vrijdag 23 december 2016

Hoop

Eén van de mooiste momenten van het kalenderjaar 2016 vond zondagmorgen 18 december plaats, een paar seconden na de wedstrijd van Bladella JO11-1 tegen VV Dommelen. Na een heroïsch duel, met veel strijd en vier doelpunten die met de 'dab', de 'Benteke' en ook de ouderwetse sprong in de lucht gevierd werden, pakte jongste met zijn voetbalvrienden het kampioenschap van de 1e klasse, door samen met het al uitgespeelde VV Hapert het gelijke aantal punten te behalen. Terwijl om ons heen het hoofdveld ontplofte met vuurwerk, spuitende kinderchampagne en dansende spelers, stond ik op het veld ineens tegenover de vader van ons keepertje dat, vaak op verbluffende wijze, zijn doel schoon wist te houden. We wisselden felicitaties uit, keken elkaar diep in de ogen en schoten vervolgens vol.
In het leven draait het niet om een kampioenschap met een jeugdteam of een gewonnen wedstrijd tegen VV Dommelen. Gezondheid, vrijheid, verbondenheid met de wereld om je heen, het is allemaal veel belangrijker. Maar in die wereld gaat tegenwoordig ontevredenheid als een sluipmoordenaar tekeer, hele volksstammen staan boos tegenover elkaar. We leven in een tijd waar kerstmarkten beveiligd moeten worden met betonblokken. Dan is het enorm verleidelijk om aan te sluiten bij de onschuld van kinderen, bij een groep E-spelers bijvoorbeeld, waar het niet gaat om macht of gelijk hebben, maar een gelukte schaar, een splijtende dieptepass of een gewonnen kampioenswedstrijd.
Nu, in de week na de euforie op de club, is het opnieuw een kind dat de aandacht trekt. Tijn, een 6-jarige jongen uit het buurdorp Hapert, laat via Serious Request weten lak te hebben aan zijn ongeneeslijke ziekte. Hij roept de mensen op om elkaars nagels te lakken en geld te storten op de rekening van het Rode Kruis. Het idee van Tijn gaat in no-time viraal. Onbekende én bekende Nederlanders laten massaal weten geraakt te zijn. Voor een paar dagen worden woede en verdeeldheid onder het volk vervangen door eensgezindheid. In het Glazen Huis brengt Miss Montréal een ode aan Tijn. Opnieuw schiet ik vol. Een week die met met het kampioenschap van jongste begon, eindigt met nagellak op miljoenen vingers. Het zijn de kinderen waar we het van moeten hebben, maar als dat zo is, is er altijd hoop.

Ik wens iedereen fijne feestdagen en een 2017 met gezondheid, vrijheid en verbondenheid.

Pieter Abrahams

zondag 4 december 2016

Juichen!

In de keuken roer ik door een pan met rode bietjes, als ik word opgeschrikt door een schreeuw van oudste vanuit de huiskamer: "Yes, een 8,2 voor mijn proefwerk Natuur en Techniek!"
Nieuwsgierig steek ik mijn hoofd om de hoek. Oudste staat bij de eettafel. In zijn ene gestrekte arm houdt hij zijn telefoon in de lucht, zijn hoofd verstopt hij in de gebogen andere.
"Wat is dat nu?" vraag ik.
"Een 8,2! Voor NT! Staat op de site!"
"Nee, die rare beweging. Met je hoofd en die arm," zeg ik. Om mijn vraag kracht bij te zetten verberg ik mijn gezicht in mijn elleboog.
"Dat is de deb," antwoordt jongste verveeld vanaf de zitbank, waar hij de FIFA-wedstrijd tussen Manchester United en Chelsea controleert, "zo juich je na een doelpunt."
Jongste zegt het met de intonatie van een oude tandarts die zijn patiëntjes voor de zoveelste keer uitlegt dat ze toch vooral beter moeten poetsen. De deb? Na een goal ben ik meer van de klassieke vuist die een gat in de lucht slaat. Zoals Cruijff vroeger, of Van de Kerkhof: arm in de lucht en rennen maar.
"Kijk, zo gaat dat. De deb," zegt jongste. Met zijn afstandsbediening wijst hij naar de televisie, waar Ibrahimovic gescoord heeft en tot vijf keer toe een hoofdknik naar zijn gehoekte elleboog maakt. Met links en rechts.
"Wat eten we?" Mijn vriendin verstoort het juichcollege met haar binnenkomst door de achterdeur. In twee tellen sta ik terug bij mijn pannetje, waar mijn rode bieten aan de bodem plakken als plastic hartjes na een klikobrand.
"Eh, ik dacht rode bietjes," zeg ik stilletjes.
"Mmm, ik heb eigenlijk wel zin in zo'n maaltijdsalade van De Bengel," oppert mijn vriendin, "en jullie spareribs, jongens?"
In twee zinnen is de crisis bezworen. De jongens staan springend om hun moeder heen. Ik doe ook een duit in het zakje: ik strek mijn arm en knik met mijn hoofd naar mijn gebogen andere arm, maar blijkbaar moet ik er nog aan werken.
"Moet je niezen?" vraagt oudste.

vrijdag 25 november 2016

Zomervakantie

Ajax heeft weer een leuke spits. Een blonde jongen met blozende wangen die verdedigers makkelijk passeert en geen hartjes of dansjes laat zien als hij de bal in het doel jaagt: Kasper Dolberg doet normaal. De opwinding over de Arena-aanvaller waaide deze week ook ónze keuken binnen.
"Waar zullen we in de zomer op vakantie gaan," vroeg mijn vriendin, terwijl ze spaghetti op de borden drapeerde.
"Naar Denemarken!" riep oudste, die behendig een sliert om zijn vork draaide, "daar komt Dolberg vandaan!" Een grote hap pasta verdween smakelijk in zijn mond.
Denemarken. Mmm, dat moest ik even laten bezinken. Het leverde geen beelden op van warme stranden met wuivende palmbomen en te kleine bikini's, ik kwam eigenlijk niet verder dan het zeemeerminnetje in de haven van Kopenhagen en misschien een bezoekje aan Legoland. Om de besluitvorming te beïnvloeden zocht ik in mijn hoofd razendsnel naar Spaanse goalgetters en spectaculaire spitsen uit Italië, een land met lange kustlijnen en heerlijke pasta's, maar jongste zat met zijn hoofd bij andere zaken.
"Tegen wie moeten we zaterdag, pap?"
Het E-team van jongste doet het goed. Met jeugdig elan wervelen ze langs tegenstanders, wat voorlopig de derde plek op de ranglijst oplevert. Met zelfs uitzicht op het kampioenschap als de laatste drie wedstrijden worden gewonnen.
"Tegen Reusel Sport, jongen. Die staan onderaan."
Maar de ranglijst interesseert jongste niet zo veel. De zaterdagochtend betekent voor hem en zijn vriendjes puur plezier op het veld, met shirtjes, een bal en doelpalen. Een mooie passeeractie of een gelukte sliding, het is voor hen al kampioenschap genoeg. Het E-team van jongste zit eigenlijk vol met Dolbergjes.
"Nou, we gaan dus naar Denemarken?" Oudste zette de chocoladepudding al op tafel. Hier moest snel gehandeld worden. Ik reageerde geslepen als een oude voorstopper uit de Serie A.
"Eh, wist je dat Kasper Dolberg eigenlijk geboren is in Zuid-Europa?"




dinsdag 25 oktober 2016

Paniekvoetbal

"Ze komen niet," zei jongste.
Het klonk teleurgesteld, maar ik had niet direct door wie er wegbleven: opa en oma? De meiden op zijn verjaardagsfeest? Lieten de filmpjes van Enzo Knol zich niet langer openen op zijn tablet?
"Nee, Dommelen!" walgde jongste. Hij keek erbij als meesterbakker Robèrt die azijn proeft in verse mergpijpjes. "Ze willen niet op ons kunstgras spelen. Het is afgelast."
Het doorgestreepte zaterdagochtendfeestje van jongste bracht de discussie over het wel of niet spelen op kunstgras met rubberkorrels opnieuw onze huiskamer binnen. Een paar weken geleden, na de beruchte uitzending van Zembla, keken ook mijn vriendin en ik elkaar vragend aan. Jongste voetbalde er al jaren op, oudste speelde langs de lijn met het rubbergranulaat, maar na gesprekken bij het koffieapparaat op het werk, gelezen artikelen in de krant en adviezen van mensen die ervoor gestudeerd hadden, haalden we onze schouders op. Voorlopig plaatsten we de korreldiscussie bij de mobiele telefoontjes die een hersentumor zouden veroorzaken en de huidige status van een glas melk dat niet langer de 'schijf van vijf' versiert, maar volgens de huidige wetenschappelijke kennis een ongezonde reactie zou veroorzaken.
De verontwaardiging nam bij jongste toe, toen zijn moeder haar kans zag en voorstelde om het gapende zwarte gat op de zaterdagochtend te vullen met een bezoekje aan het winkelcentrum in de stad. Mokkend, als een Labradorpuppy die ineens in bad moet, onderging hij de tuchtiging. De nieuwe spijkerbroek, de wintertrui, het broodje filet américain bij Bakker Bart; niets kon hem opfleuren. Totdat hij in een sportwinkeltje, waar zijn broer tennisschoenen zocht, stuitte op sterk afgeprijsde voetbalnikes voor zijn alsmaar groeiende voeten. Op de terugweg glunderde het gezicht van jongste meer dan de flitsende oranje voetbalschoenen die, als nieuwe vriendjes, tussen hem en zijn broer op de achterbank zaten.
"Aan wie heb je dit nu te danken?" vroeg zijn moeder terloops over haar schouder.
"Aan de afgelasting," antwoordde jongste. Het klonk alsof hij alsnog van VV Dommelen had gewonnen.

zondag 10 juli 2016

Oogst

Dat hoofd van Ricardo Queresma met die ganzenveer en de getatoeëerde traantjes vat het toernooi natuurlijk perfect samen: we wilden graag gekieteld worden, maar het resultaat was om te janken. Ook David Guetta deed, net voor de wedstrijd, een duit in het EK-zakje. Dat moet je kunnen, voor het oog van Europa als een IJslandse linksback aan een paar knopjes draaien en dan verwachten dat het hele stadion met jou de Horlepiep gaat dansen. Fransen hebben dat sowieso niet zo goed begrepen. Of het nou om een Peugeot of een schimmelkaasje uit de Dordogne gaat: de creativiteit is vaak ver te zoeken.
Cristiano Ronaldo, die weet normaal wel raad met de Franse slag. De Portugese ijdeltuit op een plein in Parijs tussen de schilders met hun aquarelkoffertjes en hun ezeltjes met karikaturen van Brad Pitt en Marilyn Monroe, ik mag daar graag naar kijken. In zes afgemeten passen grist hij een straatschilder de alpinopet van het hoofd en smijt hem in de Seine. Dan het sprongetje achterwaarts en de armen wijd.
"Zuuuuuu!"
In de finale wachtte het Franse elftal de originaliteit van Ronaldo niet af. Na enkele minuten werd hij gevloerd, waarmee het amusement als een kleiduif uit de wedstrijd werd geschoten. Tweeëntwintig mannetjes in blauw en rood die, onder een wolk van motten, elkaar krampachtig de bal toespeelden, dat is wat er overbleef.
"Let maar op, dat worden penalty's," zei Daniël de Ridder naast Schut en Borst. Als er in dit toernooi een lichtpuntje aan te wijzen valt, is het De Ridder die als d'Artagnan op de bank in al die wedstrijden zocht naar Musketiers, al was het er maar één. Een ex-voetballer in de studio met een warme stem, na vier weken voetballen is het, hoe mooi zijn tanden ook in een rijtje stonden, een magere oogst. Dát, en een nieuwe voetballer van wie de naam verrukkelijke bekt. Om mezelf te troosten, riep ik het enkele keren na het laatste fluitsignaal: Umtiti! Umtiti! Umtiti!

zaterdag 2 juli 2016

De grens over

Diep in Nordrhein Westfalen zit een goede pizzeria. Il Matrimonio. Het eettentje, ingeklemd tussen een snelweg en een grote fabriekshal, wordt gerund door Gertrude en Paolo. In de keuken regeert Italiaans temperament. Elk gerecht voorziet Paolo van een geheime kaas uit Parma en een passievol gezongen aria van Verdi, terwijl Gertrude, een nuchtere blondine uit een arbeiderswijk van Herzogenrauchbach, met Duitse pünktlichkeit de gasten op hun wenken bedient. Al 40 jaar laten ze het EU-parlement in Brussel zien waar het juiste mengsel van Europese ingrediënten toe kan leiden: heerlijke pizza's.
Je verzint het niet, uitgerekend in de gelagkamer van dit culinaire verbond, ver weg van het zelfmedelijden in Nederland en het verdriet van België, zag ik de derde kwartfinale, de clash van de Duitsers en de Italianen.
"Toll!" zei Gertrude. Ze ontving me met open armen bij de ingang.
"Bellisimo!" schreeuwde Paolo vanuit de keuken, "In de rust staat het nog 0-0, wedden?" Naast het zingen van opera's, is het gokken op wedstrijden zijn grote hobby. Paolo's kookkunst stelde me niet teleur. Nog voor de volksliederen dampte een pizza Graziano voor mijn neus, een houtovenpizza met veel ui en paprika, ragfijn van elkaar gescheiden door een strakke lijn. Gretig pookte Paolo het vuurtje daarna op.
"Wedden dat Parolo zo een gele kaart pakt?"
"Bonucci gaat nog scoren, hoeveel wil je inzetten?"
"Dat wordt een verlenging, wedden?"
De spanning tijdens een strafschoppenserie is vaak snijdend, maar in Il Matrimonio werd die weggemasseerd door een tiramisu met karamelsmaak en veel "Mama mia's!" van Paolo bij alle missers.
"Es war wieder eine schöne Abend," keuvelde Gertrude bij het afscheid. In de keuken gooide Paolo er nog een hoge C uit, terwijl hij het fornuis kuiste. De vrede in het eethuisje had geen moment gewankeld: Gertrude pakte met haar vaderland de winst, Paolo de geldpot en morgen brandde de oven gewoon weer bij een nieuwe kwartfinale. Diep in de nacht passeerde ik bij Venlo de grens. Terug naar de helaasheid der dingen.

dinsdag 28 juni 2016

Rustdag

In de badkamer stond mijn vriendin ineens naast me.
"Wat is er aan de hand?", vroeg ze geschrokken.
Ik stapte uit de douchebak. Water druppelde in slierten op de tegelvloer.
"Hoezo?"
"Ik hoor je steeds hard roepen. Een diep gegrom, of zo." Uit het wastafelkastje greep mijn vriendin een handdoek. Geen idee waar ze het over had.
"En waarom houd je je armen gestrekt?"
Ik draaide een kwartslag naar de spiegel. Ik zag mezelf als het Christusbeeld op een heuvel boven Rio de Janeiro, maar dan in mijn blote kont in de eigen badkamer. Ik wilde de handdoek aanpakken, maar op dat moment klapten mijn armen als een berenklem dicht en stootte ik een diep oergeluid uit, alsof vulkanische energie via mijn mond een weg naar buiten zocht.
"HOEOEOE!"
"Ja, dat bedoel ik!" zei mijn vriendin, met haar zie-je-wel-blik.
En toen herhaalde het zich. En nog eens. En nog eens. Maar met steeds kortere tussenpozen. Ik trok er ook een vreemd gezicht bij. Mijn vriendin keek me aan alsof ze voor de trollenkoning in de Efteling stond.
"Ik geloof dat dat hele EK voetbal je nogal aangrijpt," zei ze, terwijl ze zorgzaam mijn rug afdroogde. Daarna verdween ze naar beneden. Een nieuwe aflevering van Bed and breakfast wachtte.
Het EK? Dat viel toch wel mee? Okay, vanmorgen aan het ontbijt zei ik vanuit het niets "Die knal van Payet mag nu wel uit de top vijf, Youri," maar iedereen is toch wel eens verstrooid? Opnieuw keek ik in de spiegel. Mijn armen bewogen de handdoek over borst en schouders. Zie je wel, niets aan de hand. Snel trok ik iets luchtigs uit de kast in de slaapkamer en kroop beneden op de bank naast mijn vriendin. Ze staarde naar mijn benen. In haar ogen stond pure paniek.
"Een grijze XXL joggingbroek?"

zaterdag 25 juni 2016

Koekoek

De zaterdag bracht drie achtste finales en de seizoensafsluitingsdag van het F-team van jongste. In een laat middaguur, tussen alle vaders, overzag ik de situatie. In het prieel spraken de moeders met elkaar over het belang van gehaakte bedspreien en Coldplay, de kinderen sprongen eensgezind als de bende Von Trapp op de trampoline, rechts voor me sidderden de speklapjes op een tafelrooster en aan mijn linkerkant toonde een platte beeldbuis de strijd tussen Zwitserland en Polen. Met mijn ellebogen rustend op een hangtafel, wist ik: veel mooier wordt het niet.
Maar toen scoorde Blaszczykowski.
Naast matchfixing, hooligans en corrupte bestuurders wordt voetbal bedreigd door spelers met te veel medeklinkers. De goal van Blaszczykowski verpestte de dag. Zijn goal deed me denken aan een zomer in Wales, ergens vorige eeuw, waar ik verbleef voor een jacht op everzwijnen. De avond voordat we de zwijnen zouden gaan opdrijven, overnachtte ik in een herberg in het plaatsje Glenfrlwjrtfdenwich. Toen voelde ik het ook: totale ontregeling. De start van de jacht maakte ik nog wel mee, met de collies en de luchthoorns, maar daarna staarde ik wezenloos naar de lucht boven de bossen in Noord-Wales. Geen everzwijn gezien.
Maar goed, Blaszczykowski dus. Opnieuw staarde ik radeloos in de verte, nu boven een rododendron en het vrouwenprieeltje. Te veel medeklinkers, dat is hetzelfde als drie ochtenden op één dag of een elftal met twee keepers. Een Touretappe met meerdere eindsprints. Doe normaal. Vroeger heetten Poolse voetballers toch ook gewoon Lato of Boniek?
De bicycle-kick van Shaqiri, de geschoren lijnen in het hoofd van van Cristiano Ronaldo, het zingen van de Noord-Ierse fans, het ging allemaal volledig langs me heen door Jakub Blaszczykowski, die doodleuk medeklinkers had gestapeld als bouwpakketten in een Ikea-magazijn.
"Wat zit je te dubben?" vroeg mijn vriendin, laat op de avond. Tja, hoe leg je dat uit, dat je je zorgen maakt? Als de Polen, naast keukens en tussenwandjes, nu ook lukraak nodeloze letters achter namen gingen plaatsen? De nieuwe trainer van Ajax gebruikte al zo'n aanstellerige 'zet'. Hoe heette hij na een goed seizoen van Milik? Peter Boszsz?
"Laten we maar gaan," zei ik, net zo verslagen als de Kroatische trots. Bij het halen van de jassen zag ik bij Schut en Borst een vrouw op de bank zitten. Ze vertelde iets over cultvoetballers en heette Cécile Koekoek. Een hoop haar en vooral veel klinkers. Mooi, ik had dat net even nodig.

zondag 19 juni 2016

Vaderdag

Vaderdag brengt altijd veel creativiteit. Oudste knutselde een papieren brillenkoker en een supermanpoppetje uit een kurk. Die Superman was ik, zei hij erbij. Jongste had in het midden van een vel mijn naam geschreven en daaromheen voorwerpen getekend die zijn vader karaktiseerden. Ik zag een koffiezetapparaat en een voetbal.
"Goh, leuk!" lachte ik.
Na het ontbijt meldden de heren zich samen met de buurtvrienden op het veld voor het huis. Maar nog vóór het partijtje klonterden ze met zijn allen samen in het struikgewas, de catacomben, waar ze zich in twee rijen van vier spelers opstelden. Tijdens deze voorbereidingen voor een grootse opkomst in hun stadion, was de volgende dialoog hoorbaar:
"Wie zijn wij eigenlijk?"
"Frankrijk? Of toch Oostenrijk?"
"Nee, geen Oostenrijk. Die hebben Arnautovic."
"Die is toch goed?"
"Ja, maar hij heeft zo'n knotje."
"Okay, Frankrijk dan. En jullie?"
"Wij zijn IJsland."
"IJsland? Jullie hebben helemaal geen baarden."
"Nee, maar we gaan wel heel ver ingooien."
Nadat ook de beide aanvoerders waren aangewezen, werd er met kaarsrechte ruggen naar de middenstip gewandeld, waar de twee parallelle rijen opgingen in één lange lijn. Alles was nu gereed voor de volksliederen. Eén spelertje zwaaide naar de tribunes, maar naast een Toyota Starlet die passeerde en de buurvrouw van nummer 33 die met verwilderd haar de gordijnen van de slaapkamer opensloeg, was ik de enige die de voorbereidingen op deze EK-wedstrijd gadesloeg. Juichend bovenop de tafeltennistafel, dat dan weer wel.
Doordat er verder weinig voorzieningen op de tafeltennistafel aanwezig waren, verhuisde ik in de rust naar de keuken van onze woning. Daar, met een verse kop koffie in de hand, zag ik IJsland scoren. Jongste verzond een voorzet die oudste via de Amerikaanse eik binnenschoot. Op de keukentafel lag de tekening met de bal en het koffiezetapparaat. Verrassend hoe een kinderziel de zaken soms terug kan brengen tot de kern.

donderdag 16 juni 2016

Je suis Joachim Löw

Ooit volgde ik een cursus schilderen. Iets met kwasten en veel tubes aquarelverf. Om onze creatieve grenzen te prikkelen, legde de leraar zijn Rubensvrouw poedelnaakt op een bankje. Daar lag ze, op haar zij, in ons midden. Vanaf haar oksel trok haar lichaam een rechte lijn die ter hoogte van haar heup spannend in een ronding verdween. Achter de schildersezel brak het zweet me uit. Woensdag, bij de wedstrijd van de Fransen tegen Albanië, moest ik terugdenken aan de les in het schildersateliertje. Het dak van het stadion in Marseille trok vanaf de hoek een rechte lijn, om ter hoogte van de middellijn in een spannende heupronding te verdwijnen. Voetbal en sex hebben soms verrassend veel met elkaar te maken.
De camera's van de NOS zijn minder geïnteresseerd in stadiondaken met wulpse welvingen. Die richten ze liever op Joachim Löw. Tijdens de wedstrijd Duitsland-Polen loerden we met zijn allen vol verwachting naar de Duitse bondscoach. Zou hij weer een vinger in één of ander lichaamsgat laten verdwijnen?
Joachim Löw, die voor de dug-out gedachteloos zijn hand in zijn broek laat zakken en vervolgens aan zijn vingers ruikt om te bepalen of zijn Herr von Heesen nog een douche behoeft, ik vond het eigenlijk wel verfrissend. Oprecht ook. Tussen al het machogeweld op dit EK, het verre ingooien van Gunnarsson, Zlatan Ibrahimovic die in een commercial tegen een boksbal schopt en de gespierde bovenarmen van Henry Schut, vond ik het gedrag van de Duitse keuzeheer het mannelijkst van allemaal.
"Is dat die viezerik met dat ruiken?" vroeg mijn vriendin, toen na afloop van de wedstrijd Löw weer in beeld werd genomen. Ze lag languit op de bank. Ik zag het meteen: de lijn van haar lichaam begon ter hoogte van haar heup aan een spannende bocht. In de liesstreek meldde mijn meneer Damstra zich direct voor wat rek- en strekoefeningen. Alsof Pavlov hoogstpersoonlijk aanwezig was, gleed mijn hand onder de broekriem. De wilde frisheid van limoenen, stelde mijn neus twee tellen later vast. Terwijl mijn vriendin nietsvermoedend de glazen naar de keuken bracht, drong de waarheid over alle mannen tot me door: Joachim Löw, dat zijn we allemaal.

vrijdag 10 juni 2016

Wegduiken

In aanloop naar het EK voetbal dacht ik vaak terug aan een buurtbarbecue van enkele jaren geleden. Er was geen vlees. Daar stond ik, met een lege maag voor een buffet met verantwoorde fruitspiezen, linksgedraaide yoghurtsausjes en biologisch vis. Inmiddels hebben een rooster met sissende garnaaltjes en een eindtoernooi zonder het Nederlands elftal opvallend veel overeenkomst: waarom zou je eraan beginnen als het hoofdingrediënt ontbreekt?
Arjen Robben wist wel raad met de Oranjeloze zomer: hij boekte een vakantie naar de Verenigde Staten, ver verwijderd van de EK-kakofonie. Een prachtig beeld, Robben in een lange rij bij een hamburgergigant, mijmerend over een Big Mac of toch maar een McFlurry, maar werkverplichtingen en een minder gevulde portemonnee noopten me tot andere maatregelen om het EK te mijden. In goed overleg met het thuisfront werden daarom alle juni-avonden volgeboekt met ontsnappingsmogelijkheden, om te beginnen met een cursus creatief koken met aubergines tijdens de openingswedstrijd van het toernooi. In het weekend zou ik met scrabbletoernooien mijn kop in het zand steken, gevolgd door punniken met Afrikaans wol, tuinieren op zijn Fins, stuntvliegeren zonder touw, origami met karton en ik overwoog zelfs een les tangodansen op lakschoenen. Alles leek geoorloofd om dat ene beeld te verdringen: de Duitsers in een felgekleurde confettiregen met de beker boven het hoofd.
"Je kunt toch ook gewoon voor de Belgen juichen," zei mijn vriendin lollig.
Daarmee was de spanning in huis groter dan ooit. Juichen voor de Belgen, dat is raar. Dat is met de hond van de buren gaan wandelen als de bouvier is overleden. Als je zo graag een rondje maakt, regel een nieuwe puppy, richt hem af en zorg dat ie over twee jaar de beker apporteert.
Gisterenavond stond mijn vriendin, met in haar handen een tas vol aubergines, in de starthouding. Terwijl ik mijn jas aandeed, zapte één van onze zonen nietsvermoedend langs allerlei kanalen. Hij bleef hangen bij de klanken van de Marseillaise. Een camera gleed langs de spelers van het Franse elftal. Mijn vriendin schrok. Ze zag het gebeuren.
"Kom! Het is beter dat we nu...," probeerde ze nog.
Toen de Roemenen op de Franse keeper schoten heb ik mijn jas uitgedaan. Bij de kopbal van Griezmann op de paal pakte ik een bakje borrelnootjes en na de goal van Giroud heb ik mijn hele agenda schoongeveegd. En na de poeier van Payet wist ik het zeker: sissende garnaaltjes smaken verrassend lekker.

woensdag 4 mei 2016

Generatiekloof

De terugreis verliep vlotjes. Geen klapbanden of files en mijn vriendin voorzag me van een slok appelsap en schijfjes banaan, zodat ik de caravan fris en fruitig over de snelweg trok. De achterbank gaf geen kik. De stilte werd pas doorbroken met een gil van oudste, nabij een tolhuisje vlak voor Lille:
"Ted van de Pavert heeft nu al rood! In de 29e minuut!"
De rust was meteen verdwenen. Een moment dacht ik dat De Graafschap de nacompetitie met problemen was gestart, maar de jongens bleken op de iPad verzonken in 'Dreamteam Rebels Show Me Your Money', een of ander voetbalspelletje waarmee de heren elk een team mogen samenstellen.
Bij de grens met België stond oudste voor een dilemma. "Moet ik Vardy kopen?", vroeg ie met de air van een beurshandelaar die twijfelt tussen aandelen Ahold of Unilever. Zijn broer bleek een deskundige.
"Wat zijn z'n stats?"
"Snelheid 80, passing 73, effinciency 82."
"Fysics?" wilde jongste nog weten.
"79," antwoordde oudste.
"Meteen doen," was het oordeel.
Ik parkeerde de auto direct op de vluchtstrook. Wanhopig keek ik van mijn vriendin naar de achterbank, waar met haastige duimen Jamy Vardy nu al werd aangespeeld.
"Rijd maar rustig door, komt wel goed," zei mijn vriendin op dezelfde toon waarmee ik jaren geleden werd gerustgesteld toen ik met kleren aan op het startblok stond voor diploma A.
De rest van de reis was het weer stil. Pas toen ik thuis de auto op de inrit parkeerde, keek ik over mijn schouder om de spanning te breken.
"Zo jongens, heeft Vardy nog gescoord?"
Oudste keek me aan als de leraar Duits die voor de vierde keer moet uitleggen dat het voorzetsel bepaalt welke naamval er volgt.
"Vardy? Ja, duh. Verkocht. Te weinig realistics."
Meteen zag ik mijn vriendin verstarren. Nu was de maat vol. Binnen twee minuten zette ze de jongens aan de keukentafel boven een bord Mens-erger-je-niet. Met ouderwetse dobbelstenen en een plak peperkoek. Met roomboter.
Intens tevreden sjouwde ik de koffers naar binnen.

zondag 1 mei 2016

Gekozen

In het stadion van Paris Saint Germain zit ik tussen de Parijzenaars. Ze zijn klein, groot, dik, dun, sommigen met een alpino, maar allen kijken ze met de megalomane blik van de inwoner van een wereldstad naar het speelveld. Wij zijn van Parijs, zeggen die ogen, wij overheersen het land, de wereld. Ze zijn bereid om de hele week jambon serrano te verkopen in de Carrefour, kwijnen 's avonds weg in de banlieues bij chansons van Charles Aznavour over de liefde voor de verkeerde vrouw en eenzaamheid, als ze maar in het weekend naar het Parc des Princes mogen. Even ruiken aan onoverwinnelijkheid door de acties van Cavani, Di Maria, Verrati en de geniale invallen van die ene speler die boven alle andere sterren lijkt verheven, want als er iemand als God in Frankrijk leeft, is het Zlatan Ibrahimovic wel.
Tegen mijn linkerflank schuurt jongste. Als een welp zoekt hij veiligheid op deze tocht door de voetbaljungle. Naast hem zit een woeste Fransman, een gorilla met baard, die met oerkreten reageert op elke gebeurtenis op het veld, een diep geluid dat het gejoel van de 40.000 aanwezigen overstemt en ergens onderaan het dak van de tweede ring blijft hangen. Achter jongste zit een rij vrouwen met maar één doel: Zlatan. Als de bal in de buurt van de Zweedse straatvechter komt, start een gezamenlijke zucht alsof een zwoele Zuid-Amerikaanse tangodanser hun gevoeligste plekjes heeft gevonden, een gekreun dat enkele minuten later overgaat in golven van gillend geluk als Zlatan een aanval over rechts weet binnen te drukken. Jongste duikt weg onder mijn linkerarm. Hij zoekt bescherming tegen de kakofonie, het wild geraas dat op hem neerdaalt. Tegelijkertijd zuigen zijn ogen en oren alle sensaties gretig naar binnen: niets wil hij missen van dit oergeweld.
Een groot Engels wijsgeer zei ooit: "Je kiest zelf geen favoriete club, de club kiest jou."
Samen met jongste loop ik na de wedstrijd terug naar de auto. De vier doelpunten van Paris Saint Germain zoemen prettig na in onze hoofden. Een roes die zich voortzet in zijn bed, waar jongste slaapt met de glimlach van Mona Lisa op zijn lippen. Zijn eerste woorden in de ochtend, nadat hij zich langdurig uitrekt: "....Paris!.....Cavani!.....Zlatan!"
Als de woorden van de Engelse filosoof waarheid bevatten, is jongste niet gekozen door Paris Saint Germain. Hij is met huid en haar opgegeten.

woensdag 27 april 2016

Op links

In de Franse campingwinkel stond ik in de kassarij achter een mollige vrouw. Haar cellulitis probeerde, als een leger aardwormen, door de strakke legging heen te kruipen. Het vak naast mij oogde smaakvoller: aardbeienjam, beschuit en koekjes TUC, goût fromage. Enkele minuten later stond ik nog steeds voor de confiture fraises, doordat de kassa het begeven had. De winkeljuffrouw, van het klassieke HEMA-soort, maar dan van Franse snit, maakte vooralsnog geen aanstalten om hulptroepen in te schakelen. Het leek erop dat we konden wachten totdat we een ons wogen, wat in het geval van mijn voorbuurvrouw lang kon duren.
Twee plaatsen voor me drentelde een man met een hangsnor en twee stokbroden op zijn arm onrustig van het ene been op het andere. Hij stond naast een brede vent met 'Transportbedrijf Damstra, Leeuwarden' op de rug. Doordat de kassa nog steeds dienst weigerde, gooide de hangsnor het over een andere boeg.
"Tegen wie speelt Cambuur zondag?"
"PSV," antwoordde Damstra, "uit."
"Speelt Andriuskevicius?" vroeg de hangsnor weer. Hij sprak de naam uit als een journaallezer die dagelijks over Baltische voetballers bericht, maar Damstra was er niet zeker van.
"Nee, op links komt die ene jongen. Die blonde. Die linkspoot. Kom, hoe heet ie nou, zijn moeder heeft nog bij mijn vrouw in de klas gezeten." Damstra zocht diep in zijn bolle hoofd naar de naam van de blonde linkspoot.
"Van der Laan?" probeerde hangsnor, terwijl de vrouw voor me nog eens de legging door haar bilnaad trok. Damstra schudde zwaar het hoofd.
"Hoefdraad?"
"Neehee, die speelt voorin."
Damstra legde zijn hand op het hoofd alsof ie als een magneet de naam van de linksback, wiens moeder bij zijn vrouw in de klas had gezeten, naar boven zou kunnen trekken.
"Hé, hij werkt weer!" zei hangsnor. Op zijn crocs schuifelde hij richting kassa, die ineens als fruitmachine begon te ratelen. Net iets te vroeg. Ondanks verse croissants verliet ik de campingwinkel in mineur. Nooit zou ik weten welke Cambuur-linksback door het klasgenootje van mevrouw Damstra op de wereld was gezet.

maandag 25 april 2016

Inenten

Oudste sprak natuurlijk uit ervaring.
"Die negenjarigenprik? Stelt niets voor!"
Maar nu jongste die leeftijd bereikt had, was ie er niet gerust op. In de kleedkamer bij de F'jes had hij het verhaal opgevangen dat een jongen bij de aanblik van de spuit gillend de dokterspost verlaten had en er gingen geruchten dat er soms wel twee keer geprikt moest worden.
"Onze keeper krijgt woensdagmiddag dat spuitje," zei jongste 's morgens aan het ontbijt tegen zijn moeder. Hij vertelde het met de opluchting van de soldaat die niet opgeroepen wordt voor het oorlogsfront.
"Oh," zei zijn moeder met een cracker in haar mondhoek. Dat de brief met zijn oproep voor dezelfde woensdagmiddag al weken op de kast lag, zei ze er niet bij. Moeders hebben veel kwaliteiten, de juiste timing van een slechtnieuwsgesprek is er één van. Het zorgde ervoor dat jongste onbevangen de dagen voor de woensdag doorkwam. Hij ging fluitend naar school, op bezoek bij opa en oma en naar een verjaardagspartijtje met enge dieren. Enthousiast vertelde ie over de vogelspin die over zijn arm kroop en de boa constrictor om zijn nek. Van de inktzwarte wolk die boven hem hing, had ie geen weet.
Het bericht dat óók hij naar het front moest, bracht mijn vriendin pas op woensdag, toen jongste uit school kwam. "Het stelt echt niet voor," zei oudste nog een keer, terwijl hij zijn broodtrommel uit de rugzak haalde. 's Avonds, aan tafel werd ik bijgepraat. Over zijn keeper bij de F'jes die vlak vóór hem het kamertje ingeroepen werd en er een paar minuten later weer uitkwam met het gezicht van een loterijwinnaar. Dat jongste de andere kant op keek, toen de injectienaald als het zwaard van Damocles naast hem zweefde. En dat hij na twee seconden alsnog naar de onheilsplek op zijn arm keek, verwonderd over de snelheid waarmee het karwei geklaard was.
Een dag later liepen ze samen naar de donderdagavondtraining, jongste en zijn keeper. Als stoere zeevaarders die zojuist een stuk van de wereld veroverd hadden, namen ze de week door. "Die negenjarigenprik? Stelt helemaal niets voor." Achter hen liep een ploeggenoot met een bleek gezicht. Hij reageerde niet.
Hij moest nog.

zaterdag 26 maart 2016

Voorjaar


Op paaszaterdag is het stralend weer. De lente staat op springen. Het zonlicht valt overweldigend het keukenraam binnen als een getraind arrestatieteam een drugshuis, maar ik staar hoofdschuddend naar een berichtje in de weekendkrant dat vermeldt dat een dag eerder de beste Nederlandse voetballer ooit is gecremeerd.
Ineens staat oudste naast me.
"Wat is er, pap?"
"Tja, jongen. Cruijff. Gecremeerd. Nu is hij er echt niet meer."
Met de kaasschaaf in zijn hand rolt oudste een keer met zijn ogen, kijkt me vragend aan of er ook nog belángrijk nieuws te melden is en verdwijnt dan met een paar ontbijtcrackers naar de huiskamer, waar zijn broer zijn scheenbeschermers omdoet.
Mijn weemoed valt ook niet uit te leggen. Johan Cruijff denderde in de eerste minuut van de WK-finale van '74 het Duitse strafschopgebied binnen en daarmee mijn leven. Sinds die dag wees ik op het schoolplein waar mijn klasgenoten moesten lopen en spleet ik de vijandelijke verdediging op Cruijffiaanse wijze open: met buitenkant voet.
Intussen is er veel tijd verstreken. Ik kreeg haar onder mijn oksels, behaalde mijn diploma's, werd verliefd, kreeg kinderen en werkte een groot deel van de hypotheek weg. En altijd leek het of Johan over mijn schouder meekeek. Inmiddels met grijze haren weliswaar, maar regelmatig daalde Cruijff af van zijn Spaanse berg om te vertellen over geitenkaas of om uit te leggen dat voordat je een fout maakt, je die fout niet moet maken. De aanwezigheid van jeugdhelden op je levenspad, het is een geruststellende gedachte.
De dood is een onwrikbaar einde. De buurman die komt te overlijden, je ouwe juf van school die sterft na een moedig gedragen ziekbed, het huiskonijn dat het loodje legt: je accepteert het als een product uit de fabriek waar de gewrichten tijd en ruimte als tandwielen in elkaar grijpen. Maar als helden, die ooit jouw jeugd vulden met hoop en magie, plotseling bezwijken aan een slopende ziekte, slaat dat als een vlakke hand in je gezicht. Daarna komt het besef er als een mokerslag achteraan: in de struiken loert meneer Vergankelijkheid.
In de keuken meldt jongste zich, met in zijn hand zijn voetbaltas.
"Gaan we naar het sportpark?"
Over drie kwartier mag hij los in de wedstrijd tegen de F'jes van RPC, lekker acties maken zoals Messi, dribbelen over de vleugel als Cristiano Ronaldo of een schot op doel met de power van Zlatan, zijn helden van nu. Toch hoop ik op een knipoog naar de jaren zeventig. Dat jongste, ergens op het middenveld de ruimte overziet en in een flits een ploeggenoot vrij voor de keeper zet. Met buitenkant voet.
Dan zou de lente pas echt beginnen.



woensdag 10 februari 2016

Tortilla's

Maar het werd dus Hector Moreno. Jongste liep zondag samen met de Mexicaan het veld op voor de wedstrijd FC Utrecht-PSV. Hun ontmoeting was zoals die hoort te zijn: kort en krachtig. In de spelerstunnel, als laatste in de rij meelopers, zag jongste de centrale verdediger naderen. Nadat Moreno het koord van zijn broekje had gestrikt, keek ie jongste aan, greep zijn knuist en sprak met zacht Spaanse tongval, die bij het Mexicaanse engelengezicht paste als sentiment bij een lied van Hazes, zijn welkomstwoord:
"Hoi."
Jongste counterde direct: "Hoi", waarna ze als vrienden voor het leven de Galgenwaard binnenstapten. Weggestopt in een vak nabij een cornervlag liet ik de camera inzoomen om de wandeling vast te leggen. Dat ik daarin niet alleen stond, bleek uit de regen aan appjes vanaf het thuisfront, waar met fototoestel en videocamera zijn moeder, zijn broer, opa, zijn nichtjes, zijn oom en de goudvis rondom de Fox Sports beeldbuis zaten. Hun berichten gaven er duidelijk blijk van dat het hoogtepunt van deze match wat hun betreft al vóór de aftrap was gevallen en varieerden van 'hij is in beeld!' tot het iets minder hysterische 'we eten straks friet'.
Jongste, na tien minuten weer met me herenigd bij de cornervlag, was minder mededeelzaam. Zijn aandacht ging meer uit naar Santiago Arias die voor PSV scoorde en op mijn herhaaldelijk gestelde vraag hoe het was geweest, kreeg ik hetzelfde antwoord als na een doordeweekse schooldag: "het was leuk."
Die zwijgzame houding hing nog steeds als een onheilspellende wolk boven jongste toen hij enkele uren later zichzelf, bij de herhaling van Studio Sport, in de spelerstunnel zag staan in afwachting van de hand van Moreno. Zijn lippen krulden minzaam, precies zoals ze kronkelen bij het maken van een prachtige goal op FIFA 15 of bij de aanblik van een reuzenmergpijp, zijn lievelingskoek. Maar verder zweeg ie in alle talen.
Welke impact het avontuur in de Galgenwaard op hem had gehad, bleek een dag later aan tafel. Op zijn hoede bekeek hij het nieuwe gerecht dat zijn moeder hem voorzette.
"Wat is dat?" vroeg ie, als een boer die in de stad voor het eerst de metro open ziet glijden.
"Wraps met gehakt, kip en tomaat," zei oudste, "het is Mexicaans!"
Meteen stapte jongste in: "Mmm, lekker!"

zondag 24 januari 2016

In het hol van de leeuw

Jongste kreeg een mailtje dat zijn dag versierde als een veld zonnebloemen een Franse wielerkoers. Via internet stelde 'Phoxy-club', de supportersvereniging van zijn favorieten, de vraag of hij aan de hand van een PSV-speler mee wilde lopen in de line-up voor de wedstrijd FC Utrecht-PSV. Jongste reageerde beschaafd ingetogen, als Harrie Potter die te horen heeft gekregen dat ie is toegelaten op Zweinstein.
"Yes!"
De magie sloeg meteen toe. Vanaf de bank staarde ie in de achtertuin, maar in zijn hoofd speelde de film af van het aankomende avontuur in de catacomben van de Galgenwaard. Tussen tien andere uitverkorenen om zich heen kijkend in de spelerstunnel, met aan het ene uiteinde een kleine blik op het stadion dat grommend de komst van de matadoren afwacht, aan de andere kant het getik van schroefnoppen op beton dat de komst van zijn helden aankondigt.
"Wie zal ik kiezen, pap?" Hij keek me aan met ogen in een ijssalon die op een zomerdag mogen kiezen uit vanille, aardbeien of stroopwafels uit grootmoeders tijd. Ik verwacht dat ie weinig te kiezen heeft, haastig een klauw van een PSV'er met de blik op oneindig in handen gedrukt krijgt, maar kies om de illusie voor hem in stand te houden.
"Pröpper," zei ik beslist. Jongste trok het gezicht van een garagehouder die een belachelijk bod krijgt op de Auto van de Week.
"Zoet?"
"Nee, die heeft handschoenen."
"Bruma?"
"Die is zo gróót."
"Guardado, dan?"
"Mmm, een beetje klein."
"Ik zou Luuk de Jong kiezen," zei oudste, vanuit het niets.
Dat was hem. Met Luuk de Jong gaat hij het veld oplopen, voorafgaand aan de wedstrijd van FC Utrecht tegen PSV. De rest van de dag communiceerde jongste per app met de buitenwereld en iedereen die voor zijn voeten liep, kreeg het verhaal van zijn loterijticket te horen.
's Avonds was de storm nog steeds niet gaan liggen. In de badkamer, met de pyjama al aan, zette hij de tandenborstel terug in het glas en keek zijn moeder aan.
"Zullen we even oefenen, mam?"
Daar liep ie, naast de spits van PSV, met verve gespeeld door zijn moeder. De gloed van zijn wangen zette het nauwe gangpad in een extra warm licht. Vlak voor de slaapkamer keek jongste omhoog naar De Jong.
"Goed spelen, hè, tegen Utrecht!"
In bed viel jongste opvallend snel weg in een diepe rust. Nog 16 nachtjes slapen.

vrijdag 22 januari 2016

Stijf

De week van sneeuw en winterkou trok een streep door de training van F1. Met de hulp van ouders werd op donderdagavond het gymzaaltje van de Franciscusschool geregeld. Het bracht me terug naar geheugenland, want op die school leerde ik lezen, schrijven en rekenen. De klaslokalen die ik op weg naar de kleedkamer passeerde, brachten zoete herinneringen: het hoekje van de herfsttafel, het lijntje boven het raam waaraan de aap-noot-mies-platen hingen en de Pippi Langkousstaartjes van het meisje dat voor me zat.
De efjes merkten niets van mijn weemoed. Als wespen op een glas ranja stortten ze zich op de ballenkar van het speelzaaltje. De schoten vlogen me om de oren. Nadat een rondootje en een paar techniekoefeningen rust hadden gebracht in hun dadendrang, was het tijd voor een andere parel uit het verleden: bankvoetbal.
Het zal ergens laat in de jaren zeventig geweest zijn dat meneer Wouters van den Oudeweijer, gymleraar op mijn oude middelbare school, aan het eind van een les met veel klauteren en touwklimmen, een verrassend voetbalspelletje introduceerde. Vier banken werden op de kant in de hoeken van de zaal gezet met telkens twee verdedigers ervoor. Als de bal jouw bank raakte, schoof je achteraan aan bij de wachtende duo's tegen de muur. Wat vervolgens ontstond was een wild spektakel met veel loopwerk, combinaties, passeerbewegingen en haastig gemaakte verbonden ("Zullen we samen op hen?"). Als beweging het hoofdingrediënt van de gymles moet zijn, vormde bankvoetbal de absolute taart. In mijn herinnering werd echter onze standaardvraag bij elke gymles ("Meneer, gaan we weer bankvoetballen?") steevast gepareerd door meneer Wouter van den Oudeweijer met een haffel speren of nog erger, de bak met kogels. Het kon niet verhinderen dat 'bankvoetbal' aansloot bij het gouden rijtje van middelbare schoolherinneringen, precies tussen de steekvlam bij een scheikundeproef die de kuif van meneer Van de Hurk verschroeide en de allereerste tongzoen in.
De kracht van het spel werd ook herkend door de spelers van F1. Okay, in de hoeken vier banken, duo's ervoor, een bal ertussen en gáán. In het kleine sportzaaltje van de Franciscusschool kwamen balaanname, druk zetten en passeren samen als een symfonie van Bach. Stomend was de inzet, bruisend het plezier. Opmerkelijk lang hield ik in het strijdperk stand aan de zijde van onze kleine rechtsback. Razendsnel weerden we aanvallen op onze bank af en sporadisch combineerden we een bres in vijandelijke linies, waarna met een verraderlijk puntertje tegenstanders uit het gevechtsfront werden geknikkerd. Als een puber van 14 gooide ik mijn spieren in allerlei bochten. Natuurlijk, op dit feest van herkenning kon alleen een enorme kater volgen. Met geen mogelijkheid kon ik vanmorgen mijn bed uitkomen.