zaterdag 28 augustus 2010

Given to fly

Als bijen op zoek naar honing verdrongen persfotografen zich voor de reservebank van Manchester City. Een wilde dans om de beste foto te schieten van de beroemde doelman die daar, als tweede keus, in de dug-out zat. Shay Given, de keeper die een leven lang het doel verdedigde van het Ierse elftal. Na twaalf seizoenen bij Newcastle United wist de nieuwe clubleiding hem naar City te lokken. Given had zijn werk vorig seizoen naar behoren gedaan, maar nu, op het moment dat het nieuwe seizoen van start ging, had coach Roberto Mancini gekozen voor Joe Hart, een jong aanstormend talent. Alle fotografen aasden op een plaatje met woede, verdriet, teleurstelling. Emoties die de lezers willen zien, het verkoopt meer kranten.
Shay Given zat met zijn gedachten meer bij zijn vader. Given wist zeker dat hij thuis voor de televisie zat, in Lifford. Sean ‘Gopher’ Given sloeg geen wedstrijd over. In de tijd dat Shay bij Newcastle speelde, was hij vaak in het stadion te vinden geweest, maar na de zware darmoperatie, twee jaar geleden, waren die reisjes te zwaar geworden en koos hij ervoor om zijn zoon thuis vanaf de bank te volgen. Hij was er altijd geweest voor zijn zoon. Shay had talent, dat wist hij. Maar in de beginjaren, als jeugdspeler bij Celtic en Swindon Town moest de mentaliteit van Shay nog gekneed worden. Dan gaf Sean hem op zijn donder. “Gooi je talent niet weg, jongen, nu moet je juist doorzetten, altijd volhouden!”, riep hij dan. Sean was enorm trots toen zijn zoon Shay uiteindelijk bij de Magpies doorbrak. Er was veel doorzettingsvermogen voor nodig, maar toch wist hij zijn concurrenten, Pavel Srnicek en Shaka Hislop, van zich af te schudden.
“Mijn zoon vloog vandaag voor Ierland!”, vertelde Sean altijd als Shay voor de nationale ploeg had gespeeld en met mooie saves de zege van Ierland veilig had gesteld. Apetrots was ie, op de prachtige carrière van zijn zoon. Wat had hij Ierland graag zien spelen op het WK in Zuid-Afrika, maar de handsbal van Thierry Henry voorkwam dat. Sean was er niet zeker van dat Shay nog een nieuwe kans zou krijgen. Keepers kunnen lang mee, maar iedereen heeft een houdbaarheidsdatum.
Over de muur van klikkende camera’s zag Shay Given dat City het moeilijk had tegen de Spurs. Enkele keren sneden ze door de verdediging, maar Hart wist met een paar puike reflexen zijn ploeg in de wedstrijd te houden.
Joe Hart was deze zomer met het Engelse nationale team wel naar Zuid-Afrika geweest. Hij vertelde Given dat het een erg leerzame tijd was geweest, maar het zat hem erg dwars dat bondscoach Capello voor David James koos, na de fout van Robert Green tegen de Verenigde Staten. Het opbrengen van geduld begon Joe Hart zwaar te vallen. Vorig seizoen was Hart uitgeleend aan Birmingham City, hij had het daar goed gedaan en er zelfs zijn uitverkiezing voor de Engelse selectie aan te danken.
“Wat moet ik nu nog meer doen om eindelijk nummer één te worden?”, had hij enkele weken geleden aan Shay gevraagd. Given, die zichzelf wel herkende in die jeugdige ongedurigheid, had hem de wijze woorden van zijn vader doorgegeven: “Altijd volhouden, jongen. Zolang je nog kunt ademen, moet je vechten!”
Met genoegen had Given gezien dat zijn jonge collega met nog meer arbeid de trainingen tot ware veldslagen maakte. De keeperstrainingen leken wel een wedstrijd tussen de oude wijze nestor en de jonge, druistige leerling. Given had er zijn handen vol aan, maar hij had niet gedacht dat coach Mancini nu al voor Hart zou kiezen.
De laatste minuten tegen Tottenham waren zwaar voor Given. Op het bord stond nog steeds 0-0 en dat kwam vooral door Joe Hart. De meegereisde fans waardeerden de prestatie van hun jonge doelman en scandeerden zijn naam. Na het laatste fluitsignaal, net voordat de reserves opstonden, gaf Bellamy Given een bemoedigende klop op de knie. Het was goed bedoeld, maar het gebaar vertelde precies in welke fase de loopbaan van Given gekomen was.
“Een zoogdier, zeven letters, met achteraan een n”, de vrouw van Given doorbrak de stilte die avond in de huiskamer. Ze zat aan de eettafel, gebogen over een kruiswoordraadsel, terwijl haar man in de kussens van de driezitsbank leunde, de handen achter het hoofd gevouwen. Ze voelde de twijfels die nu door het hoofd van haar man spookten, maar ze wist ook dat ze hem nu met rust moest laten. Hij begon er zelf wel een keer over. Ze keek op van haar puzzel toen ze de tune van het voetbalprogramma hoorde. Ze wist dat dit hem pijn ging doen, de beelden van de grote Given op de reservebank en de reddingen van de jonge vervanger. Ze besefte ook dat het geen zin had om Shay te overtuigen om de televisie uit te zetten. Nooit weglopen voor de feiten, zou hij dan zeggen.
“Excellent goalkeeping”, ”Great save!” Given hoorde de superlatieven gelaten aan. Hij had het enthousiasme voor de reflexen van Hart verwacht. Hij schoof pas naar het puntje van de bank, toen Joe Hart na de wedstrijd voor het interviewbord stond. Het begon als een nietszeggend dialoogje met de verslaggever, maar de ademhaling van Shay Given stokte toen zijn jonge collega de vraag kreeg hoe hij de wisseling van de wacht in het doel van Manchester City voor elkaar had gekregen. Joe Hart zat nog midden in de roes van een goede wedstrijd en was veel te jong om te kunnen overzien wat zijn woorden, trots en vastberaden uitgesproken, zouden teweegbrengen bij de man die hij vandaag passeerde.
“Gewoon altijd blijven volhouden. Zolang ik nog kan ademen, moet ik blijven vechten!”
Shay Given schoof terug naar de kussens van de rugleuning. Hij pikt mijn woorden, dacht hij, hij neemt mijn plaats in en hij pikt mijn woorden.
“Een ander woord voor bravoure, zes letters”, vroeg zijn vrouw aan de eettafel.
Given hoorde de verslaggever lachen om het antwoord van Hart. De nieuwe doelman van Engeland werd in het hart gesloten. De woordspeling was pijnlijk.
“Branie”, zei Given, zonder zijn blik van het beeldscherm te halen. Terwijl het programma doorschakelde naar de volgende wedstrijd, vouwde hij de armen weer achter het hoofd. Mompelend, nauwelijks verstaanbaar, ontsnapte er een vloek uit zijn mond. Een Ierse krachtterm, waar hij vroeger, in Lifford een draai om zijn oren voor had gekregen.
Het einde was gekomen en hij wist het.

vrijdag 27 augustus 2010

Monopoly kills

Piet Velthuizen zag het goed:

“Vanuit St. Tropez,
op een Russisch jacht
regeren twee mannen,
het voetbal in Europa,
met hun financiële macht

Tussen kaviaar
en kippen met volle billen
wordt
per dobbelsteen beslist
wie straks de schaal mag tillen

Roman heeft ‘Hofplein’,
en ‘Kalverstraat mét hotel’,
zijn heerschappij verpest
het mooie spel
voor de rest

Merab plaatst hij op ‘Ketelstraat’
en ‘Velperplein’,
en koopt terloops
de club met geel-zwart,
mijn parel aan de Rijn

Waar blijft het goede van het verleden:

een kaartje aan het loket,
ontluiken van talent,
Lange-Jan-met-de-pet,
hoe Arnhemmers voor de club
en de punten streden?

Ze drijven me naar Alicante;
Abramovitsj
en zijn trawanten

met hun miljarden als slagersmessen
fileren ze
de ziel
van mijn Vitesse

Ze treffen me in mijn hart
die zogenaamde heer
gun ik een kans-kaart met een sneer:
‘Zjordania, ga direct naar de gevangenis, ga niet door start'"

dinsdag 24 augustus 2010

Dennis fades away

Match of the day, laat op de zaterdagavond bij de BBC. Het is net als het blok kaas dat je jaar in jaar uit op woensdagmiddag haalt bij dezelfde marktkoopman. Weten wat je krijgt. Het format van het Engelse voetbalprogramma staat al jaren. Nooit meer iets aan doen. Vanuit de studio schakelt Gary Lineker lenig naar de wedstrijden op Stamford Bridge en Anfield Road. Een korte analyse van Alan Hansen en Alan Shearer, nog even ‘The goal of the month’ en ik heb weer een heerlijk uur gehad.
Afgelopen weekend ging ik er weer eens goed voor zitten. De Premier League was weer begonnen. Deze keer schoof ik al tijdens het ínstarten van het programma naar het puntje van mijn stoel.
De leader!
Ik zag Bobby Charlton weer terug op het veld, stond bij de scheidsrechter voor de toss. Geoff Hurst en David Beckham kwamen in een flits voorbij, Charlie Nicholas in een kopduel met John Terry. Helden van nu en vroeger waren ingenieus in één beeld gemonteerd, alsof ze met elkaar op het veld in duel gingen. Het ging maar door. Paul McGrath. Twee coaches langs de lijn: Jack Charlton en Mourinho. Steven Gerrard schoot op het doel van Neville Southall, Fernando Torres keek toe. Tony Adams, Kevin Keegan, David Ginola. Glenn Hodlle ontweek een tackle van Wayne Rooney. En mijn verbazing klom naar het hoogtepunt: George Best rukte op over links, hij wees en verstuurde de bal. In het volgende shot nam Eric Cantona de bal aan en stifte hem over de uitgelopen keeper. Best en Cantona juichten samen in één shot. Twee oude United- helden aan elkaar gelast. Het verleden van het Engelse voetbal samengevat in dertig seconden. Gary Lineker zou zeggen: “Outstanding!”
Toch schuilt hier een gevaar.
Het onheil van een geslepen vijand die loerend de glans van schoonheid poetst. De verzadiging. Uiteindelijk geldt voor de montagemensen van het Engelse voetbalprogramma hetzelfde als voor een chef-kok, die zuinig moet zijn met truffels om zijn topgerechten in balans te houden: ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister.’ Vijf keer per maand naar een voorstelling van Theo Maassen, dat is ook te veel van het goede.
Tussen al het visuele geweld van de leader zat ook de Bergkamp-pirouette. De beroemde treffer die hij maakte tegen Newcastle United. De sensatie destijds, toen de goal op televisie werd getoond, heb ik daarna nooit meer gevoeld. Tenminste niet bij een wedstrijd. We kunnen nog jaren stadions bezoeken en alle afleveringen van Studio Sport en Match of the day bekijken: mooier wordt het niet. Dit doelpunt is het summum van wat fysiek, technisch en natuurkundig mogelijk is op een voetbalveld. Liefhebbers die het zagen, kunnen ooit tevreden sterven. Het wordt een korte evaluatie, aan de hemelpoort.
“En, hoe was het aardse bestaan, de moeite waard?”, vraagt Petrus.
In een glijvlucht kijk je terug op je leven.
“Nou,…eh,… ik zag Bergkamp in St. James’ Park.”
“Oh, die zwier in 2002! Loop dan maar door!”
Ook Petrus blijkt een kenner.
En Dennis Bergkamps goddelijke ingeving zit nu in de leader van ‘Match of the day’. Daarmee kruipt het in mijn zaterdag-routine. ’s Morgens naar de supermarkt voor halfvolle melk en brood. ’s Middags het gras maaien en ’s avonds, nadat Van Peeperstraten Heracles – FC Groningen aankondigt, eindigt de dag met de Bergkamp-goal. De euforie die je ooit voelde zakt naar de emotie van de nieuwe Vara-gids. Die krijg je ook elke week in de schoot geworpen. Elke herhaling knabbelt aan de verbazing. De glorie van Dennis Bergkamp vervaagt.
Zo’n goal van Bergkamp gun je de jaren vijftig. Camera’s waren mondjesmaat aanwezig bij wedstrijden. Mooie overwinningen werden, door hen die in het stadion aanwezig waren, van dorp tot dorp doorverteld en kregen een steeds mooiere gloed. Bewijsmateriaal was niet voorhanden. Om de heldendaden te zien, moest je naar de bioscoop. Wekenlang met zware kisten sjouwen bij groenteman Van de Heuvel om het geld voor een kaartje bij elkaar te schrapen. Trillend stond je aan het loket voor een film van Jane Mansfield of Marylin Monroe. In het voorspel van ‘Too hot to handle’ zag je in het Polygoon-journaal eindelijk de goal waar al maanden over gesproken werd. De begeleidende stem kraakte, het klonk als een gedicht:
“….en hier legt de dekselse Dennis Bergkamp zijn nietsvermoedende tegenstander onnavolgbaar in den luren. Op grootse wijze opent hij de score, waarna de bordjes mochten worden verhangen. Hoezee!”
Zielsgelukkig zakte je terug in je bioscoopstoel. Je had het gezíen! Daarna, als toegift, mocht je nog anderhalf uur staren naar de vrolijke vormen van Jane Mansfield. Het kaartje bewaarde je na afloop als bewijs in je broekzak. Voor op het schoolplein, even achteloos op de grond laten vallen.
“Oeps, mijn kaartje. Gisteren naar de bios geweest.”
Dan de jaloerse blikken van de jongens uit de klas. Ze keken je aan alsof je de wereld in handen had.

maandag 23 augustus 2010

Dubbele schaar

Het was een mysterie. Onderhuids, nauwelijks merkbaar, was het mijn elftal binnengeslopen. Het leek wel een virus, dat willekeurig onschuldige mensen meesleurt en vanuit het niets meedogenloos kan toeslaan.
De ochtend was gisteren normaal begonnen. Het licht opgewonden gevoel, het voetbalseizoen ging beginnen. Ik mocht me weer aansluiten bij die prachtige groep voetbalbandieten, die mooie bende van totaal verschillende persoonlijkheden die doordeweeks hilarische mails op het web gooit en op zondag, jaar in jaar uit, op onnavolgbare wijze laat zien hoe een mooie sport beleefd dient te worden: het vijfde van Bladella.
Met een fris humeur was ik op mijn fiets naar de Smagtenbocht gegaan. Ouderwetse begroeting aan de vaste hangtafel. Geen gedoe, zoals korfbalmeiden, die werkelijk elk detail uitgeplozen willen zien. Niets is langdradiger dan een groep vrouwen die bijkletsen.
“Maar wat deed je dan, die derde dag in Toscane, na het bezoek aan dat museum en voor de lunch in dat nieuwe restaurantje?”
Nee, dan wij, de mannen van het vijfde.
“Hoe was het? Oh, Italië, leuk. Nog koffie?” We waren weer volledig op de hoogte en pakten de draad op waar we hem hadden laten liggen. Dat wil zeggen, een kopje koffie van Harrie Korsten en aan de hangtafel namen we actuele zaken door. Zoals de videoclip die Harold via de mail rondstuurde. Het is een kwestie van tijd: zijn vrouw Tatjana wordt de nieuwe Beyoncé.
We ginnegapten rustig door toen we onze vaste plekken in het kleedlokaal opzochten. Ik keek even rond. Ik zag een timmerman, een politieagent, een directeur van een grafisch afwerkingsbedrijf, de lijfwacht van een bekende Nederlander; de hele maatschappij wordt samengebald in het vijfde.
Naast mij. Roy met zijn gouden linkerbeen, vergelijkbaar met die van Theo Janssen. Maar Roy’s energie wordt verdeeld tussen bruikbare inswingers over links en zijn verbouwing thuis die in ’98 begon. Aan de andere kant zat Jack, die het elftal in totale vertwijfeling achter kan laten. Tactische aanwijzingen in de rust als ‘we moeten meer druk zetten, je weet wel, zoals de Polynesische bidsprinkhanen in paringstijd’, gooit hij er zonder voorbereidingstijd achteloos uit. Op die momenten moet hij zich voelen als het genie Mozart; miskend en pas na zijn leven op waarde geschat. Tegenover me zat Robbie, onze speersnelle buitenspeler, maar de laatste sprint die hij won, dateert uit het jaar dat Roy aan zijn huis begon te knutselen.
We misten nog een paar late vakantiegasten en Harold, onze briljante invaller voor de laatste acht minuten. Dat hij zo weinig bijdraagt op het veld maakt niet uit, hij zorgt voor sfeer. Geblesseerd afzeggen doordat je in de Jumbo van achteren aangereden bent door een winkelwagentje. Hij raakt continu verzeild in de meest bizarre situaties, ver voorbij de grenzen van de fantasie, waardoor hij voor ons een bodemloze inspiratiebron is voor grappen en kwinkslagen. Hij is óók bezig met een verbouwing. Alleen maar nieuwe munitie voor hilarische lachsalvo’s. Coach Hugo meldde dat het vergroten van zijn huis voor zijn lieve Nigeriaanse prinses de oorzaak was van zijn afwezigheid: hij kon in de garage, achter een hoge stapel bouwmaterialen, zijn voetbaltas niet vinden. De ogen van nieuwe spits Louis vielen uit hun kassen. Welkom in de wereld van het vijfde, het zoveelste hoofdstuk in de dramaserie ‘De doldwaze avonturen van een dekselse knaap.’
In de wedstrijd tegen het vierde, bleek dat het opnieuw geen goede beslissing was, om drie maanden niets te doen in Toscane, op de Spaanse stranden en in de Turkse all-inclusive-resorts. De vrienden van het vierde drongen ons de hele partij terug. Met de tong op onze schoenen kregen we klop met 1-3. De komende weken mogen zij het hoogste woord voeren in de kantine tussen de geur van frikadellen en verschraald bier.
Na de wedstrijd ploften we vermoeid op de banken van het kleedlokaal en al snel gingen we over tot de orde van de dag. Wie heeft de portemonnees en tegen wie speelt Ajax vandaag? De eerste zondag van het nieuwe seizoen verliep eigenlijk geheel normaal. Niets nieuws onder de zon.
Totdat ik naar de doucheruimte liep waar het water ouderwets naar beneden kletterde.
Dáár, in het blauw-wit betegelde hoekje van het kleedlokaal, werd ik nietsvermoedend gegrepen door het mysterie. Het raadsel dat het vijfde in zijn greep heeft gekregen, maar waar door niemand over gesproken wordt: de geschoren schaamstreek. Voor de zomerstop zag ik al een ‘Jan Joost zonder krullen’, ik herkende het gevaar niet. Nu zag ik verschillende Jossies zonder bossies, Flippers zonder zeewier en zelfs een fakir die voortaan moet vliegen zonder tapijt. En iedereen waste, alsof er niets aan de hand was, gewoon de moddervlekken van het lijf. Het leek verdorie Avro’s WiekentKwis wel: ik zag zo Fred Oster, maar dan zonder de marmotten.
Het pakte me bij de keel. Wat was hier aan de hand? Had de asbest in de grond naast het hoofdveld hier zijn tol geëist? Was het de wens van de vriendinnen vanwege bepaalde sensuele technieken? Of toch gewoon een epidemie van schaamluis? Niemand praatte me bij over deze vreemde ontwikkeling, dit verbond van kale vlaktes onder de navel.
Coach Hugo had het laatste woord: “We spelen volgende week om 12.00 uur tegen Marvilde 3. 11.00 uur vertrekken. We zijn met 13 man, met 14 als Harold zijn voetbaltas weet te vinden achter de cementzakken. Ook de kanonnen zijn er weer bij”, zei hij achteloos.
De woorden dreunden na in mijn hoofd. De kanonnen. Hoe zouden zij terugkeren in het vijfde, bedacht ik me. Waren zij al lid van het verbond? Erwin? Had zijn slijptol nog een afdakje? Brandweerman Mark? Moet zijn spuit zonder jasje de winter door? Zit de reiger van Kox aan de slootkant, ontdaan van het riet? Over Jordi, Patrick en Put durfde ik niet eens na te denken. Het zweet brak me uit.
Afgelopen nacht droomde ik. Ik stond alleen onder de douches tussen de blauw-witte tegeltjes. Plotseling verschenen twee gigantische heggenscharen. Hun messen klapten dreigend op en neer. Ineens een zware stem die eerst zachtjes, maar al snel luid door de wasruimte galmde: “Je bent aan de beurt… Je bent aan de beurt!” De scharen bewogen langzaam naar mijn schaamstreek.
Ik schrok wakker en controleerde meteen de toestand in mijn onderbroek. Gelukkig. Mijn Willie had zijn toupetje nog. Daar zat ik, met allerlei nieuwe vragen. Wanneer word ik opgeëist? Wanneer word ik ingewijd en bruut geschoren? Kortom: wanneer neemt het mysterie van Het Geheime Genootschap mij te grazen? Het hing als een molensteen om mijn nek. De rest van de nacht waakte ik angstig over mijn vertrouwde pruikje.

zaterdag 21 augustus 2010

Pukkelpop blues

In een poging me terug te trekken uit de wereld van het internationale voetbal, trok ik de grens over. Even geen geruchten over zomertransfers die wel-niet-wel-niet doorgingen en Georgische gangsters die om duistere redenen onschuldige clubjes aan de Rijn opkochten. Nee, een moment de zinnen verzetten, een andere afslag nemen, een geheel nieuwe cultuur opsnuiven. Samen met een maat reed ik naar Pukkelpop in Hasselt. Met een prachtig geruit picknickplaid gingen we voor een ‘big chill’; in een zeer rustig tempo genieten van muziek, een natje en een droogje, dat laat op de dag zou moeten uitmonden in een groots optreden van de band Snow Patrol.
Ik was er nooit geweest, op Pukkelpop. Ik verwachtte een muziekfeestje in de orde van grootte van de Blaalse zomerfeesten. Maar toen ik bij de ingang mijn polsbandje aangemeten kreeg, ging er een wereld voor me open: Pukkelpop bleek een volwassen popfestival van drie dagen, compleet met een camping, groter dan Pinkpop.
Daar stond ik, op een leeftijd waarop een verblijf in een klooster om een opkomende midlifecrisis te bezweren waarschijnlijker was, als festivalganger tussen de jeugd van tegenwoordig. Waar ik ook keek, links naar de Mainstage of rechts naar de Marquee-tent, overal zag ik tienduizenden jongeren die hun best deden om gezien te worden met opvallende kapsels, gecultiveerde sikjes, piercings, tatoeages van Faith no more en shirts met teksten als ‘Motörhead Maniacs Mariaheide’ en ‘Shakespeare forever’. Wagonladingen hunks met ontbloot bovenlijf. Of we wilden kijken naar hun maandenlange arbeid in de sportschool en hordes fraai gevormd vrouwlijk schoon met spannend gevulde spijkerbroeken en bijpassende V-snaren die je adem afsneden. Eén grote mensenzee van trillend vlees. Met de aangename temperatuur en het sensuele zonlicht leek het hele veld onder een hoge erotische spanning te staan. Wilde vrijpartijen hingen in de lucht, maar misschien was het meer mijn eigen hitsigheid.
We deden gewoon mee, in deze nieuwe wereld van Pukkelpop. We trokken onze shirts uit, lieten in de henna-tent ‘Flogging Molly’ boven de bilnaad tatoeëren en trokken ons ondergoed boven de broek uit, zodat de merknaam goed zichtbaar was voor overige festivalgangers. Volledig in ons element liepen we naar de stand van Maes-pils, voor ons eerste drankje. De jonge vrijwilliger die me de twee pilsjes overhandigde fluisterde me en passant in het oor dat het eigenlijk niet kon, zo’n Sloggi-onderbroek op dit festival. De snotneus.
Met de biertjes in de hand waren we op weg naar ons plekje nabij de kraam met het bord ‘Frituur en zuur vlees’, toen we tegen twee mannen met een rood-geel gestreept KV Mechelen-shirt aanbotsten. Enkele slokken klotsten over het festivalterrein.
“Hee, Lei Clijsters en Piet den Boer! Kijk eens uit!”, riep ik in een reflex.
Ik had hun aandacht. In sappig Vlaams maakten ze hoffelijk hun excuses, maar ze lieten meteen weten enorm vereerd te zijn dat twee culthelden van hun clubje, twee legendes van achter de kazerne in Mechelen, hier op Pukkelpop in Hasselt gewoon voortleefden.
Tja, Walter en Staf heetten ze, en hoewel ik hier gekomen was om die hele voetbalbiotoop even links te laten liggen, trokken ze me er keihard in terug. Of ik nog meer helden kende van het gouden team uit 1988. Na dertig seconden bedenktijd miste ik alleen Pascal de Wilde. Het ijs was gebroken, Staf liet rap nieuwe pintjes aanrukken. We nestelden ons op een plekje waar praten nog mogelijk was, direct achter de geluidstoren.
Daar, naast een groepje bijkomende Queens-of-the-stoneage-fans en een man met Gene Simmons, gitarist van Kiss, levensgroot op zijn rug getatoeëerd, praatten we Walter en Staf bij over onze voetbalavonturen door gans Europa, zeker en vast. En terwijl de wonderlijke muziek van Eels en de lekkere folkrock van Mumford and Sons over ons heen waaiden, gaven Walter en Staf ons een inkijkje in het lijdzame bestaan van de KV Mechelen-supporter. Gretig, als teruggekeerde soldaten van het front, verhaalden ze over Erwin Koeman, ‘den Ollander die altijd goesting had op het plein’. We leerden over de krullen van Marc Emmers, de snelheid van Pol de Mesmaecker en de mooie stijl van Preud’homme. We waren het er snel over eens, één van de beste doelmannen ooit.
De festivaldag vloog voorbij. De schemer viel al in en het festivalpubliek voor de Mainstage genoot van de lichtshow met opzwepende beats en bezwerende dansjes van The Prodigy, toen ik met Walter en Staf het onderwerp ‘Aad de Mos’ aansneed. In duidelijke bewoordingen en onderbouwd met goede argumenten, vroeg ik hen als ervaringsdeskundige of ze Haagse Aad ook zo’n volledig door de mand gevallen, holle frasen brakende en afkoopsommen opeisende mislukkeling vonden.
Dat viel helemaal verkeerd.
“Den Aad, da’s den innigste trènner die ons unne cup heeft bezorgd, goddoeme! Da gadde gij terugnemen, zulle!”, foeterde Walter.
Nou, dat was ik niet van plan. Misschien kwam het door de overwaaiende lucht van wiet en verschraald shoarmavlees, maar ik deed er nog een schepje bovenop.
“Hou toch op, Walter! De Mos, die mafkees, met zijn garantie voor succes. Een charlatan, dat is het. Een aandachtsgeile babbelbox die het Nederlandse trainersgilde een slechte naam bezorgt, van de Griekse eilanden tot Sparta Rotterdam!”
Het stoom kwam nu bij Walter uit de oren. “Niet onzen Aad! Niet onzen Aad”, schreeuwde hij en om zijn verontwaardiging kracht bij te zetten sprong hij boven op mijn rug. Staf kon niet achter blijven en begon ritmisch in mijn buik te roffelen. In enkele seconden liep het helemaal uit de hand, daar achter de geluidstoren. De Queens-of-the-stoneage-fans, inmiddels weer bij zinnen, waren wel in voor een robbertje vechten. Ze hadden geen idee dat hier de eer van Aad de Mos op het spel stond, maar ze stortten zich met overgave op mijn vriend. Op het hoofdpodium stuwde The Prodigy zich ondertussen bikkelhard naar een hoogtepunt met ‘Firestarter’ en niemand zou ooit weet hebben gehad van de onlusten achter de geluidstoren, als Gene Simmons zich gewoon afzijdig had gehouden. Met een wilde duik gooide hij zich op mijn enkels, waardoor ik (Staf zat nog steeds op mijn rug, bijtend in mijn oor) het evenwicht verloor en tegen de geluidstoren donderde. Aan de voorkant vielen boxen van hun sokkels en stekkers werden uit behoorlijk belangrijke gaten getrokken, want het pompende geweld van The Prodigy viel in één klap weg. Oorverdovende stilte.
Met één ruk keken 30.000 hoofden om, op zoek naar de oorzaak van hun feestbederf. Die was snel gevonden: een vent van middelbare leeftijd met een Flogging Molly-tattoo, een dikke KV Mechelen-fan op zijn rug en Gene Simmons verbeten aan zijn enkels. Daarachter mijn vriend in een wilde dans om meppende hardrockers te ontwijken.
Security was snel ter plaatse en na een licht zwevend moment (of was het toch de wietlucht?) belandden we hardhandig met onze wangen op de kasseien voor de hoofdingang, grote scherpe stenen die doorgaans gebruikt worden voor Wuustwezel –Peer-Wuustwezel, een klassieker voor amateurwielrenners uit de omgeving.
Geen Snow Patrol gezien.
Nee, het werd geen succes, dat voetbal ontlopen op Pukkelpop. Diep in de nacht zette mijn kameraad me thuis af, met een bonkende koppijn en een scherpe knoflookadem. De schaafwond op mijn gezicht schuurde nog lang.

woensdag 18 augustus 2010

De rifs van Ola

Vandaag dacht ik regelmatig aan een filmpje van Holland Sport. Wilfried de Jong die met met Ruud van Nistelrooy naar een barbier in Madrid ging. De camera boven op de vakbekwame handen van de Spaanse kapper, druk in de weer met de harde baard van de spits die toen nog bij Real zat. Op de achtergrond zat De Jong bij een kleine transistor te luisteren naar een wedstrijdverslag van het Nederlands Elftal, het team waarbij Van Nistelrooy zich weer dolgraag zou willen aansluiten. Vanuit de invalshoek van De Jong een kijkje in de ziel van Van Nistelrooy tegen een Spaanse achtergrond. Mooi filmpje.
De reden voor de Holland Sport-herinnering is Fred Rutten. In zijn oneindige speurtocht naar het verleggen van prestatiegrenzen heeft hij Ola Toivonen geadviseerd ook naar de kapper te gaan. Vanwege het psychologisch effect. Ola is er rijp voor, zegt Fred.
“Vorig seizoen maakte hij als schaduwspits vaak laterale loopacties. Nu loopt hij de diagonaal, waardoor hij veel vaker op onverwachte momenten tussen de linies opduikt.”
Rutten overweegt tegelijkertijd Björn Borg-ondergoed voor Dszudszak, kan van invloed zijn op de implenaire binding van de G-krachten in het rechterbeen en Engelaar vraagt hij via het Evoluon naar het trainingscomplex te rijden. Is goed voor zijn technisch inzicht.
Nu komt het erop aan voor Toivonen. De Zweedse aanvaller nadert het moment waarop beslist wordt of hij zich mag bijschrijven in het erelijstje met Romario, Ronaldo en Van Nistelrooy. Of raakt hij verdwaald in het labyrint van mislukte PSV’ers? Een doolhof waar spelers in verdwijnen, waar nooit meer iets van vernomen wordt. Danny Koevermans dwaalt er bijna rond.
Het advies van Rutten aan zijn Zweedse aanvaller levert wel een prachtig beeld op. Ineens zie ik hem zitten. Toivonen bij ‘De Barbier’ in Best. Angstig kruipt hij in de kappersstoel. De brave kapper, gewend aan het opscheren van een legertje DAF-arbeiders en het kortwieken van Philips-klerken, soms een permanentje, heeft geen idee wie er onder zijn cape ligt.
“Eh, graag erg kort meneer”, zegt Ola verlegen.
Met routine begint de barbier aan de klus. Grote blonde manen dwarrelen naar de grond. Toivonen ondergaat zijn schrobbering gelaten. Tien minuten later staart hij in de spiegel. Dit is dus het prestatiebeeld van trainer Rutten.
“Eh, ja. Ziet er wel goed uit, meneer.”
De kapper glundert. Zowaar een compliment van een klant! Het fleurt zijn eindeloze werkdagen met flauwe Philips-humor wat op.
Maakt Toivonen de goede keuze? Het gevaar van zelfverloochening loert. Eigenlijk heeft hij meer kans op een vedettestatus door vanaf nu zijn haar te laten groeien. Gewoon, complete wildgroei vanaf de kruin. Af en toe een keer bijpunten. Verder niets meer aan doen. John de Wolf waait weer over de velden.
Ik wacht op het volgende moment. Een briljant één-tweetje van de Zweed met de stadionspeaker. Toivonen kopt de winnende treffer binnen in de thuiswedstrijd tegen Ajax. Door de boxen start de speaker de ruige tonen van ‘Longstockings New’ een rockband uit het geboorteland van de doelpuntenmaker. Toivonen rent naar zijn dug-out met wild dansende lokken. Hij voelt de vrijheid door zijn manen waaien. Net als vroeger, toen hij als jochie door de bossen van Degerfors rende. Voor Fred Rutten playbackt de Zweed op zijn luchtgitaar de gillende rifs van ‘Take it or leave it’, waarna de aanvaller besprongen wordt door ploeggenoten en bankzitters. Het betekent in één klap de internationale doorbraak van de jonge band uit de buitenwijk van Göteborg.
Van Ola Toivonen ook, trouwens.

De verlosser, part two

In hoge hemelse rangen
piekerde God op zijn troon
over hoofdstedelijke belangen:
Ajax verloor zijn kroon!

De ‘Messias’ werd al ooit gezonden
van Maria’s vrucht dan maar een kloon?
het antwoord werd gevonden:
God schonk Ajax Jozefszoon

dinsdag 17 augustus 2010

Duckstad aan de Rijn

Het was die dag weer vroeg dag voor Donald. Hij sprong vrolijk uit bed, deed zijn dagelijkse Vitesse-hansopje aan en ging naar beneden. Hee! Een pakje op de deurmat, zag Donald. Hij las het etiket. Donald sprong een gat in de lucht. Het langverwachte pakje uit Georgië was gearriveerd! Het pakketje dat zijn leven voorgoed zou veranderen. Nooit meer uitgelachen worden als die mislukte eend die alles in het honderd laat lopen, nooit meer uitgelachen worden door die vervelende buurman Bolderbast met zijn rare fratsen uit Nijmegen. Die dag ging Donald de mooiste eend worden van heel Duckstad, de eend met het meeste aanzien.
Dit moest oom Dagobert zien! Donald sprong met de doos in zijn autootje en reed naar zijn geldpakhuis in de Amsterdamstraat. Het uitschuifbare dak stond open, zag Donald, toen hij bij oom Dagobert aankwam. Misschien had oom Dagobert wel niet zo’n goed humeur. De bodem van het geldpakhuis was in zicht gekomen. De Zware Jongens waren ermee aan de haal gegaan. Zij hadden het geld over de balk gesmeten in Londen, Milaan en Barcelona.
Hè vervelend, oom Dagobert deed niet open. Dan maar naar oma Duck. Zij wilde vast de nieuwe pracht zien. Donald reed naar het oude Kuipje van oma. Het was er eigenlijk maar een oude bedoening. Het was duidelijk dat het Kuipje het niet lang meer zou redden. Verdorie, oma Duck was er ook niet.
Donald vervolgde zijn weg naar Willie Wortel. Die zou vast weer bezig zijn met een nieuwe uitvinding in zijn schuurtje, de Grolsch Veste. Willie had daar de laatste tijd de mooiste ideeën ontwikkeld. Het had hem veel aanzien opgeleverd in Duckstad. Maar toen Donald bij hem aanklopte, deed ook Willie niet open. Lampje was er wel. Met zijn Philips-schijnsel scheen hij op een briefje waarop stond dat Willie dringend ergens naar toe moest.
Teleurgesteld liep Donald terug naar zijn autootje. Eindelijk was de dag aangebroken waarop hij zo lang gewacht had, en nu was er niemand om zijn vreugde mee te delen. Bedroefd reed hij terug naar zijn eigen huisje. Met het pakje uit Georgië liep hij over het tuinpad naar de voordeur en stak de sleutel in het slot.
“Verrassing!”, hoorde Donald uit vele kelen toen hij binnen stapte. De kamer was prachtig versierd en iedereen was er: oom Dagobert, oma Duck, Willie Wortel, Katrien, Gijs Gans, Clarabella, zelfs Guus Geluk had tijd vrij gemaakt.
“Gefeliciteerd!”, riep oma Duck, “Je dacht toch niet dat we 16 augustus zouden vergeten? Jouw feestdag! Kijk, ik heb een mooie taart gebakken.” Donald keek met grote ogen naar de mooiste taart die hij ooit gezien had. Dit wordt echt een geweldige dag, dacht Donald. Dit is het moment om mijn vrienden te verrassen. Hij pakte het pakketje onder zijn arm.
“Kijk eens wat ik hier heb!”, riep Donald triomfantelijk. Hij opende de doos, haalde er een prachtige verentooi uit en zette die op zijn eigen eendenstaart.
“Vandaag ontvangen, uit Georgië!”, zei Donald erbij, terwijl hij zo trots als een pauw door de kamer paradeerde. Hij zag de bewondering in de ogen van al zijn gasten. Precies zoals hij gehoopt had.
“Tjonge, zo’n mooie staart heb ik nog nooit gezien”, mompelde Katrien. Donald genoot van de aandacht. Hij stak zijn kontje nog eens extra de lucht in. Die overmoed werd hem fataal. De verentooi raakte de lamp aan het plafond, zodat Donald zijn evenwicht verloor. In zijn val sleurde hij de slingers en de ballonnen van de muur en landde hij met zijn volle gewicht midden in de feesttaart van oma Duck. Met zijn gezicht vol slagroom keek Donald naar zijn verenstaart uit Georgië, helemaal vernield.
Het was Guus Geluk die de pijnlijke stilte verbrak.
“Dat wás een mooie staart”, zei hij gniffelend. Zijn opmerking werkte aanstekelijk. Katrien begon te schateren, Gijs Gans bulderde het uit. Allemaal wezen ze krom van het lachen naar Donald, boven op zijn taart. Hij had zich weer onvergetelijk in de nesten gewerkt.
“Ik heb niet meer zo genoten sinds ik werd gerold door De Zware Jongens!”, hinnikte oom Dagobert tussen twee lachbuien door.
Donald kon de vernedering niet aan. Niet nu, net op de dag dat hij voor altijd de mooiste eend van Duckstad zou gaan worden. Woede balde zich samen in het kleine eendenlijfje. Donald stond op en sprong uit zijn vel zoals hij nog nooit uit zijn vel gesprongen was. Hij werd onredelijk kwaad zoals hij nog nooit kwaad was geworden. Gillend sprong hij op de verentooi uit Georgië en woest trok hij al zijn eigen veren uit. Toen de razernij in de eend eindelijk tot bedaren kwam, was er weinig meer van Donald over; een kaal geplukte eendenrug.
Later op de avond is het eendenhapje opgehaald door ‘Het gebraden ruggetje’, het beste restaurant van Duckstad, waar buurman Bolderbast elke maandagavond gastronomisch komt schransen.
Na de merkwaardige avond met het pakketje uit Georgië is van Donald Duck nooit meer iets vernomen.

zaterdag 14 augustus 2010

Post

Een geel shirt. Het nationale tricot van Roemenië, zag ik toen hij naderbij kwam. De postbode. Niet Gerrit gelukkig, de gebruikelijke postbesteller. Niets treuriger dan een volwassen vent in het shirt van zijn favoriete team. Krampachtig vasthouden aan verloren illusies. Nee, ik kreeg een lollige ansichtkaart (Hans en Ingrid; ‘Het is hier zo gezellig in Domburg!’) in mijn handen gedrukt door een jonge TNT-vakantiewerker. Oordopjes in, afwezige blik. Toen hij verder liep naar de gleuf van de buren, zag ik droog vier letters op zijn rug staan: MUTU.
Adrian Mutu. Mijn databank ratelde. Jong talent bij Chelsea – betrapt op cocaïnegebruik – ontslagen – speelt nu voor een onduidelijke club in Italië. Tja, dan ben ik zo een half uur kwijt. Ik was net begonnen aan het onkruid in de voortuin (“Tuurlijk mop, doe ik wel even!”), maar deze wending noopte me die belofte even vooruit te schuiven. In gedachten nestelde ik me op het tuinmuurtje.
De jonge Roemeen kon voetballen, had een mooie kop, maar na enkele leuke wedstrijden sloeg hij de verkeerde zijweg in. Daar zat hij, op een groezelige hotelkamer naast een Oost-Europese blondine met te kleine tietjes, samen aan de snuif. Gezwicht voor de verleiding. Mutu vermorzelde met zijn zwakte zijn eigen loopbaan, maar zou hij weten dat hij daarmee ook het toch al broze evenwicht van deze poststagiaire verstoorde? Deze jongen had ooit Mutu zien scoren voor Chelsea, wou een shirt van zijn idool, maar liep nu met veel vragen door mijn straat. Bijvoorbeeld, hoe spreek ik een meisje aan? En wanneer krijg ik nu eens okselhaar? Maar hij wordt ook geplaagd door dat mysterieuze goedje van Mutu. Wat doet dat dan? Waar kan ik het krijgen? Grote fout, Mutu! Laat Co Adriaanse ze een straf opleggen, al die sterren die hun voorbeeldfunctie niet aankunnen en grijpen naar de fles, verdovende middelen of zichzelf verliezen in een gokverslaving.
“…en daarom veroordeel ik je tot zes jaar werken als postbezorger. Achterop het shirt dien je het woord ‘clean’ te dragen. Onvoorwaardelijk.”
Maar het leed van de jonge voetbalfan blijft niet beperkt tot het verraad van de snuivende helden. De clubhopper. De voetballer die sneller van club verandert, dan een stoplicht van kleur. De voetbalgarderobe van onze jongste zoon bewijst het gebrek aan clubliefde. Hij heeft shirtjes van Manchester United (achterop: Van Nistelrooy), AC Milan (Shevchenko) en Barcelona (Ronaldinho). Allen vonden een beter perspectief bij een andere club ‘waar ze zich zo thuis voelen’. Volgend jaar sprinten ze na een goal waarschijnlijk weer naar een andere tribune. Spelers zoals Maldini, Giggs en Paul Scholes bleven hun hele carrière bij één club. Ze vormen een uitstervend ras. Zelfs Raúl verlaat Bernabeu met het einde van zijn loopbaan in zicht.
Gisteren hielp ik onze jongste met aankleden. Hij koos voor zijn Barcelona-shirt.
“Ga je later ook bij Barcelona voetballen, jongen?” vroeg ik.
Na een paar tellen stilte vroeg hij naar zijn neefje, met wie hij wel eens voetbalt.
“Speelt Sem ook bij Barcelona?”
“Nee, Sem voetbalt bij Bladella.”
Hij dacht weer na. In zijn hoofd werd een beslissing gevormd.
“Dan ga ik later bij Bladella voetballen, pap.”
Ik kon wel janken. Zo mooi. Drie jaar oud en nu al weten waar het voetbal de meeste vreugde brengt. Daar waar je vrienden zijn!
Terwijl ik zo op het tuinmuurtje mijmerde, hoorde ik onze jongste zoon schreeuwen. Jongenskreten in het steegje achter ons huis. Ik liep ernaartoe. Vreugdevol tafereel: onze jongens verwikkeld in een partijspel. Samen met vier buurjongens waren ze een potje voetbal begonnen. Geen Wii-onzin of de Nintendo, Nee, gewoon ouderwets zullen-we-even-poten-twee-jassen-als-goal-pleintjesvoetbal. Mijn hart sprong open. Oude tijden herleefden.
“Doe je mee, pap?”, riep onze oudste. Natuurlijk, zo’n buitenkansje laat ik niet liggen. Vol overgave stortte ik me tussen de voetballertjes, die nog onschuldig droomden over San Siro en Old Trafford. Heerlijk. We vraten zo drie kwartier van de klok weg. Ik stond net juichend een goal te vieren, met drie medespelers rond mijn middel, toen mijn vriendin in het steegje verscheen.
“Eh, de tuin ziet er prachtig uit!”, riep ze licht cynisch, haar specialiteit.
Teleurgesteld liep ze naar binnen. Ik op hangende pootjes erachteraan. Verdorie, dacht ik, doordat Mutu de weelde niet kon dragen, was de tuin nog steeds een chaos en mijn vriendin boos. “Sukkel”, mompelde ik in mezelf.
Vanmorgen kreeg ik een herkansing. Ik stond driftig onkruid te plukken, toen ik de jonge postbesteller weer zag naderen. Ik schrok van zijn blauwe shirt. Toch niet het Rangers-shirt met ‘Ricksen’, hoopte ik. Of ‘Gascoigne’, nog erger. Was ik zo weer een half uur kwijt. Met ingehouden adem zag ik hem dichterbij komen. Toen hij me een folder van de Etos in de handen duwde, bleek hij het fanshirt van Def Rhymz te dragen. Met het complete tourschema ‘07 achterop. Ik haalde opgelucht adem. Rapmuziek en korting op wattenstaafjes, daar heb ik helemaal niets mee. In no-time lag de voortuin er weer stralend bij.

donderdag 12 augustus 2010

De wereld een koe

De kwestie kwelde me al dagen. Het joeg hard de rust uit mijn kop. Stond ik ineens met het zoutvaatje in de tuin en wist ik niet waarom. Vervelend. Het begon met de zwemles van onze oudste. Wekelijks schaaft hij aan zijn schoolslag in het binnenbad van camping ‘De Achterste Hoef’. Laatst, met mijn opgedroogde zoon naast me, liep ik terug naar de auto. Zag ik ineens André Ooijer voorbij de receptie fietsen. Op een vouwfiets! Toen we terugreden naar het dorp stond het fietsje tegen de gevel van kaasboerderij ‘De Hooiberg’.
Verwarring. Mijn hoofd moest ervan schudden.
André Ooijer is een profvoetballer. Een vakgroep die bewonderd wordt, toegejuicht. Helden van de massa. Hun bankrekeningen zijn navenant. Je verwacht ze in de zomermaanden minstens op de boulevard van Cannes, nonchalant likkend aan een ijsje. Of op een terras in St. Tropez, dure Ray Ban op het hoofd. Desnoods op een luxe jacht. Snoeihard scheuren door de Golf van Biscaje. Miami Vice.
Maar nee, André Ooijer kiest voor de variant met tentharingen en de dagelijkse gang naar het toiletgebouw, met het afwasteiltje. Met een zuinig gezicht waterzakken wegduwen van het tentzeil, na weer een regenbui. De leefomgeving van de gewone fan, zeg maar. In die biotoop zit Ooijer onder zijn luifel ongestoord een kaasje van De Hooiberg te prikken. Het knaagt enorm aan mijn kop.
Onlangs werd Ooijer, aan het einde van een lange loopbaan, ingelijfd door Ajax. Wat zoekt een godenzoon in de omgeving van Bladel, woongebied van Philips-arbeiders die op zaterdag het groenafval naar de vuilstortplaats brengen? Ik kreeg het maar niet uit mijn hoofd. André Ooijer, harde verdediger die elke uithoek van het strafschopgebied kent, in het knusse winkeltje van boer Meijer tussen allerlei kazen en linksgedraaide yoghurt. En daar bleef het niet bij. André Ooijer op het terras van ’t Nekkermenneke, achter een boerenomelet. André Ooijer liggend op de Neterselse hei, met de handen onder zijn hoofd en een grasspriet tussen zijn tanden, starend naar voorbijdrijvende wolken. Gek werd ik ervan.
Deze zomer zag ik hem nog op tv. Rende hij door de catacomben van een stadion in Zuid-Afrika. Haastig trok hij zijn oranje shirt nog even recht. Bert van Marwijk had hem nodig als vervanger van Joris Mathijsen, net voor de kwartfinale van het WK tegen Brazilië. Moest ie koud in de dekking op Kaká, voor het oog van de hele wereld. Draait hij zijn hand niet voor om. En na al het gebikkel bij Blackburn in de Premier League en de vele jaren bij PSV, duikt hij nu in de Arena van Ajax. De wereld van grootspraak. Bluf. Zij zijn de besten. Ze borduren een één op de stropdas. Zijn medespelers heten Urby, Gregory of Vernon. Waarom daalt de stoere Amsterdammer af naar de nederige contreien van De Achterste Hoef waar het gewone regeert? De campingbaas heet Hendrik, zijn broer Dirk en de kaasboer Gerard.
Zou het met onthaasten te maken hebben? Een voetbalseizoen is behoorlijk zwaar. Ellebogen zijn nodig voor het binnenslepen van de punten of het behoud van een basisplaats. Winnen is een must. De schwalbe is een geaccepteerd instrument geworden om het uitzicht op Champions League-deelname in leven te houden. Kijk goed over je schouder, André! Misschien wil hij even weg van het Leidseplein waar tattoos, piercings en paars haar het straatbeeld ondraaglijk maken. De hoogste vorm van uiterlijk vertoon op De Achterste Hoef is het blauwe oog van campingbaas Hendrik. Niet uitgekeken bij de slagboom.
Langzaam begon het te dagen. Je hoofd leegmaken door een fietstochtje over de Pals? De batterij weer opladen bij het Kroonven, steentjes keilen? Een uurtje snoeken in de visvijver? Het besef sijpelde stilletjes door. Als je even genoeg hebt van het gebeuk tegen agressieve spitsen, als de prestatiedruk je bij de strot heeft, dan zijn maïsvelden en overvliegende reigers een veilige haven. In het shirt van Ajax is het elke week kiezen tussen het neerhalen van een doorgebroken tegenstander of het incasseren van verlies. Dan is de keuze tussen graskaas of toch maar komijn een zaligheid. Op je vouwfiets naar boer Gerard. Met je kop in de wind, zodat de echo van de schreeuwende trainer uit je oren waait.
Ineens kreeg ik een prachtig beeld. Met een driepotig krukje onder de arm en een emmer loopt Ooijer de camping af. Hij trekt een weiland in, passeert een paar boterbloemen en verse vlaaien. Bij de eerste koe zet André zijn krukje neer. Hij gaat zitten, zet de emmer bij de achterpoten en zijn handen grijpen voorzichtig naar de uiers.
André Ooijer melkt een koe.
De rust in mijn hoofd daalde juichend neer. Ik zag kraakhelder de reden van Ooijers komst naar het dorpse leven. Terwijl het riet aan de slootkant zachtjes wuift en een groep ganzen in V-formatie overvliegt, leunt André Ooijer met zijn voorhoofd tegen de borstelige haren van het logge beest. En hij luistert. Dunne straaltjes verse melk vullen ritmisch de emmer.
Het maakt hem gelukkig.

maandag 9 augustus 2010

Adieu

Elke ochtend wordt onze kampeerstraat op dezelfde manier gewekt. De fluitketel van de overburen. Een kwartiertje later zitten ze in slagorde voor hun bungalowtent aan het ontbijt met een vers kopje thee: vader, moeder en tienerdochter. Overdag wordt er driftig gelezen, maar om stipt vijf uur ’s middags bindt moeder de kookschort om. De piepers moeten gejast. Het strakke ritme van het gezinnetje brengt ons campinghoekje terug naar de sfeer van Christelijk Nederland, begin jaren vijftig. Het beklemmende gevoel van zondags naar de Hoogmis en dan naar grootmoeder om samen groentesoep te eten. Omdat het zondag is. Vader werkt hard in de mijnen bij Sittard.
Mijn uitzicht op de overkant kreeg een wrang randje toen familie ‘Alles-heeft-een-ritme’ nieuwe buren kreeg. Ogenschijnlijk hetzelfde laken een pak: vader, moeder, iets oudere tienerdochter. Dit gezin viel niet op door orde en regelmaat, maar door de opvallende handicap van moeder. Ze bleek incontinent.
Niet dat mama er zo’n last van had, trouwens. Op het moment dat hun vakantietent uit de Peugeot werd getild, was de eerste lekkage in haar schoot zichtbaar. Ongelukje, kan gebeuren. Nietsvermoedend begon ik met vrouw en kinderen aan de lunch. Maar mams aan de overkant blééf rondsjouwen met tentharingen en scheerlijnen, ook toen haar urinewater inmiddels een forse zwarte plek op haar te nauwe legging had gemaakt. Haar delta in het vulvagebied stroomde over, zeg maar. Dan valt zo’n Saint Paulin-kaasje bij het middageten toch anders.
De situatie werd ronduit onsmakelijk toen de tent het hoogste punt bereikt had. Moeke won in omgekeerde richting terrein, want haar vochtgrenzen hadden, aan zowel de voor- als achterkant, de knieën bereikt. Je hóórde het zelfs. Op de momenten dat op de camping het barbecuegeknetter en het gegil om de badmintonshuttle even wegstierven en haar schurende binnendijen dus de kans kregen om mijn oorschelp te bereiken, hoorde ik een zwaar zuigend geluid dat deed vermoeden dat Sjaak, de logge linksback van Polderboys 7, met zijn maat 49 het zompige middenveld probeerde over te steken.
Toen de nieuwe overbuurvrouw tenslotte, na alle gedane arbeid, ook nog even doodgemoedereerd een sigaretje ging roken en met haar doorweekte grot recht in mijn blikveld, als ware ze Sharon Stone zélf, ging zitten, was er voor mij maar één oplossing mogelijk: mijn boeltje oppakken en huiswaarts keren.
In een razend tempo begon ik de spullen bij elkaar te zoeken.
Genoeg had ik ineens van die hele vakantie. Genoeg van dat meer van Chalain. Prachtig smaragdgroen, maar als je er twee stappen in had gezet, cirkelde de drap rondom je enkels. Weg wilde ik van de te kleine kampeerplaatsen, waardoor ik elke avond meegesleurd werd in de embrasse d’amour van het te jonge stel achter ons. Wég van die veel te serieuze smoelen rondom al die jeu-de-boule-ballen. Verdwijnen uit het zicht van die Fransen met hun Renault Cliootjes waar op elk moment van de dag een opklaptafeltje kon verschijnen met een volledige maaltijd, compleet met biefstuk en tonijnsalade, ter plekke bereid. Weg van het stokbrood van Marie-Claire met de veel te harde korst, weg van alles, weg, weg.
Ik moet hier wel even eerlijk zijn. Langzaam, nauwelijks merkbaar, waren er andere gedachten in mijn hoofd geslopen. Kleine, bijna onschuldige speldenprikjes die een terugkeer naar Nederland aanwakkerden. Het begon aan het zwembad. Onderaan de glijbaan, terwijl ik onze jongste opving, vroeg ik me opeens af of Feyenoord al een nieuwe spits zou hebben. Later bij de ijssalon, na het avondeten, zag ik ineens Johan Derksen in een visioen. Zat aan een tafel te gebben met René van der Gijp. Toen ik tenslotte bij het tanden poetsen in een flash de ongeopende vi’s thuis op de deurmat zag liggen, was het hek van de dam. Ik gaf me geheel over aan de hunkering. Ik nam geen genoegen meer met Henk, mijn afwasgabber uit Oldenzaal, met wie ik hele praatsessies hield over het onwaarschijnlijke kapsel van Preud’homme in het toiletgebouw. Ik had opeens een onweerstaanbare drang naar de bank thuis. Lekker staren naar het Siberische avontuur van PSV. Afellay en Ola Toivonen tegen Sibir Novosibirsk. Klonk als een plaatselijke delicatesse. Lange slierten trillend zeewier op je bord. Siberische spelers met bloedvegen op de knie, omdat ze net met het hele elftal een hele os hebben geslacht. Ook in het verre Rusland moeten ze de winter door. Nee, ik wilde mezelf helemaal onderdompelen in het nieuwe verlangen. Mounir El Hamdaoui in een shirt van Ajax. Wegdromen over goals als mokerslagen. Terug naar Tom Egbers met zijn autocue: “Hier is voor u FC Utrecht – AZ vanuit stadion Nieuw Galgenwaard.” Desnoods met het commentaar van Evert Ten Napel. Ik snakte naar het kleedkamergeluk met het vijfde, de kwinkslagen van Harold, briljante linkerspits voor de laatste tien minuten van elke wedstrijd en jaarlijks goed voor een bewogen safarireis door donker Afrika. Maar boven alles uit smachtte ik naar de sensatie van het omkleden. Mijn voetbalbroek, mijn shirt, de witte sokken. De nood kortom, om geheel en volledig weg te duiken in de mooiste sport op aarde was onhoudbaar hoog.
In recordtempo stonden we bepakt. Het was me helemaal helder toen ik Henk uit Oldenzaal, buurvrouw Pickwick en Lady Lekkage zwaaiend aan de weg zag staan tijdens ons afscheid. Langzaam werden ze kleine stipjes in mijn zijspiegel en ik wist het: de bal moest gaan rollen. En wel snel.

zondag 8 augustus 2010

Hangplek

Met de vieze borden naar het toiletgebouw. Heerlijk. Ontmoetingsplek voor afwasvaders. Het hoekje voor de vaat heeft twee kanten met aan elke zijde drie wasbakken. Elke dag ontmoet ik er Henk. Henk is een boekhouder uit Oldenzaal en overtuigd FC Twente-fan. Volle neef van Sander Boschker. Ja, dan heb je mijn aandacht. Boven onze sopjes nemen we de stand in de voetbalwereld door. Henk is heel direct.
“Kijk, die Stief Meklèrr’n maakte ons kampioen vorig seizoen, dat moet die wafel uit Luik nog maar lat’n zien.”
Met die Luikse wafel wordt Michel Preud’homme bedoeld, nieuwe trainer van FC Twente. Voorheen stijlvolle keeper van de Rode Duivels. Op het WK van 1994 zag ik hem met stijgende verbazing alle inzetten van Bergkamp, Jonk en Winter stoppen. Phillipe Albert scoorde luizig door de benen van Wouters, België won. Machtige uittrap ook. Zijn dropkick op het hoofd van Piet den Boer hield gelijke tred met de oude binnenstad van Gent, het trappistenbier van Westmalle en de tonen van Toots Tielemans. Belgisch cultuurgoed. Preud’homme was beter dan Pfaff.
“Stik, spel’n we gelijk tegen Roda. Lat’n we meteen twee punt’n ligg’n. Die verdomde Pruidom ook, met zijn verwaaide krull’n. Dat gaat niet goed.”
Stond Henk ineens weer naast me, met zet zijn teiltje. Gelukkig was hij weer in goede doen. Die ochtend, na het ontbijt, liep mijn waterbommengevecht met onze jongens uit de hand. Een worp van mij miste volledig doel en suisde vervaarlijk in de richting van Henk, twee caravans verderop. Nietsvermoedend las hij de Telegraaf-van-enkele-dagen-terug. Telesport. Mijn vloeibare granaat spatte uiteen op de foto van Martin Jol (“Jol, Siciliaanse slagerskop! Zit niet zo te zeur’n over die loting teg’n Kiev. Gewoon oproll’n!”). Vond Henk niet leuk, zo’n natte krant.
Al snel wisselden we meer feitjes uit. Henk de FC Twente-perikelen en ik mijn Wifi-weetjes over Ajax. Steeds nader tot elkaar kwamen we. Net Kevin Costner en het Sioux-opperhoofd (“Tatanka!”) in ‘Dances with wolves’. Snel wisten we wat we aan elkaar hadden en ondanks de winst van Twente om de Johan Cruijff-schaal, we respecteerden elkaar volledig.
Soms probeerde iemand zich aan te sluiten bij ons verbond. Stond ineens Peer uit Deurne tussen ons in. Toen hij onze dialoog hoorde, werd meteen zijn lofzang op Helmond Sport gestart. Binnen vijf minuten had hij de aanvallende tactieken van Jurgen Streppel, de mooie kleurencombinatie van het shirt en de verbouwde kleedkamers van De Braak afgewerkt. Daar houdt Henk niet van, dat gepoch. Hij werkte af met Peer toen hij over de nieuwe superlinksback begon, overgenomen van het tweede van vv Echt.
“Echt?”, reageerde Henk met overdreven mimiek en Peer was helemaal verloren toen zijn vrouw nog een vies pannetje kwam nabrengen. Geïmponeerd keken Henk en ik haar na. Strakke kont en een goed gevulde bikini. “Mooie kip, Peer!” Dacht ie dat het over zijn caravan ging. Peer en Helmond Sport, Eerste Divisie, dat was het. Nee, zo gemakkelijk kwam je er niet bij, bij het verbond van afwasvaders.
Na enkele dagen kregen Henk en ik het ritme helemaal te pakken. We waren de fase van voorzichtig aftasten al lang voorbij. We durfden nu grotere kwesties aan. Terwijl de vaat keurig stond te drogen, zwaaiden we onze gezinnen uit toen ze naar het zwembad en een naburig stadje gingen. In alle vrijheid konden we ons, leunend tegen een wasbak, overgeven aan de Grote Zaken Des Levens. Zoals de tweede ring die er ging komen op de Grolsch Veste, de galm van De Arena, of Theo Janssen de vergelijking met de grootste linkspoten der aarde kon doorstaan en wie er beter was, Siem of Luuk de Jong.
De tijd vloog.
Pratend over Enoh hadden we net geconcludeerd dat het ‘Kameroener’ is en niet ‘Kameroenees’, toen onze vrouwen de vaat van het avondeten binnen brachten. Vonden we geen enkel punt. Sterker nog, we doken net de diepte in. Wie lijkt er meer op de Trollenkoning van de Efteling, Vernon Anita of Miroslav Stoch? Gaat Suarez naar de halfjaarlijkse tandartscontole? Hoe spreken ze Enschede uit in Polen? Net toen ik de vraag had gesteld over het baltsgedrag van Peter Wisgerhof, bleek het middernacht te zijn en werden we gestoord door Jean, liefhebber van St. Etienne en geplaagd door aanvallen van slapeloosheid. Net als Peer, geen echte partij, dus nadat Henk hem afserveerde (“Mooi WK gehad, Jean, avec Les Bleus?”) schakelden we door naar de hoogste versnelling. We begonnen met open vizier de Discussie der Discussies en volledig opgewarmd voor een grote finale sneden we de Kwestie der Kwesties aan. Het werd een bikkelharde dialoog, eerlijk en oprecht. Dat moet gezegd. Alle reserves moesten we aanwenden en uit werkelijk elke spelonk werden argumenten gesprokkeld. Maar toen de ochtendzon het Lac van Chalain weer in een maagdelijke gloed zette en Marie-Clair het ijzeren hek voor haar broodkraam omhoog ratelde, waren we eruit: FC Twente gaat in een poule met Real Madrid, Tottenham Hotspur en Banik Ostrava overwinteren in de Champions League en Ajax gaat eindelijk, eindelijk weer de kampioenstitel opeisen. We omhelsden elkaar lang, waarna we met de schone vaat weer terugkeerden bij onze naasten.
Aan PSV, dat zich in het geniep aardig versterkte met Berg en Lens, hadden we nog geen woord besteed, Henk en ik.

vrijdag 6 augustus 2010

De waterval van Herisson

Op excursie. Met gevulde rugzakken staan we voor het informatiebord van ‘Les Cascades du Hérisson’, een woest natuurgebied met bossen, rotsen en watervallen. Het bord geeft mooie wandelingen aan over ruig gebied voor de geoefende voetganger. De zwaarste route gaat zelfs onder een waterval door. De informatie op het bord eindigt frivool met een wijze spreuk van een Griekse wijsgeer. Licht ontmoedigde wandelaars probeert hij het laatste zetje te geven om toch erop uit te trekken. ‘Met geduld en volharding slaagt eenieder op zijn levenspad’, aldus Socrates.
De naam is gevallen. Socrates. Mooiste voetbalnaam ooit. Beelden doemen op van de geweldige strateeg op het Braziliaanse middenveld. Het wereldkampioenschap van 1982. Die trotse kop met donkere krulletjes, het aristocratische baardje, het lange bovenlijf in een strak kanariegeel shirt en het korte blauwe broekje. Met zevenmijlspassen stak hij met de bal aan de voet het middenveld over. Naast hem speelden Toninho Cerezo, de donkere sliert die later opdook bij Sampdoria en de blonde Braziliaan, Falcao. Brazilië wervelde werkelijk door het toernooi. Junior, de back die elke keer opkwam en dan de spitsen bediende. Vrolijk dansje aan de achterlijn na weer een beslissende voorzet. Eder, kunstzinnige stift over de graaiende handen van de Schotse doelman. De vrije trappen van Zico. Het elftal van Socrates rook naar een groep jongens op het plein. Tot na zonsondergang partijtjes spelen tegen een andere straat. Twee jassen als doelpalen. Het T-shirt nat van het zweet.
Het werd een mooie zomer. Niet alleen de dartel aanvallende Brazilianen maakten me licht in het hoofd. Voor het eerst in mijn leven viel ik als een blok voor een meisje. Een jonge deerne van 15 lentes. Blonde haren, prachtige lichtblauwe ogen. Terwijl Socrates en zijn vrienden me op het WK betoverden, droomde ik weemoedig vooruit. Ik zag ons al zitten, als twee oudjes hand in hand op een bankje onder een oude eik. Samen dankbaar terugkijken op een bewogen leven vol overwonnen hobbels.
Die zomer leerde ik ook harde lessen. Het werd niet het WK van Socrates. Alleen schoonheid volstaat niet. Als een koele scherpschutter schoot Paolo Rossi de spelende jongens van het plein. Niet Brazilië, maar Italië werd wereldkampioen. Alsof dat niet genoeg was; ook op het pad van de liefde bleek dat geluk zich niet als een appel van de boom liet plukken. Het duurde nog twee jaar voordat ik het meisje van mijn dromen aan durfde te spreken.

Met groot geweld stort het water voor ons naar beneden. Het donderend geraas maakt praten onmogelijk. We zijn kletsnat van de vochtige mist die de waterval veroorzaakt. Mijn oudste zoon knijpt angstig in mijn hand. We lopen in een lang lint over de glibberige richel achter het vochtige gordijn. Eerst ik, dan onze twee jongens en hun moeder sluit de rij. Met de spelvreugde van het Braziliaanse elftal in ’82 begonnen we een uur geleden aan de wandeling door het ruige landschap. Als we uiteindelijk ook het oneffen pad achter de waterval bedwingen, vallen we elkaar juichend in de armen. Een dansje aan de achterlijn. Alsof we staan te heupwiegen met Junior. Hossend kijk ik in een paar prachtige lichtblauwe ogen. Het duurde even, maar ze werd de moeder van mijn kinderen, die blonde deerne van 15.
De woorden van de Griekse filosoof schieten nog eens door me heen. ‘Met geduld en volharding slaagt eenieder op zijn levenspad’.
Het was een wijs man, die oude Socrates.

zondag 1 augustus 2010

Boulangerie

Verbluffend. We staan drie dagen op onze standplaats voor twee weken aan het meer van Chalain en de dagen rijgen zich al aaneen in een vast ritme. Overdag probeer ik vergeefs te waveboarden aan de waterkant en maak ik met de kids zandkastelen die het jaarlijkse Sandsculpture Event in Scheveningen volledig van de kaart vegen. ’s Avonds buiten koken, een glas wijn drinken en een goed gesprek. Tenslotte e-mails, teletekst en de zomertransfers op vi.nl checken. Wifi. Een nieuw hoogtepunt in Westerse technologie na de komst van de TomTom en de ontdekking van de wc-eend.
Een dissonant tussen alle vakantiefun is de dagelijkse gang naar het toiletgebouw. De vernedering met de rol onder je arm. Je ziet het in de ogen van alle kampeerders. “Lekkere bolus gelegd, buurman?” Een ander nadeel is het wachten ’s morgens bij de broodkraam.
Ook nu sta ik in de wachtrij. 19 klanten voor me. Tergend langzaam schuif ik op richting Marie-Claire, bakkersvrouw op leeftijd. In een razend tempo voorziet ze alle vakantiegangers van brood. Ze staat hier al 40 jaar. Een geruststellende gedachte.
Zes klanten voor me is een Nederlandse redneck aan de beurt. Een stoere cowboy uit Drenthe. Fors gebouwd, bolle kop en wit peentjeshaar. Zeg maar gerust a natural beauty, als je van kleibeukers houdt. Zijn communicatie met Marie-Claire verloopt stroef. Het zweet parelt op zijn voorhoofd. Gisteren zag ik hem nog zitten voor zijn koepeltent. Zat ie worst te sudderen. Jarenlang besteedde hij zijn vakantiedagen aan de trekkertrekwedstrijden in Gramsbergen. Bij de Zwarte Cross bestelde hij met één vinger bier en worst voor de hele tent. Maar zijn nieuwe vriendin gooide het over een andere boeg. “Kom Geert, we gaan dit jaar naar Frankrijk. Lekker zwemm’n in het meer.” Dat is toch andere koek. Ten einde raad wijst hij Marie-Claire het gewenste brood aan.
“Eh, … ja, eh…, die daar!” Opgelucht keert hij terug naar zijn koepeltent.
Met terugwerkende kracht waardeer ik de Franse lessen op school. In mijn hoofd oefen ik de naderende bestelling. “Bonjour madame. Un pain aux cereals et deux croissants, s’il vous plait. Merci beaucoup. Au revoir.” Zelfvoldaan gooi ik de borst vooruit, schouders omhoog en kijk recht in de verse krant van mijn voorbuurman. Stiekem lees ik de kop op de sportpagina: “Veel debutanten in selectie Oranje voor de wedstrijd tegen Oekraïne.” Ik zie de namen van de nieuwelingen. Ik ben verbijsterd. Overziet de bondscoach de schade die hij aanricht? Ricky van Wolfswinkel? Ik zie de training in Utrecht al voor me. Tijdens het afsluitende partijtje is Alje Schut, zoals altijd, Van Wolfswinkel de baas. Ineens geeft Schut de spits een geweldige kegel. Schut buigt zich over hem heen: “Normaal blijven doen, kapsoneslijer!” Afgunst in de Domstad.
De selectie van de bondscoach leidt tot grote onrust. Na een redelijk seizoen bij Heracles zit Darl Douglas vol verwachting bij de telefoon (“Leg neer, honey! Ik verwacht een phone call!”). Frank Demouge, spits van Willem II, siddert van verlangen onder zijn oranje dekbed. In zijn slaap neuriet hij alle coupletten van het Wilhelmus en Ricky van den Bergh reist zelfs af naar Meerssen. Onvermoeibaar neemt hij vrije trappen op de inrit van Van Marwijk. Steeds ketst de bal op de pergola in de voortuin. Van zijn gezicht is het af te schrapen: ben ik in beeld? Heeft de bondscoach al deze gevolgen wel goed overwogen?
Maar de grootste schade is aangericht in Bladel, ingeslapen kerkdorp in het diepe zuiden. De deelname aan ‘Spel zonder grenzen’ in 1975 bracht de gemeente in een hoge staat van opwinding. Iets wat geëvenaard werd toen dorpsheld Luc Adriaans na een zenuwslopende finale in ‘93 de wereldtitel Stratego wist binnen te slepen. Allemaal kinderspel nu Bladelnaar Roy Beerens zijn debuut gaat maken in Oranje. De ravage is in het dorp niet te overzien.
Keurslager Laureijs heeft het niet meer. Trillend van trots legt hij oranje slavinken in de vitrine. Bij Beerens’ jeugdclub vv Bladella zijn ze ook van slag. De voorzitter laat shirts maken met een nieuwe opdruk op de borst: ‘Roy was here’. Dorpskroeg ‘In de gouwe geit’ organiseert een Oranje-feest. Bij binnenkomst ontvangt iedere feestganger een ‘Roy Beerenburger’. De catering wordt verzorgd door snackbar Toon. Hij gaat rond met de ‘Beerenklauw’ (“Een snelle snack voor de grote trek!”) Alle bingo-avonden worden afgelast in verband met Het Debuut en de straat met het geboortehuis van de Heerenveen-aanvaller is opzichtig versierd. In een grote boog lees je met felle neonletters ‘King Roy’. In het donker is de gloed tot in België te zien.
Het duurt weken voordat de balans in het kleine Brabantse dorp weer hersteld is. Misschien wel maanden. Heeft de bondscoach daar over nagedacht toen hij de grote jongens atv gaf? Het selectiebeleid van Bert van Marwijk ontwricht Nederland op veel plekken.
“Monsieur, … monsieur?!”
Geschrokken kijk ik in het vragende gezicht van Marie-Claire. Ai, ik ben aan de beurt.
“Eh…, ja, eh… die daar. Twee graag.”
In lichte paniek wijs ik naar de croissants.