vrijdag 1 april 2011

Gorilla's in de mist

Laatst zag ik op televisie flitsen van een wedstrijd uit de Primera Division. Een aanvaller van Santander scoorde tegen Real Madrid. “Verrek, een bekend gezicht,” mompelde ik toen de camera inzoomde. De naam van de doelpuntenmaker ratelde na drie seconden uit mijn database: Kennedy Bakircioglu.
De Zweedse buitenspeler was, voordat hij in de zomer van 2010 naar Racing Santander verhuisde, drie seizoenen Ajacied. Elke dag zat hij in een hoekje, met die hondstrouwe blik in de ogen, verbaasd naar de schreeuwcultuur in Amsterdam te kijken. Het leek wel een soap: ‘Hoe overleef ik in de Arena?’.
Maar Bakircioglu overwoog nooit een getatoëerde kroon in de nek, eiste nooit met veel ophef het respect van de trainer en liet zijn uitgedunde haar niet scheren om er agressiever uit te zien. Bescheiden deed hij zijn werk op de flanken. Het leek alsof hij welopgevoed op zijn tegenspeler toestapte: “Pardon, mag ik even passeren? Ik wil graag een voorzet verzenden?” Beleefdheid staat niet hoog in het Ajax-vaandel.
Na het vertrek van de Zweed naar Noord-Spanje werd de soap in Amsterdam gewoon voortgezet. De afleveringen kregen zelfs meer diepgang door nieuwe hoofdrolspelers en onverwachte wendingen. Langzaam schoven we allemaal naar het puntje van onze stoel. Het leek wel een cliffhanger: zal Cruijff …?
Ajax, de trots van de hoofdstad, lijkt meer dan ooit op een groep vechtende gorilla’s. Het begon met het gooien van kluiten aarde, maar inmiddels slaan ze wild om zich heen voor de macht op de apenrots. Het rondspattende bloed besmeurt de woongrond onherstelbaar. We houden de adem in. Intimidatie en overgave. Welke gorilla slaat zichzelf het hardst op de borst? Zullen alle zwakkeren zich onderwerpen? Het is alsof ik naar een prachtige documentaire op National Geographic zit te kijken, maar het gebeurt allemaal in de catacomben van Nederlands beroemdste voetbalclub.
Ik mis de beschaving van Kennedy Bakircioglu in de Arena.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten