donderdag 29 december 2011

NK Voetbalquiz

Hij redde het niet, met zijn maat. Op de vraag ‘Noem drie spelers uit de selectie van Italië op het WK van 1982, waarvan de achternaam op een medeklinker eindigt’, kwam hij niet verder dan Zoff en Vierchowod. Onvoldoende om toe te treden tot de elite van 40 koppels die zich plaatsten voor de halve finale.
Een illusie armer schoof hij aan op de publieke tribune in de sporthal van Maassluis. Ineens zat daar een oud-voetballer op de rij voor hem. Alfons Groenendijk, ex-prof van FC Den Haag en Ajax. Ooit verstuurde hij passes in de diepte op Bergkamp en Stefan Petterson, maar op dit NK ook gesneuveld in de eerste ronde.
Lang geleden, op bezoek in Engeland, zag hij hem spelen op Maine Road. Na zijn Ajax-tijd, maar ver voor het klatergoud van Balotelli en Agüero, ploeterde Alfons Groenendijk anoniem op het middenveld van Manchester City. Na afloop van de FA-cupwedstrijd gooiden de spelers in euforie hun shirt in het publiek. Hij ving het tricot van Groenendijk. Het rook naar zweet en gebakken ui. Tot vier dagen na thuiskomst droeg hij het hemelsblauwe relikwie.
Alle aanwezigen in de sporthal dachten na over de enige DFB-Pokal die de Duitse voetballer Hansi Klinkhammer ooit won, op het moment dat hij voorover boog naar de oud-voetballer. “1974, nee 1973,” de antwoorden op de halve-finale-vraag zoemden zacht fluisterend over de tribune, terwijl de zoete herinnering aan een lang vervlogen FA-cupwedstrijd op Maine Road zijn neusgaten binnendrong. Alfons Groenendijk rook weer naar zweet en gebakken ui.

zaterdag 24 december 2011

Boxing Day

Zilveren slingers versieren het raamkozijn. Rode linten verdelen het glas in kleine vierkanten, nepsneeuw in de hoeken. Buiten lopen de fans met kerstmutsen naar Stamford Bridge. Velen hebben het blauwe voetbalshirt over hun winterjas aangetrokken. Clubliefde gaat boven decemberkou.
In de pub is het warm en gezellig. De oude kroegbaas zet net vier nieuwe glazen op ons tafeltje. “Cheers,” lacht hij ons toe. Zijn bovenkaak mist twee tanden. Noeste voorstopper uit de tijd van Jack Charlton en Nobby Stiles, schat ik. Mijn vrienden haken in bij Adam en Rick, twee staalarbeiders die we een kwartier geleden ontmoetten. “It’s the most wonderful time of the year,” klinkt uit de boxen. Luid zingen ze mee. Sinds de komst van Abramovich kan het geluk niet op.
De wekker op werkdagen, de lange file naar huis, het vrij-worstelen van Ten Have en Cruijff, de krankzinnige karatekick op Esteban in De Arena, alles lijkt lichtjaren weg als we het glas heffen. Een toast op Chelsea-Fulham, de wedstrijd die als een ongewis avontuur voor ons ligt. In de verte lijken we het geklepper van de klapstoeltjes al te horen, het hele vak zal opstaan als Drogba het strafschopgebied binnendendert, de schrik na een waanzinnig moment van Ruiz, het wegsterven van de ‘roars’ na een redding van Cech. Soms vallen alle puzzelstukjes samen. In de buik worden de laatste resten van de kerstkalkoen gekieteld. Het leven is even af op Boxing Day in Londen.

Graag wens ik iedereen vrolijke kerstdagen en een gezond 2012!

Pieter Abrahams

donderdag 22 december 2011

Maaskantje in De Arena

"Hė, vrekte  mongól,
lillijke ballenvanger van AZ,
als ik munne  schoenzól
'ns in dè geschoren nekje zet?"

19 jaar,
nu al door de drank aangevreten
een brein als een vergiet
alle regels vergeten
of hij 's lands walging ziet?

Echte voetballiefhebbers zullen het nooit weten

donderdag 15 december 2011

Monumentaal

Ze keerden allemaal terug voor de verjaardag van hun oude club. Pat Jennings, Liam Brady, Tony Adams, Thierry Henry, Ian Wright. Highbury herleefde. In hun herinneringen zagen de fans Robert Pirès weer over het middenveld rennen. Hij tikt de bal naar Freddy Ljungberg. Dan de dieptepass. Met een schijnbeweging zet Dennis Bergkamp de verdediger op het verkeerde been. De stift verdwijnt in de verre bovenhoek.
Nostalgie waaide zaterdag door het Emirates Stadium voor de wedstrijd tegen Everton. Met roodwitte dassen klonterden alle oude helden samen op de eretribune. Eén stoeltje, precies tussen Henry en Adams, bleef leeg. Doordat hij in Amsterdam met De Boer de hersens pijnigde over de spitspositie van Ajax (Bulykin of toch Lodeiro?), miste Dennis Bergkamp de zeventigste minuut van de wedstrijd. Een moment waarop zijn opvolger een nieuw punt in de historie van Arsenal markeerde. Alexandre Song chipt een bal over de verdedigingslinie van Everton, Robin van Persie loopt weg uit de rug van Jagielka. Het stadion veert op. Timing en techniek smelten samen als de linkerschoen van de spits de bal raakt. De volley slaat in naast een verbijsterde Tim Howard, Van Persie beslist de wedstrijd tegen Everton. Alle spelers op het veld, coach Arsène Wenger in de dug-out, de supporters in de vakken en alle iconen op het bordes geven een staande ovatie. Iedereen herkent de waarde van het moment: op het pleintje voor de hoofdtribune, waar voor de wedstrijd standbeelden van Herbert Chapman, Thierry Henry en Tony Adams werden onthuld, wordt naarstig ruimte gemaakt voor de volgende legende.

zaterdag 10 december 2011

Benton!

Het is onrustig in de catacomben van stadion Galgenwaard. Zware discodreunen verlaten de openstaande kleedkamer van de bezoekende club. ‘Daddy Cool’, een oude hit van Boney M., begeleidt luid de wedstrijdvoorbereiding van Feyenoord. Stewards van de thuisclub kijken verbaasd door de half openstaande deur. Bovenop de behandeltafel in het midden van de ruimte laat spits John Guidetti zijn heupen rollen. Bobby Farrell leeft!
Dan verschijnt Ronald Koeman in het kleedlokaal.
“Hey, Kwiedetti, kom van die tafel. Kappen nou!”
De jonge Zweed gehoorzaamt zijn trainer. Met een soepele sprong landt hij naast de ghettoblaster en draait het volume op nul. Schaken en Leerdam staken het meeklappen. Vlaar strikt zijn veters, doelman Mulder stopt zijn shirt behoedzaam in zijn broek. De gezichten staan weer op strak. Alle Feyenoorders kijken gedisciplineerd naar hun coach voor het instructiebord. De laatste tactische aanwijzingen voor de wedstrijd tegen FC Utrecht zullen volgen. De trainer laat nog eens zijn ogen over het elftal glijden. Je kunt een speld horen vallen. Als een volleerd herder heeft hij de kudde weer bij elkaar. Precies op dat moment laat John Guidetti een keiharde wind door de kleedkamer knallen.

donderdag 8 december 2011

Naakt

Een gure wind sleurde herfstbladeren door het steegje. Zwerfafval waaide doelloos op uit de container. Was er een uitweg? Schichtig keek de man over de schouder van de kolos, de kerel met de kale schedel en handen als kolenschoppen, die hem de weg versperde. De afstand naar de straat was niet groter dan een strafschopgebied. Er liepen mensen, ze droegen hun roodwitte dassen strak om de opstaande kragen. Een vergeefse poging om de kilte van de wedstrijd weg te duwen. Zouden zij toeschieten als hij nu ging schreeuwen om hulp?
Dirk, de kale reus, voelde de teleurstelling nog branden in zijn logge lijf. Breed stond hij voor zijn slachtoffer. Natuurlijk had hij de wedstrijd gezien. Hij zag alle wedstrijden van zijn club, sinds hij als dreumes van vier aan de hand van zijn vader de wandeling naar de lichtmasten van De Meer maakte. Altijd zingen, de club steunen in goede, maar ook in slechte tijden.
“Please, don’t hurt me,” piepte de man. Dirk was niet uit op geweld. Nooit geweest. Ondanks zijn indrukwekkende gestalte bleef Dirk ver weg bij relletjes of vechtpartijen. Hij deed geen vlieg kwaad, smeerde elke dag braaf de bammetjes voor zijn moeder. Humor, dat was zijn wapen. Regelmatig bulderde de lach van Dirk door de onderste ring van de Arena.
“Schei uit,” antwoordde Dirk met Amsterdamse tongval. Bestond er dan toch gerechtigheid? De kansberekening schoot door zijn hoofd. Hoe vaak was hij in de binnenstad na een wedstrijd op een lid van het arbitrale trio gestuit? Vanuit de diepe spelonken van het grote lichaam kroop langzaam de wens omhoog het grote onrecht om te buigen. Een buitenkans om de machteloosheid te zalven. Iemand die zijn club niet één, maar twee keer een geldig doelpunt ontnam, verdiende in de ogen van Dirk een lesje.
Twee minuten later verliet de grensrechter het donkere steegje. In zijn blootje. Koude windvlagen schuurden zijn Portugese kont. Nagestaard door verbaasde Ajax-supporters verdween hij als een dief in de nacht. Zijn armen bleven tijdens de strafexpeditie laag langs het lichaam om zijn mannelijkheid te beschermen. Nu wel.

zondag 4 december 2011

Gewetenloos

Italianen gaan over lijken:

sluipschutter Rossi,
aan zijn dolksteken
zou Socrates,

pas 30 jaar later bezwijken

donderdag 1 december 2011

Regen en wind

Helmut Ducadam, wie kent hem nog? Met zijn club Steaua Boekarest speelde hij, met op de bovenlip een prachtige Johan Derksen-snor, de Europacup 1-finale van 1986 tegen Barcelona. De wedstrijd eindigde in 0-0, maar in de bloedstollende strafschoppenserie wist de doelman vier penalty’s te keren, zodat de cup met de grote oren voor het eerst naar Roemenië ging. In 25 landen was live te zien dat Ducadam na zijn heldendaad dolgelukkig over het speelveld rende, het besef van zijn onsterfelijkheid drong meteen tot hem door. Na die gedenkwaardige wedstrijd in Sevilla is er echter nooit meer iets van hem vernomen.
Inmiddels begrijp ik hem.
Met het zesde speelden we zondag een bekerwedstrijd tegen Nieuw Woensel 8. Tja, de ‘beker’. Het is niet bepaald de Amstelcup. Niemand weet hoe de bokaal voor de reserve 6e klasse eruit ziet, laat staan welke naam hij heeft. Die desinteresse vertaalde zich in de lichaamshouding van mijn ploegmaten tijdens het verzamelen in de kantine. Ze straalden uit ook wel eens een vrije zondag te willen; nog een keer lekker omdraaien in de warme armen van een vrouwenlichaam, terwijl het novemberweer tegen het slaapkamerraam slaat.
Op het veld zag ik het zesde zich ongeïnspireerd door de wedstrijd worstelen. Door traag vallende regen en koude herfstwind struikelden we naar de 0-0 eindstand. Penalty’s. Ik zag mijn kans schoon, de contouren van mijn moment of glory werden langzaam zichtbaar bij het doel aan kantinezijde. Eén voor één wist ik de strafschoppen buiten de doelpalen te duwen. Bij de beslissende pingel strekte ik spiergroepen waarvan ik het bestaan niet kende, een pijnlijke maandagmorgen lag in het verschiet, maar toen de bal naast stuiterde, stroomde de onsterfelijkheid als lavavuur mijn lichaam binnen: het zesde bekerde door! Gek van opwinding rende ik naar mijn ploeggenoten. Ze deden hun best, de jongens, maar ter hoogte van de zestienmeterlijn wachtte me twee slappe highfives en een lauw compliment. Ik zag het direct in hun ogen: ja, leuk voor je, maar op zo’n bekerzondag maken we liever regen in wind in de echtelijke sponde, terwijl de kinderen zich beneden aan De taarten van Abel verlustigen.
Mijn vulkaan kwam meteen tot rust.
Net zoals het met Helmut Ducadam gebeurde, zal ook mijn hoogtepunt snel door de vergetelheid opgeslokt worden. Waar het huzarenstukje van de Roemeense keeper nog door heel Europa bekeken werd, sloeg behalve een verdwaalde straathond niemand de wedstrijd in Woensel gade. Vanonder de luifel voor de kantine keken de tien-uur-jongens van Nieuw-Woensel met een schuin oog toe. Hun wedstrijd zat er al op. Vijf van hen meldden zich tijdens onze strafschoppenreeks achter het doel. Drie van hen waren toen reeds dronken.