vrijdag 17 april 2020

Dag 34

In een ver verleden, het zal zo begin maart geweest zijn, kwamen we graag in een restaurant. Dat waren avondvullende avonturen met smaakgenot, goede gesprekken en een mooi glas wijn.
‘Uit eten’ betekent deze dagen een bezoekje aan het afhaalloket. Vrijdagavond was de pizzeria-grillroom aan de beurt. Jongste had zijn keuze snel paraat.
“Een kebabschotel, graag.”
“Een kleine, neem ik aan?”, Jongste komt net kijken.
“Nee, een grote!”, hij wreef erbij in zijn handen.
Het argument dat een ‘grote’ schotel voor vrachtwagenchauffeurs boven de 120 kilo wordt aangeboden, wuifde hij weg als een vlieg op een gebakje. Ik kwam dus thuis met drie pizza’s in de ene hand, een fruitschaal vol kebab, friet en sla in de andere.
Jongste dook direct in zijn veestapel. Met de toewijding van een houtworm in een antieke kast, boorde hij zich door de maaltijd. Vasthoudendheid is ook een deugd. Toen hij zich overgaf lagen op zijn bord een half frietsteeltje en een verlept slablad.
“Hèhè ….”, zuchtte hij.
Met de armen naast de leuning hing hij in zijn fauteuil. Een gedempte boer als slotakkoord. Hij had moeten buffelen als een vrachtwagenchauffeur, maar de triomf stond in zijn ogen. Vandaag geen grappen met kliekjes, vader.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten