donderdag 1 september 2011

PSV werd het niet (2)

Toen ik eenmaal door had dat ik in Eindhoven een vreemde eend in de bijt was, dreef ik steeds verder weg van het PSV-gevoel. Als een bootje dat wegdrijft van het vasteland. Ik zong niet meer mee met het clublied als de teams het veld opkwamen en ik juichte steeds minder voor doelpunten tot er zelfs geen arm meer in de lucht ging. Er kwam sympathie voor tegenstanders die bruut werden beschimpt. Mijn voetbalpuberteit diende zich aan: ik onttrok me aan de massa en was langzaam op zoek naar mezelf. Natuurlijk was er verwantschap met mijn tribunegenoten, ik was een kind van de Kempen. Ik hield van vergezichten met grazende koeien in de wei onder een blauwe lucht met stapelwolken, terwijl de geur van kippenstront je neus doormidden sneed, maar het wereldbeeld van de plattelandsjongeren om me heen week af van dat van mij.
Een type als Frank Kramer, de buitenspeler van Haarlem, werd met hoon ontvangen. Behalve door zijn koddige loopje stond hij ook bekend als presentator van het tv-programma Avro’s Sportpanorama. Eigenzinnig meldde hij zich in zijn Deux Chevaux bij de studio’s in Hilversum, waar hij olijk de samenvatting van Volendam tegen NEC aankondigde. Voetballers hadden veel tijd over in die periode, want daarnaast zong hij ook in het popbandje Full House, dat met ‘Standing on the inside’ bescheiden de hitparade beklom. De smalltownboys naast me, die niet verder dachten dan Boxtel en Best, wisten er wel raad mee: “Homo!”
Intolerantie werd als deugd gezien. Door de rijen zoemde de overtuiging dat iedereen die anders was of zich anders gedroeg afwijzend benaderd mocht worden. Een vijandige reflex uit zelfbehoud. Een speler die in de Voetbal International bekende wel eens een boek te lezen, werd met argwaan bekeken, iemand die het haar langer droeg dan een soldaat in oorlogstijd was meteen een hippie. De entree van Ruud Geels die het tegenovergestelde demonstreerde, leverde alleen in de eerste helft al 37 synoniemen op voor het woord ‘kaal’ op. De supporters van PSV sloten liever spelers in de armen als de gebroeders Van de Kerkhof, of later Berry van Aerle. Zij kwamen uit Helmond, daar vind je geen ateliers of zweverige types die met een opgerold matje naar de yogales fietsen. Aan de Frederiklaan regeerde de cultuur van ‘Toi, toi, toi met Ted’, carnaval op Stratumseind en lachen om de kleine tietjes van RenĂ©e Soutendijk in Spetters. In de rust galmde hits door de speakers met refreinen als ‘Jan Klaassen was trompetter’ en, meer recent, ‘Kedeng Kedeng’. Guus Meeuwis’ jaarlijkse triomftocht door het Philips-stadion is niet zo vreemd als het lijkt.

Op 29 maart 1978 speelde PSV de halve finale om de Uefacup tegen Barcelona. Het werd een eye-opener. De vedette van PSV was die jaren Willy van der Kuijlen. Twee turbodijen die zich loom in het strafschopgebied meldden. Kapbeweging links, kapbeweging rechts en dan ‘Skiete Willy!’. Hij kwam ook uit de omgeving en had de oogopslag van mijn overbuurman die op werkdagen met een broodtrommel onder de snelbinder naar de fabriek fietste, Van der Kuijlen werd op handen gedragen.
De wereld moest volgens mij groter zijn.
Mijn vader had kaarten geregeld voor het duel met de Catalanen. Ik telde de dagen af en op de wedstrijddag zat ik zenuwachtig op de bank te wachten tot het avond werd. Ik ging, ver voor het youtube-tijdperk, de speler zien die Ajax drie Europacups had bezorgd. Ik had horen zeggen dat hij Keizer, Neeskens en Swart de weg had gewezen en de bal neerlegde waar hij wilde. PSV won die avond met 3-0, maar vanaf die wedstrijd speelde ik op het veldje achter school alle ballen met buitenkant voet, precies zoals Cruijff. Ik had de ware aard van voetbal gezien; mijn tweewekelijkse tocht naar het PSV-stadion kwam ermee ten einde.
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten