zondag 5 januari 2014

Parel

We waren een middag op de kinderboerderij. Ik zocht een bankje uit en keek rustig hoe alle kinderen enthousiast van hok naar kooi hupten.   
In de ren naast me zag ik een wollig dwergkonijntje. Hij zat zielig in een hoekje te janken en maakte hoge piepgeluiden. Ik noemde hem Van Peperstraten. Er zaten sowieso veel bekenden in de kooien. Achter een hoog gaas paradeerde een pauw, wijdbeens en de verentooi wijd opengesperd. Iedereen moest zijn schoonheid zien. Precies Cristiano Ronaldo. Een paar meter verder commandeerde een haan als Cruijff hoe de hennen moesten lopen in het kippenhok en in de vogelkooi zag ik een zwartgekuifde parelhoender met een strakke zijscheiding: Graziano Pellè.
Maar mijn blik bleef lange tijd gericht op een oud, krakkemikkig hok. Daar lag ie, in  een dikke laag modder onder een zacht winterzonnetje; het hangbuikzwijn. Zijn buik stond bol en hij had een dikke kop, maar van zijn krachtige rug was het af te lezen; ooit was hij een jonge big geweest. Een krachtig zwijn dat stevig op de grond had gestaan. Echt zo'n hangbuikzwijn dat andere hangbuikzwijnen trots maakte dat ze een hangbuikzwijntje waren. Aan alles kon je zien dat zijn tijd erop zat. Hij maakte zich niet druk om de wratten op zijn rug en al het gedoe om hem heen. Zijn beste tijd lag ver achter hem, zijn taak was klaar.
Oudste kwam naast me zitten. Ook hij keek naar de dikkerd in de modder. 
"Hoe zou hij heten?" vroeg ie na een poosje.
"Eusébio," zei ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten