donderdag 1 september 2011

PSV werd het niet (3)

Verbroken verhoudingen gaan vaak gepaard met een nare nasleep. In de speelfilm ‘When Harry met Sally’ betoogt Harry met veel gevoel voor drama dat de honingzoete herinnering aan de verliefdheid uiteindelijk wordt verjaagd met rondvliegend serviesgoed en de strijd om de salontafel. De film laat op humoristische wijze, via spitse dialogen en oneliners, de valkuilen van een relatie zien. Harry groeide in anderhalf uur overduidelijk naar Sally toe, PSV en ik bewandelden de omgekeerde weg. Zonder smart, zonder verwijten of vervelende ruzies over de inboedelspreiding trokken we ons eigen plan.
Als oude bekenden kruisten in 1985 onze wegen weer, ik ging een wedstrijd spelen tégen de roodwitten. Niet vanwege mijn talent dat zich stormachtig ontwikkeld had, maar VV Bladella vierde haar 75-jarig bestaan en de profclub kwam het jubileum opluisteren. De tweede helft mocht ik het doel van de thuisclub verdedigen, ik warmde me op met Rob McDonald, de nieuwe spits van de Eindhovenaren. Na wat ballen over en weer, ontspon zich tussen ons een diepgaand gesprek:
“Are you playing the second half?”
“Yes”
“Me too”
We verloren met 0-10, maar ze schoten best vaak tegen me op. “Goed gespeeld, jongen,” zei Hans van Breukelen na de wedstrijd tegen me, terwijl de handtekeningenjagers om ons heen dartelden. Warme woorden die later veel aan kracht inboetten toen ik Van Breukelen als tv-analist hoorde oreren. Zoveel kijk had hij er niet op. Na de jubileumwedstrijd werden alle spelers verwacht in de speciaal voor genodigden ingerichte feesttent met warm buffet. Aan een lange tafel zat ik tegenover de PSV-spelers. In de snor van Hallvar Thoresen zat vermicelli en ‘Pico’ Berghuis zou geen moment opvallen als we hem meegenomen hadden naar de El Dorado, de kroeg in Bladel waar het toentertijd allemaal gebeurde. Het beeld van die ooit zo onaantastbare voetballers brokkelde tot aan de fundering af.

Ik probeerde het nog één keer, in 1993. In Italië stond het affiche AC Milan – PSV geprogrammeerd, een groepswedstrijd voor de Champions League van dat jaar. San Siro lonkte. De thuisbasis van Internazionale en AC Milan, clubs met een rijk verleden. Maar ook het stadion waar Rinus Israel voor Feyenoord de cup met de grote oren mocht optillen en de plek waar Van Basten de dop van een flesje Bavaria schoot. Maar op de vertrekbaan van Welschap galmde het al door het vliegtuig: “Eindhovuh, Eindhovuh, Eindhovuh…, Eindhovuh, Eindhovuh, Eindhovuhuh!” De reden van mijn zelfgekozen verwijdering sloeg me weer in het gezicht. Ik keek uit het raampje, daar lag de stad die sierlijk bezongen werd. Verder dan het Evoluon, het Van Abbe-museum en de Ikea met het bruikbare kastje ‘Björn’ ging het niet. Deze dag ging lang duren. De machines onder de vleugels loeiden echter volop, ik kon niet meer terug.
Eindhoven is de vijfde stad van Nederland. Een regio met een kleine achterban en, naast het hondstrouwe Philips, weinig sponsormogelijkheden. In de tijd van mijn eerste stadionbezoek golden Ajax en Feyenoord als topclubs, zij zetelden in grote steden die als culturele en economische magneten op de omgeving werkten. Op voetbalgebied startte dat gegeven aan het begin van de vorige eeuw een natuurlijk rijpingsproces dat via een gestage ontwikkeling tot clubs met traditie en titels leidde. PSV daarentegen groeide op in de provincie en dat voelde als een handicap. Lang heeft het last gehad van een Calimero-gevoel en werd er naar anderen gewezen: “Ja, maar zij dan!?” De verwijtende vinger ging naar scheidsrechters die vermeend partijdig waren en de privileges van het grootkapitaal. ‘Studio Sport’ heette in Brabant ‘Studio Ajax’. Maar PSV overwon deze groeistuipen, de laatste twee decennia wonnen ze de meeste landstitels en bracht het spelers voort als Romario, Ronaldo, Van Nistelrooy, Robben en Afellay. Dat is knap en verdient respect. Werd de club aanvankelijk nog gezien als een piepend kuiken met een minderwaardigheidscomplex, inmiddels is PSV de Lucille Werner van het Nederlandse voetbal; ondanks je beperking door doorzettingsvermogen toch in de top terecht komen.

De route naar de nationale top werd ingezet in de jaren zeventig, de tijd dat ik me vergaapte aan Ralf Edström en Jan van Beveren. Voorzitter Groeneveld en manager Van Gelder zwaaiden in die periode de scepter. Deskundige mensen die Kees Rijvers als voerman op de wagen zetten. Als speler vormde Rijvers ooit de voorhoede van Oranje met Wilkes en Lenstra, een leerschool die ertoe leidde dat hij als trainer PSV de eerste landstitel bezorgde sinds 1963 en de eerste Europese prijs, de Uefacup in ’78. De tweede beker, de Europacup voor landskampioenen in ’88, kwam op het conto van Guus Hiddink. Toen nog een beginnend trainer, bouwend aan wereldfaam. Voor de eerste keer liet hij zijn trucje zien. Van de groep, met sterke karakters als Lerby, Gerets, Kieft, Nielsen en Koeman, maakte hij een winnende machine.
De verantwoorde wijze waarop PSV op successen joeg, werd in 1996 onderbroken met de aanstelling van Harry van Raaij als voorzitter. Door zijn rollende oogjes en het ontbreken van een nek oogde hij als de seniele oom op een verjaardagsfeestje, maar met cijfers was hij een wizard. Na periodes met Dick Advocaat, Bobby Robson en Eric Gerets, wist hij opnieuw Hiddink, die inmiddels de wereld aan zijn voeten wist na de zegetocht met Zuid-Korea, te strikken. Guus ging opnieuw een bakje koffie drinken met de spelers, nam ze mee op de motor door de Achterhoek en ging met ze golfen. Hij masseerde de zielen van Gomes, Alex, Cocu, Park en bracht PSV tot op de drempel van de Champions League-finale. Achter de schermen nam de voorzitter echter onverantwoorde financiële risico’s. Hij wilde te graag met de beperkte middelen die PSV voorhanden had. Een Skoda zijn, maar als een glimmende BMW over de Europese wegen willen razen. Met zijn riskante beleid belastte Van Raaij zijn opvolgers. Om de huishouding gezond te houden, moesten kunstgrepen toegepast worden. Onlangs werd voor vele miljoenen de grond onder het stadion aan de gemeente verkocht. Guus Hiddink heeft zijn conclusies inmiddels al lang getrokken: hij kocht een grachtenpand in Amsterdam.

Goed beschouwd valt er een parallel te trekken tussen het leven van Jan van Beveren en dat van PSV. Vanwege een conflict over zeggenschap van spelers vertrok de onlangs overleden doelman ooit abrupt uit een trainingskamp van het Nederlands Elftal. Het betekende in Nederland het einde van een prachtige sportloopbaan. Eén van de beste vaderlandse keepers ooit trok gedesillusioneerd naar de Verenigde Staten en liet ons eenzaam achter met een nerveus springende Pim Doesburg. Op vergelijkbare wijze roffelt PSV op de zware deuren van de villa’s, verderop in de straat. Tot een verbanning zal het met PSV niet komen. De club zal de lichtstad trouw blijven, maar de werking van de slagschaduw vanuit de grote stad blijft latent aanwezig.
(wordt vervolgd)

2 opmerkingen:

  1. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen