Jongste en hun moeder uit te hijgen. Op hun gezicht de frustratie van een verloren eindsprint. In het donker had ik ontdekt hoe mijn zaklamp werkte. Daar was ik al heel tevreden mee.

vrijdag 23 oktober 2020

Dag 64

Het jaar 2020 en plexiglas zijn net zo met elkaar vergroeid als sambal bij de afhaalchinees. Werd het transparante kunststof voorheen vooral gebruikt om voetbalsupporters in het stadion op te hokken in het uitvak, in tijden van virusaanvallen vormt het de haarlemmerolie om het maatschappelijke verkeer nog enigszins op gang te houden. Niet alleen bij de kassa in de supermarkt, ook op televisie rukt het plexiglas op. Bij ‘Heel Holland Bakt Kids’ zag ik André van Duin en Jannie de kleine meesterbakkers naderen met in hun hand een mobiel spatschermpje in de vorm van een cupcake of spatel. TV-koks dragen in hun tv-keuken een minuscuul plastic beschermingswandje voor hun mond, verantwoord modieus ontworpen door Gucci, als ze de guacemole door de gember draaien. Vooralsnog moet ik het nog steeds doen met mijn stoffen mondkapje. Samen met mijn bril een míndere tandem. Bij de schuifdeuren van de Jumbo gaat ie braaf op, maar nog vóór ik de zuivelsectie bereik zijn mijn brillenglazen volledig beslagen, waardoor ik pas bij terugkomst bij mijn fiets bemerk dat ik in de dichte mist een pak griesmeelpudding heb gegrepen, in plaats van de zo gewenste halfvolle melk. Tussen alle corona-aanpassingen door gaat mijn vriendin haar eigen gang. Ze wast nauwgezet onze mondkapjes uit, houdt zorgzaam in de gaten wie er nog wat nodig heeft. Bij terugkomst van haar werk fluistert ze terloops in mijn oor dat alleen al op haar verpleegafdeling acht collega’s positief getest zijn. Tegelijkertijd meldt de krant elke ochtend een groeiend aantal besmettingen; een puist die op openbarsten staat. Ik zie het aan de onrust waarmee ze de portglazen na een negatief-testresultaat-feestje naar de afwasmachine brengt. Vooral zie ik het aan de blik in haar ogen, die in het voorjaar op de IC hebben gezien waar alle ontwikkelingen mogelijk weer naartoe gaan leiden. Alle mondkapjes en al het plexiglas in de wereld gaan dit grillige virus niet tegenhouden; we staan met zijn allen aan het begin van een hels karwei.

donderdag 22 oktober 2020

Dag 63

Gisteren voelde ik me een beetje Bonnie St. Claire. Niet dat ik de behoefte voelde om een fles rode wijn aan de lippen te zetten, maar zoals Bonnie nagelbijtend bij de telefoon wachtte op een bericht van dokter Bernhard (‘Hoe gaat het met hem nu?”), zo zat ik in spanning bij de telefoon voor mijn testuitslag. Corona or no corona, that was the question. Een negatieve uitslag betekende dat ik, op voorwaarde dat ik vrij was van klachten, alsnog naar de Floriaan kon voor een visite aan mijn ouders, met aansluitend een bezoek aan de markt voor loempia’s en een kilo kaas. Een positieve uitslag maakte de rapen gaar. Thuisquarantaine is geen punt, maar niet meer lepeltje-lepeltje in slaap vallen doordat ik naar de logeerkamer gedirigeerd zou worden, waar ik mijn eten aan de deur kon ontvangen en elke keer de douche en wc ontsmetten als ik er gebruik van zou maken; daar zat ik niet op te wachten. De telefoon ging. Een meneer stak vrolijk van wal. Mijn energierekening zou ‘echt spectaculair’ naar beneden kunnen. Normaal maak ik er een sport van om in enkele zinnen telemarketeers en andere commerciële struikrovers duidelijk te maken dat ze ergens in hun leven toch echt de verkeerde afslag hebben genomen, nu drukte ik hem met een kort ‘geen interesse’ weg. De lijn moest vrij. Opnieuw rinkelde de telefoon. “Hallo.” “U spreekt met de GGD.” “Ah, mooi zo.” “Ik deel u hierbij de testuitslag mede: negatief.” Lichte euforie toen ik de telefoon neerlegde. Het vooruitzicht van gezamenlijke bourgondische maaltijden en standje 44 in slaap vallen; ik vierde het met een glaasje rode port. Opnieuw voelde ik me een beetje Bonnie St. Claire.

woensdag 21 oktober 2020

Dag 62

Een paar dagen geleden werd ik snotterig wakker. In normale tijden haal je dan een keer extra je neus op, in deze dagen van opperste alertheid gaan alle alarmbellen af. “Dan moet je je laten testen,” zei mijn vriendin, praktisch als altijd. Een korte zoektocht op internet leidde naar een testafspaak: dinsdagochtend om 08.39 uur in Dordrecht. Omdat je in tijden van nood niet moet zeuren over oncomfortabele afstanden, stapte ik dinsdagochtend kwart over zeven in de auto. Pikkedonker, de wereld nog in diepe rust. Afijn, de beelden van zo’n testafname zijn bekend: een foeilelijke loods, in slagorde opgestelde tafels met laboratoriummateriaal. Een twintiger, waarschijnlijk student informatietechnologie, maar nu als vrijwilliger aan het front in de strijd om het vaderland te redden, staat als een hersenchirurg met mondkapje én spatkap naast mijn auto. “Hiermee ga ik u testen,” zegt hij. Hij laat me een stokje zien van twintig centimeter. Een wattenstaaf, maar in deze context lijkt het op het zwaard van Damocles. Behendig laat hij de lans afdalen in mijn keel. Even vrees ik dat de boerenkoolstampot van mijn vriendin gehakt gaat maken van de gehele steriele omgeving, maar dan trekt de werkstudent zich terug. Hij toont me een tweede onderzoeksstick. Deze mag op excursie in mijn neusgat. Ik moet mijn kin in een bepaalde hoek houden en dan gaat de wattenstok diep, heel diep. Het stompje maakt me bewust van plekken in mijn hoofd waar ik het bestaan nooit van vermoed heb. Onderweg lijkt ie langs mijn huig te schuren, zegt het ‘hallo’ tegen mijn buis van Eustachius en kriebelt het even aan mijn linkerhersenkwab. Dan verdwijnt ie weer door de uitgang. “Hoe was het?” vraagt mijn vriendin bij thuiskomst. Hoewel het onderzoek nog geen halve minuut duurde en voor volk en vaderland werd afgenomen, nadert een oud-Hollands gezegde het meest het goede antwoord: “Hoe dichter bij Dord, hoe rotter het wordt.”

dinsdag 20 oktober 2020

Dag 61

Deze tijd vraagt veel offers. Van horeca-ondernemers, kleine zelfstandigen en vooral van jongeren. Niet op zoek mogen naar je eigen identiteit, niet je eigen grenzen kunnen aftasten, niet mogen ontdekken wat dat vaatje testosteron in je lichaam allemaal teweeg kan brengen, maar in de plaats daarvan met je ouders op de bank naar een nieuwe aflevering van ‘Ik hou van Holland’ kijken; dat is pittig. Zeker als de maatschappelijke discussie zich toespitst op de vraag of die opoffering van een hele generatie en het sluiten van cafés rechtvaardigen dat het leven van hoogbejaarden verlengd wordt. Sommige gedupeerden spreken over ‘het snoeien van oud kreupelhout’. Mijn ouders zijn het kreupelhout. Vanwege hun toenemende dementie verhuisden mijn zus en ik onze vader en moeder in het voorjaar naar de gesloten afdeling van het plaatselijk verzorgingstehuis. Daar zitten ze op hun plek, ze worden er goed verzorgd. Vaak is het er een wonderlijke toestand: oudjes schuifelen eindeloos op en neer van de ene gesloten deur naar de andere, een man spreekt me aan of ik zijn konijn gezien heb, een vrouw staart in het luchtledige en anderen dansen rondom de piano waar een bewoner een sonate van Mozart uit tevoorschijn tovert. Precies hetzelfde eigenlijk als het leven buiten. Tussen alle gekkigheid schalt de stem van mijn vader over de afdeling: “Aan tafel!” Zijn alzheimer heeft vele functies aangevreten, van zijn eetlust blijven ze af. Mijn moeder is een ander verhaal. In haar hoofd worden allerlei bruggen in hoog tempo met een moker weggeslagen. Ze kan met plasdrang schuifelen naar het toilet, eenmaal daar aangekomen heeft ze geen idee wat er moet gebeuren om zichzelf van die last te verlichten. Haar avonden leiden eerder naar angst dan naar rust. Met regelmaat zit er een verpleegster geruststellend aan haar bed omdat ze ergens onderweg is vergeten hoe dat moet, in slaap vallen. Moeten restaurants sluiten en jongeren een deel van hun ontdekkingstocht afstaan om daarmee het leven van hoogbejaarden te verlengen? Ik heb er heel lang over nagedacht, maar ik heb geen antwoord op deze zeer dwingende vraag.

maandag 19 oktober 2020

Dag 60

Vroeger was het veel overzichtelijker. Chips? Paprika of ‘gewoon’, meer keuze was er niet. Op een onbewaakt moment wurmde ‘bolognese’ zich tussen deze klassieken, toen was het hek van de dam. Regelmatig vind ik mezelf in de Albert Heijn terug voor de wand met suikergebrande wokkels en linksgedraaide yoghurtchips: geen idee wat ik moet pakken. Die versnippering vind je terug op vele vlakken. Het televisieaanbod ging van Nederland 1 en 2 naar een doolhof met 798 zenders, het Christelijke geloof met de overzichtelijke Katholieken en Protestanten deelde zich op in allerlei hoekjes en de paar politieke verenigingen die het land door de schrale jaren vijftig en zestig loosden versplinterden naar een kieslijst van talloze politieke kleuren. Versterkt door de mogelijkheden van het internet eist iedereen zijn bestaansrecht op. Vroeger besprak je op een verjaardag boven bakjes paprika en gewoon de oliecrisis (“Het is toch wat”), deze ontmoetingen zijn tegenwoordig verplaatst naar het Malieveld, de tafel van Jinek en podia voor vrije meningsuiting, zoals Twitter, waar iedereen elkaar voor rotte vis uitmaakt. Met zijn allen zijn we zijn we een megastal op het erf van Boer De Vries geworden. Als opgehokte kippen kakelen we dat het een lieve lust is. Niemand luistert naar elkaar. In een hoekje van de stal trek ik me maar terug. Ik bak er mijn eigen eitje en kijk naar Studio Sport. Zondag zag ik daar Arjen Robben, op weg naar FC Groningen. Robben arriveerde niet in een bolide met geblindeerde ramen, hij stapte niet uit een dubbeldekker met een koptelefoon op het hoofd. Nee, Arjen Robben kwam gewoon op de fiets. Ik werd daar enorm vrolijk van.

zondag 18 oktober 2020

Dag 59

Als een dief in de nacht komt het virus dichterbij. Inmiddels heeft ie ons tot op één voordeur genaderd. De buren zitten namelijk sinds twee dagen in quarantaine. We kregen een app van de buurvrouw waarin ze haar positieve test meldde: we zouden haar, de buurman en hun twee jongvolwassen zonen waarschijnlijk weinig zien de komende tien dagen. Hoe voorzichtig de buren ook manoeuvreren, besmetting lijkt deze dagen op fruitvliegjes in de zomer en Martin Meiland op tv: er is geen ontkomen aan. Op de vraag van mijn vriendin of we voor de buren misschien wat boodschappen moesten halen, kwam een geruststellend appje; uit voorzorg waren de kasten al goed gevuld. Ik kan me dat heel goed voorstellen. Tegenwoordig wordt na de mededeling “Ik heb keelpijn” als Pavlovreactie de koelkast gevuld en gaat de voordeur op slot. Het is nog even afwachten, maar ik vrees dat ik er heel goed in ben. Sommigen hebben het talent om een vol café te entertainen of om een Noorse wintertrui te breien met de Friese doorloopsteek; ik ben huiselijker dan een sanseveria op de vensterbank in een jaren- zeventig-doorzonwoning. Ja, ik verwacht dat we ons met zijn vieren wel zullen redden als die sluipmoordenaar ook bij ons aanklopt. De ochtendkrant met een verse kop koffie, een wasje draaien, een beetje schrijven, een mootje zalm in de pan, een potje scrabble met de jongens; ik geloof dat ik me wel zou redden. En Fox natuurlijk, lekker de kop in het zand steken met een mooie voetbalwedstrijd en de rest van het televisieaanbod. Martin Meiland, die een bloedserieuze situatie als een struisvogel wegschettert: “Meid, wat éééénig!”

zaterdag 17 oktober 2020

Dag 58

Alsof de duvel ermee speelt: mijn middelbare school is in het land de eerste die, veroorzaakt door te veel plaatselijke besmettingen, de deuren voor leerlingen weer dichtgooit. Opnieuw vind ik mezelf terug op de slaapkamer van oudste. Vertrouwd ritueel, met de lesboeken en de laptop voor me op het bureau. “Hallo, allemaal,” kraai ik iets te vrolijk als alle leerlingen zich via TEAMS melden voor een nieuwe les Nederlands. Volgens afspraak vult het scherm zich met zwarte blokjes met een streep door het microfoontje, zodat de focus op de taalontwikkeling komt en niet op de nieuwe oorbellen van Fiona of het paarse behang van Sjoerd. Na de interactieve instructie via Word volgt de verwerkingsopdracht met vragen. Ik geef een leerling (laten we hem voor het gemak M. noemen) de beurt om te antwoorden, maar het blijft stil. Ik staar een paar seconden naar de streep door de microfoon, maar die wil niet wijken. Ik vraag M. om op de TEAMS-chat aan te geven wat er aan de hand is. ‘MIJN MIC DOEDT HET NIET’, tikt hij. Naast zijn spellingsprobleem verdenk ik hem van ‘duikgedrag’: waarschijnlijk speelt hij momenteel via een ander kanaal met een milkshake op tafel een spelletje Fortnite. Met de rest van de klas doorloop ik de oefeningen. Een paar minuten voor de afloop van de les, als ik de groep heb gevraagd om een begin te maken met het huiswerk, schalt de stem van M. door mijn laptop: “Mogen we nou gaan?” “Hé M.! Jouw microfoon was toch kapot?”, antwoord ik. M. begint stamelend aan een zin, die zelfs met inlevingsvermogen en veel goede wil van mijn kant niet verder komt dan een lauwe smoes. Dít spelletje verliest ie. Dat hele thuiswerken, het is eigenlijk best gezellig.

Dag 57

“Goedemorgen, papa.” “Goedemorgen, jongen, goed geslapen?” Met zijn ogen nog halfdicht meldt Jongste zich in de keuken. Ik zit achter de dikke zaterdagochtendkrant, vol met beschouwingen over de tweede, gedeeltelijke lockdown. Ik beleef een déja-vu. Half maart zat ik hier ook. Sindsdien is er veel gebeurd. In het boek ‘De mens en de pandemie: een opmerkelijk avontuur’ is op de laatste bladzijde de terugkeer van koning Willem-Alexander en zijn gezin geschreven. Opmerkelijk is het inderdaad dat onze vorst, op het moment dat elke onderdaan zichzelf alle deugd ontzegt, zijn zwembroek doodleuk in een koffer stopt voor een Griekse vakantie. Inmiddels vormt ie met Famke Louise, Grapperhaus en Trump een compleet rijtje in een nieuw kwartetspel: “Mag ik van jou in de categorie ‘eigenwijze personen die toch de rafelrandjes opzoeken’ koning Willem-Alexander?” In de huiskamer nestelt Jongste zich languit in zijn lockdownstand. Op zijn iPad trekt hij zich terug in de schijnwereld van Youtube, ver verwijderd van het bestaan buitenshuis met opgelegde maatregelen, goedbedoelde adviezen en dwaze roeptoeters. In maart werden jongeren nog beschouwd als personen ‘die het virus niet doorgaven’ en werd de werking van mondkapjes alom betwist. Inmiddels hebben Oudste en Jongste hun eerste online-lessen al weer gehad, liggen hun mondkapjes (‘elke dag uitwassen!’) verplicht op de kast en wacht de koning met het schaamrood op de kaken op een nieuw filmpje van Lucky TV. We zijn allemaal de skiër die, soepel in de heupen, van een Alpenhelling afsuisde. De haren in de wind, de wereld was van ons. Maar een verdwaalde tak op de piste bracht ons ten val. Willoos tuimelen we nu richting het dal. Wanneer we tot stilstand komen en wat de schade is, weet niemand.