zondag 2 maart 2014

Elleboog

Gaziano Pellè en ik hebben dezelfde bakker. Vanmorgen stonden we naast elkaar voor de manden met spijsbrood en harde bollen. Het was akelig stil, de vroege morgen kraste met ongewassen nagels op het glas van de toonbank. 
"Wat mag het zijn?" vroeg de bakker vrolijk, voor hem was het al namiddag.
"Die ciabatta's graag," ik wees naar een schaaltje met de mediterrane broodjes. De bakker pakte de schaal en schudde de laatste ciabatta's in een zak.
"Ho!" zei Pellè scherp, "Die broodjes wil ik ook."
Ik keek naar de opstandeling naast me. Groot, trots, zijscheiding, tranen in zijn ogen. Ik had nog nooit iemand gezien die die kadetjes zó graag wilde.
De bakker keek verstoord op van zijn werk. Even leek het alsof hij een kaart ging trekken, maar hij zei in alle rust: "Sorry, deze meneer was hier eerder."
Dat was tegen het zere been. 
"Ik wil ze al niet meer, prutsbakker!" zei Graziano met ingehouden woede.
"Prutsbakker?" vroeg de bakker onthutst. Hij was in zijn eer aangetast. Zijn familie bakte al brood sinds 1897. Dat stond ook op de gevel.
"Prutsbakker ja, dat zie ik aan je gezicht," beet Pellè hem toe. Hij griste een zak saucijzenbroodjes van een plank, smeet wat wisselgeld op de toonbank en beende toen wild voor mij door de winkel uit, waarbij hij opzichtig zijn elleboog in mijn gezicht duwde.
"Wat heeft hij nou?" vroeg de bakker toen de rust weer was wedergekeerd en de zak met ciabatta's voor me neerlegde. 
"Ach ja, bakker," zei ik, terwijl ik aan mijn pijnlijke wang voelde. "Maandagochtend, hè."



Geen opmerkingen:

Een reactie posten