zaterdag 14 augustus 2010

Post

Een geel shirt. Het nationale tricot van Roemenië, zag ik toen hij naderbij kwam. De postbode. Niet Gerrit gelukkig, de gebruikelijke postbesteller. Niets treuriger dan een volwassen vent in het shirt van zijn favoriete team. Krampachtig vasthouden aan verloren illusies. Nee, ik kreeg een lollige ansichtkaart (Hans en Ingrid; ‘Het is hier zo gezellig in Domburg!’) in mijn handen gedrukt door een jonge TNT-vakantiewerker. Oordopjes in, afwezige blik. Toen hij verder liep naar de gleuf van de buren, zag ik droog vier letters op zijn rug staan: MUTU.
Adrian Mutu. Mijn databank ratelde. Jong talent bij Chelsea – betrapt op cocaïnegebruik – ontslagen – speelt nu voor een onduidelijke club in Italië. Tja, dan ben ik zo een half uur kwijt. Ik was net begonnen aan het onkruid in de voortuin (“Tuurlijk mop, doe ik wel even!”), maar deze wending noopte me die belofte even vooruit te schuiven. In gedachten nestelde ik me op het tuinmuurtje.
De jonge Roemeen kon voetballen, had een mooie kop, maar na enkele leuke wedstrijden sloeg hij de verkeerde zijweg in. Daar zat hij, op een groezelige hotelkamer naast een Oost-Europese blondine met te kleine tietjes, samen aan de snuif. Gezwicht voor de verleiding. Mutu vermorzelde met zijn zwakte zijn eigen loopbaan, maar zou hij weten dat hij daarmee ook het toch al broze evenwicht van deze poststagiaire verstoorde? Deze jongen had ooit Mutu zien scoren voor Chelsea, wou een shirt van zijn idool, maar liep nu met veel vragen door mijn straat. Bijvoorbeeld, hoe spreek ik een meisje aan? En wanneer krijg ik nu eens okselhaar? Maar hij wordt ook geplaagd door dat mysterieuze goedje van Mutu. Wat doet dat dan? Waar kan ik het krijgen? Grote fout, Mutu! Laat Co Adriaanse ze een straf opleggen, al die sterren die hun voorbeeldfunctie niet aankunnen en grijpen naar de fles, verdovende middelen of zichzelf verliezen in een gokverslaving.
“…en daarom veroordeel ik je tot zes jaar werken als postbezorger. Achterop het shirt dien je het woord ‘clean’ te dragen. Onvoorwaardelijk.”
Maar het leed van de jonge voetbalfan blijft niet beperkt tot het verraad van de snuivende helden. De clubhopper. De voetballer die sneller van club verandert, dan een stoplicht van kleur. De voetbalgarderobe van onze jongste zoon bewijst het gebrek aan clubliefde. Hij heeft shirtjes van Manchester United (achterop: Van Nistelrooy), AC Milan (Shevchenko) en Barcelona (Ronaldinho). Allen vonden een beter perspectief bij een andere club ‘waar ze zich zo thuis voelen’. Volgend jaar sprinten ze na een goal waarschijnlijk weer naar een andere tribune. Spelers zoals Maldini, Giggs en Paul Scholes bleven hun hele carrière bij één club. Ze vormen een uitstervend ras. Zelfs Raúl verlaat Bernabeu met het einde van zijn loopbaan in zicht.
Gisteren hielp ik onze jongste met aankleden. Hij koos voor zijn Barcelona-shirt.
“Ga je later ook bij Barcelona voetballen, jongen?” vroeg ik.
Na een paar tellen stilte vroeg hij naar zijn neefje, met wie hij wel eens voetbalt.
“Speelt Sem ook bij Barcelona?”
“Nee, Sem voetbalt bij Bladella.”
Hij dacht weer na. In zijn hoofd werd een beslissing gevormd.
“Dan ga ik later bij Bladella voetballen, pap.”
Ik kon wel janken. Zo mooi. Drie jaar oud en nu al weten waar het voetbal de meeste vreugde brengt. Daar waar je vrienden zijn!
Terwijl ik zo op het tuinmuurtje mijmerde, hoorde ik onze jongste zoon schreeuwen. Jongenskreten in het steegje achter ons huis. Ik liep ernaartoe. Vreugdevol tafereel: onze jongens verwikkeld in een partijspel. Samen met vier buurjongens waren ze een potje voetbal begonnen. Geen Wii-onzin of de Nintendo, Nee, gewoon ouderwets zullen-we-even-poten-twee-jassen-als-goal-pleintjesvoetbal. Mijn hart sprong open. Oude tijden herleefden.
“Doe je mee, pap?”, riep onze oudste. Natuurlijk, zo’n buitenkansje laat ik niet liggen. Vol overgave stortte ik me tussen de voetballertjes, die nog onschuldig droomden over San Siro en Old Trafford. Heerlijk. We vraten zo drie kwartier van de klok weg. Ik stond net juichend een goal te vieren, met drie medespelers rond mijn middel, toen mijn vriendin in het steegje verscheen.
“Eh, de tuin ziet er prachtig uit!”, riep ze licht cynisch, haar specialiteit.
Teleurgesteld liep ze naar binnen. Ik op hangende pootjes erachteraan. Verdorie, dacht ik, doordat Mutu de weelde niet kon dragen, was de tuin nog steeds een chaos en mijn vriendin boos. “Sukkel”, mompelde ik in mezelf.
Vanmorgen kreeg ik een herkansing. Ik stond driftig onkruid te plukken, toen ik de jonge postbesteller weer zag naderen. Ik schrok van zijn blauwe shirt. Toch niet het Rangers-shirt met ‘Ricksen’, hoopte ik. Of ‘Gascoigne’, nog erger. Was ik zo weer een half uur kwijt. Met ingehouden adem zag ik hem dichterbij komen. Toen hij me een folder van de Etos in de handen duwde, bleek hij het fanshirt van Def Rhymz te dragen. Met het complete tourschema ‘07 achterop. Ik haalde opgelucht adem. Rapmuziek en korting op wattenstaafjes, daar heb ik helemaal niets mee. In no-time lag de voortuin er weer stralend bij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten