Jongste speelde vandaag zijn eerste wedstrijd. Een dorpsderby met F9. Gisterenavond kroop ie in bed met zijn broekje en scheenbeschermers, zijn blauwwitte sokken eroverheen. Zijn voetbaltas stond ingepakt aan het voeteneind; hij was er klaar voor.
De pupillenwedstrijd voltrok zich op klassieke wijze, alle spelers verplaatsten zich groepsgewijs met de bal over het veld, de ouders in een lange rij achter het hek. Vier meter verder hing een luidruchtige vader op een reclamebord: 'Bloemisterij Rozemans, voor als u van bloemen houdt'. Rode jeans, stoere riem, op de wangen een Ronald-de-Boer-zomerbaard. Hij vond zichzelf een kenner.
"Dat jochie kijkt niet over de bal."
"Jammer, die nummer 5 is stijf rechts."
"Die doelman heeft een matige trap."
Hij hing me al snel de keel uit, met zijn analyses. Als zijn zoontje aan de bal kwam, rolden de complimenten van zijn lippen. Daar heb je er weer zo'n vader, stelde ik vast. Heeft een blauwe maandag in het eerste elftal gespeeld, zag zijn profcarrière verdampen door een gescheurde knieband en ziet nu in zijn zoon de nieuwe Bakkali: alsnog in een rechte lijn naar Zuid-Europa voor een contract met veel nullen.
Tegen het einde van de wedstrijd wees hij naar nummer 7.
"Kijk, die kan er wel wat van. Overzicht, techniek, fysiek sterk. Dat spelertje maakt steeds de juiste keuzes. Die heeft mogelijkheden."
Hij had het over jongste.
"Hoe vond je het gaan," vroeg ik, toen hij van het veld stapte.
"Het ging wel," zei hij schouderophalend, "maar ik kan veel beter."
Het kroop als een dief in mijn hoofd. AC Milan, dacht ik. Of anders Inter. Voor een contract met zes nullen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten