dinsdag 17 augustus 2010

Duckstad aan de Rijn

Het was die dag weer vroeg dag voor Donald. Hij sprong vrolijk uit bed, deed zijn dagelijkse Vitesse-hansopje aan en ging naar beneden. Hee! Een pakje op de deurmat, zag Donald. Hij las het etiket. Donald sprong een gat in de lucht. Het langverwachte pakje uit Georgië was gearriveerd! Het pakketje dat zijn leven voorgoed zou veranderen. Nooit meer uitgelachen worden als die mislukte eend die alles in het honderd laat lopen, nooit meer uitgelachen worden door die vervelende buurman Bolderbast met zijn rare fratsen uit Nijmegen. Die dag ging Donald de mooiste eend worden van heel Duckstad, de eend met het meeste aanzien.
Dit moest oom Dagobert zien! Donald sprong met de doos in zijn autootje en reed naar zijn geldpakhuis in de Amsterdamstraat. Het uitschuifbare dak stond open, zag Donald, toen hij bij oom Dagobert aankwam. Misschien had oom Dagobert wel niet zo’n goed humeur. De bodem van het geldpakhuis was in zicht gekomen. De Zware Jongens waren ermee aan de haal gegaan. Zij hadden het geld over de balk gesmeten in Londen, Milaan en Barcelona.
Hè vervelend, oom Dagobert deed niet open. Dan maar naar oma Duck. Zij wilde vast de nieuwe pracht zien. Donald reed naar het oude Kuipje van oma. Het was er eigenlijk maar een oude bedoening. Het was duidelijk dat het Kuipje het niet lang meer zou redden. Verdorie, oma Duck was er ook niet.
Donald vervolgde zijn weg naar Willie Wortel. Die zou vast weer bezig zijn met een nieuwe uitvinding in zijn schuurtje, de Grolsch Veste. Willie had daar de laatste tijd de mooiste ideeën ontwikkeld. Het had hem veel aanzien opgeleverd in Duckstad. Maar toen Donald bij hem aanklopte, deed ook Willie niet open. Lampje was er wel. Met zijn Philips-schijnsel scheen hij op een briefje waarop stond dat Willie dringend ergens naar toe moest.
Teleurgesteld liep Donald terug naar zijn autootje. Eindelijk was de dag aangebroken waarop hij zo lang gewacht had, en nu was er niemand om zijn vreugde mee te delen. Bedroefd reed hij terug naar zijn eigen huisje. Met het pakje uit Georgië liep hij over het tuinpad naar de voordeur en stak de sleutel in het slot.
“Verrassing!”, hoorde Donald uit vele kelen toen hij binnen stapte. De kamer was prachtig versierd en iedereen was er: oom Dagobert, oma Duck, Willie Wortel, Katrien, Gijs Gans, Clarabella, zelfs Guus Geluk had tijd vrij gemaakt.
“Gefeliciteerd!”, riep oma Duck, “Je dacht toch niet dat we 16 augustus zouden vergeten? Jouw feestdag! Kijk, ik heb een mooie taart gebakken.” Donald keek met grote ogen naar de mooiste taart die hij ooit gezien had. Dit wordt echt een geweldige dag, dacht Donald. Dit is het moment om mijn vrienden te verrassen. Hij pakte het pakketje onder zijn arm.
“Kijk eens wat ik hier heb!”, riep Donald triomfantelijk. Hij opende de doos, haalde er een prachtige verentooi uit en zette die op zijn eigen eendenstaart.
“Vandaag ontvangen, uit Georgië!”, zei Donald erbij, terwijl hij zo trots als een pauw door de kamer paradeerde. Hij zag de bewondering in de ogen van al zijn gasten. Precies zoals hij gehoopt had.
“Tjonge, zo’n mooie staart heb ik nog nooit gezien”, mompelde Katrien. Donald genoot van de aandacht. Hij stak zijn kontje nog eens extra de lucht in. Die overmoed werd hem fataal. De verentooi raakte de lamp aan het plafond, zodat Donald zijn evenwicht verloor. In zijn val sleurde hij de slingers en de ballonnen van de muur en landde hij met zijn volle gewicht midden in de feesttaart van oma Duck. Met zijn gezicht vol slagroom keek Donald naar zijn verenstaart uit Georgië, helemaal vernield.
Het was Guus Geluk die de pijnlijke stilte verbrak.
“Dat wás een mooie staart”, zei hij gniffelend. Zijn opmerking werkte aanstekelijk. Katrien begon te schateren, Gijs Gans bulderde het uit. Allemaal wezen ze krom van het lachen naar Donald, boven op zijn taart. Hij had zich weer onvergetelijk in de nesten gewerkt.
“Ik heb niet meer zo genoten sinds ik werd gerold door De Zware Jongens!”, hinnikte oom Dagobert tussen twee lachbuien door.
Donald kon de vernedering niet aan. Niet nu, net op de dag dat hij voor altijd de mooiste eend van Duckstad zou gaan worden. Woede balde zich samen in het kleine eendenlijfje. Donald stond op en sprong uit zijn vel zoals hij nog nooit uit zijn vel gesprongen was. Hij werd onredelijk kwaad zoals hij nog nooit kwaad was geworden. Gillend sprong hij op de verentooi uit Georgië en woest trok hij al zijn eigen veren uit. Toen de razernij in de eend eindelijk tot bedaren kwam, was er weinig meer van Donald over; een kaal geplukte eendenrug.
Later op de avond is het eendenhapje opgehaald door ‘Het gebraden ruggetje’, het beste restaurant van Duckstad, waar buurman Bolderbast elke maandagavond gastronomisch komt schransen.
Na de merkwaardige avond met het pakketje uit Georgië is van Donald Duck nooit meer iets vernomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten