donderdag 26 november 2020

Dag 98

Zonder aanwijsbare reden breekt bij Jongste het zweet uit aan tafel. Voor verkoeling ritst hij zijn onesie open. Met ontbloot bovenlijf prikte hij verder in zijn spruiten. “Heb je een opvlieger?” vraagt Oudste, met een knipoog naar de oprispingen van zijn moeder. In toenemende mate is Oudste geboeid door biologie. De transformatie van zijn moeder naar een nieuwe levensfase wekt bij hem allerlei vragen. “Vind je het vervelend?” “Kun je nu nog kinderen krijgen?” “Zou je vaker dan twee keer zwanger willen zijn?” Zijn moeder beantwoordt rustig al zijn vragen. Ook vertelt ze dat ze vaker zwanger is geweest, maar dat het tussen hem en Jongste twee keer mis is gegaan. Beide zwangerschappen braken in een pril stadium af en we hebben het eerder met ze besproken, maar het lijkt nu pas door te dringen. Boven de spruiten hangt opeens een gewijde stilte. “Goh, wat zielig voor jou,” zegt Jongste. Het verwerkingsproces is door mijn vriendin al lang afgesloten, voor de jongens lijkt het nu te beginnen, want opnieuw overspoelen ze hun moeder met vragen over de hoed en de rand. Het onderwerp lijkt afgerond na het toetje, maar Oudste komt er later op de avond op terug. “Hadden jullie een naam voor dat broertje of zusje?” “Natuurlijk,” zeg ik. “Welke dan?”, vraagt ie nieuwsgierig. “Middelste.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten