zaterdag 21 augustus 2010

Pukkelpop blues

In een poging me terug te trekken uit de wereld van het internationale voetbal, trok ik de grens over. Even geen geruchten over zomertransfers die wel-niet-wel-niet doorgingen en Georgische gangsters die om duistere redenen onschuldige clubjes aan de Rijn opkochten. Nee, een moment de zinnen verzetten, een andere afslag nemen, een geheel nieuwe cultuur opsnuiven. Samen met een maat reed ik naar Pukkelpop in Hasselt. Met een prachtig geruit picknickplaid gingen we voor een ‘big chill’; in een zeer rustig tempo genieten van muziek, een natje en een droogje, dat laat op de dag zou moeten uitmonden in een groots optreden van de band Snow Patrol.
Ik was er nooit geweest, op Pukkelpop. Ik verwachtte een muziekfeestje in de orde van grootte van de Blaalse zomerfeesten. Maar toen ik bij de ingang mijn polsbandje aangemeten kreeg, ging er een wereld voor me open: Pukkelpop bleek een volwassen popfestival van drie dagen, compleet met een camping, groter dan Pinkpop.
Daar stond ik, op een leeftijd waarop een verblijf in een klooster om een opkomende midlifecrisis te bezweren waarschijnlijker was, als festivalganger tussen de jeugd van tegenwoordig. Waar ik ook keek, links naar de Mainstage of rechts naar de Marquee-tent, overal zag ik tienduizenden jongeren die hun best deden om gezien te worden met opvallende kapsels, gecultiveerde sikjes, piercings, tatoeages van Faith no more en shirts met teksten als ‘Motörhead Maniacs Mariaheide’ en ‘Shakespeare forever’. Wagonladingen hunks met ontbloot bovenlijf. Of we wilden kijken naar hun maandenlange arbeid in de sportschool en hordes fraai gevormd vrouwlijk schoon met spannend gevulde spijkerbroeken en bijpassende V-snaren die je adem afsneden. Eén grote mensenzee van trillend vlees. Met de aangename temperatuur en het sensuele zonlicht leek het hele veld onder een hoge erotische spanning te staan. Wilde vrijpartijen hingen in de lucht, maar misschien was het meer mijn eigen hitsigheid.
We deden gewoon mee, in deze nieuwe wereld van Pukkelpop. We trokken onze shirts uit, lieten in de henna-tent ‘Flogging Molly’ boven de bilnaad tatoeëren en trokken ons ondergoed boven de broek uit, zodat de merknaam goed zichtbaar was voor overige festivalgangers. Volledig in ons element liepen we naar de stand van Maes-pils, voor ons eerste drankje. De jonge vrijwilliger die me de twee pilsjes overhandigde fluisterde me en passant in het oor dat het eigenlijk niet kon, zo’n Sloggi-onderbroek op dit festival. De snotneus.
Met de biertjes in de hand waren we op weg naar ons plekje nabij de kraam met het bord ‘Frituur en zuur vlees’, toen we tegen twee mannen met een rood-geel gestreept KV Mechelen-shirt aanbotsten. Enkele slokken klotsten over het festivalterrein.
“Hee, Lei Clijsters en Piet den Boer! Kijk eens uit!”, riep ik in een reflex.
Ik had hun aandacht. In sappig Vlaams maakten ze hoffelijk hun excuses, maar ze lieten meteen weten enorm vereerd te zijn dat twee culthelden van hun clubje, twee legendes van achter de kazerne in Mechelen, hier op Pukkelpop in Hasselt gewoon voortleefden.
Tja, Walter en Staf heetten ze, en hoewel ik hier gekomen was om die hele voetbalbiotoop even links te laten liggen, trokken ze me er keihard in terug. Of ik nog meer helden kende van het gouden team uit 1988. Na dertig seconden bedenktijd miste ik alleen Pascal de Wilde. Het ijs was gebroken, Staf liet rap nieuwe pintjes aanrukken. We nestelden ons op een plekje waar praten nog mogelijk was, direct achter de geluidstoren.
Daar, naast een groepje bijkomende Queens-of-the-stoneage-fans en een man met Gene Simmons, gitarist van Kiss, levensgroot op zijn rug getatoeëerd, praatten we Walter en Staf bij over onze voetbalavonturen door gans Europa, zeker en vast. En terwijl de wonderlijke muziek van Eels en de lekkere folkrock van Mumford and Sons over ons heen waaiden, gaven Walter en Staf ons een inkijkje in het lijdzame bestaan van de KV Mechelen-supporter. Gretig, als teruggekeerde soldaten van het front, verhaalden ze over Erwin Koeman, ‘den Ollander die altijd goesting had op het plein’. We leerden over de krullen van Marc Emmers, de snelheid van Pol de Mesmaecker en de mooie stijl van Preud’homme. We waren het er snel over eens, één van de beste doelmannen ooit.
De festivaldag vloog voorbij. De schemer viel al in en het festivalpubliek voor de Mainstage genoot van de lichtshow met opzwepende beats en bezwerende dansjes van The Prodigy, toen ik met Walter en Staf het onderwerp ‘Aad de Mos’ aansneed. In duidelijke bewoordingen en onderbouwd met goede argumenten, vroeg ik hen als ervaringsdeskundige of ze Haagse Aad ook zo’n volledig door de mand gevallen, holle frasen brakende en afkoopsommen opeisende mislukkeling vonden.
Dat viel helemaal verkeerd.
“Den Aad, da’s den innigste trènner die ons unne cup heeft bezorgd, goddoeme! Da gadde gij terugnemen, zulle!”, foeterde Walter.
Nou, dat was ik niet van plan. Misschien kwam het door de overwaaiende lucht van wiet en verschraald shoarmavlees, maar ik deed er nog een schepje bovenop.
“Hou toch op, Walter! De Mos, die mafkees, met zijn garantie voor succes. Een charlatan, dat is het. Een aandachtsgeile babbelbox die het Nederlandse trainersgilde een slechte naam bezorgt, van de Griekse eilanden tot Sparta Rotterdam!”
Het stoom kwam nu bij Walter uit de oren. “Niet onzen Aad! Niet onzen Aad”, schreeuwde hij en om zijn verontwaardiging kracht bij te zetten sprong hij boven op mijn rug. Staf kon niet achter blijven en begon ritmisch in mijn buik te roffelen. In enkele seconden liep het helemaal uit de hand, daar achter de geluidstoren. De Queens-of-the-stoneage-fans, inmiddels weer bij zinnen, waren wel in voor een robbertje vechten. Ze hadden geen idee dat hier de eer van Aad de Mos op het spel stond, maar ze stortten zich met overgave op mijn vriend. Op het hoofdpodium stuwde The Prodigy zich ondertussen bikkelhard naar een hoogtepunt met ‘Firestarter’ en niemand zou ooit weet hebben gehad van de onlusten achter de geluidstoren, als Gene Simmons zich gewoon afzijdig had gehouden. Met een wilde duik gooide hij zich op mijn enkels, waardoor ik (Staf zat nog steeds op mijn rug, bijtend in mijn oor) het evenwicht verloor en tegen de geluidstoren donderde. Aan de voorkant vielen boxen van hun sokkels en stekkers werden uit behoorlijk belangrijke gaten getrokken, want het pompende geweld van The Prodigy viel in één klap weg. Oorverdovende stilte.
Met één ruk keken 30.000 hoofden om, op zoek naar de oorzaak van hun feestbederf. Die was snel gevonden: een vent van middelbare leeftijd met een Flogging Molly-tattoo, een dikke KV Mechelen-fan op zijn rug en Gene Simmons verbeten aan zijn enkels. Daarachter mijn vriend in een wilde dans om meppende hardrockers te ontwijken.
Security was snel ter plaatse en na een licht zwevend moment (of was het toch de wietlucht?) belandden we hardhandig met onze wangen op de kasseien voor de hoofdingang, grote scherpe stenen die doorgaans gebruikt worden voor Wuustwezel –Peer-Wuustwezel, een klassieker voor amateurwielrenners uit de omgeving.
Geen Snow Patrol gezien.
Nee, het werd geen succes, dat voetbal ontlopen op Pukkelpop. Diep in de nacht zette mijn kameraad me thuis af, met een bonkende koppijn en een scherpe knoflookadem. De schaafwond op mijn gezicht schuurde nog lang.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten