vrijdag 9 augustus 2013

Opvoedkunde

Zomeravond in Nederland. Onder de luifel in de achtertuin met een koel pilsje. Het is er aangenaam. De geur van verschroeid barbecuevlees vermengt zich met vertrouwde geluiden die door de terrasdeuren naar buiten waaien.
"...Badstuber, ......Schweinsteiger, ....mooie pass naar Ribéry."
In de huiskamer speelt jongste met zijn Wii. Sinds de laatste Champions League-finale is Bayern München favoriet. De commentaarstem van Ten Napel maakt het geluidenspel compleet. Ik hoor het gejoel van de toeschouwers aanzwellen, Evert komt met een onvermijdelijk cliché:
"Olic, goeie genade!"
Als jongste met gespreide armen naar buiten komt gerend en op zijn knieën richting de schommel glijdt, weet ik genoeg: Bayern heeft gescoord.
"2-0!" roept jongste met de Wii-joystick in zijn hand. Snel haast hij zich weer naar binnen, op jacht naar de winst. 
Enkele minuten later, met in de hand een nieuw biertje uit de koelkast, passeer ik jongste op de tweezitsbank. 
"En? Heeft Bayern gewonnen?" vraag ik, terwijl ik het dopje van de fles wip. 
"Bayern is al afgelopen, dit is Vitesse," zegt jongste. Hij wijst naar de televisie. Ik vind ze verrassend realistisch, die computerspelletjes. Op het scherm zie ik geelzwarte spelers op een rijtje. Een muurtje voor een vrije trap, net buiten de zestien. Het Gelredome op de achtergrond, Velthuizen op doel, Theo Janssen met zijn tatoeages; niet van echt te onderscheiden. De vrije trap gaat erin. Linksboven verandert de stand: vit-pet 1-2.
"Je laat Vitesse verliezen, jongen! Tegen wie spelen ze?" 
"Een club uit Roemenië," antwoordt jongste.
"Welke club? Steau Boekarest?"
"Petrolul."
Hij kon meteen naar boven, jongste. Met zijn brutale praatjes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten