dinsdag 1 maart 2011

Franse mosterd

Er gaan dagen voorbij dat ik niet aan hem denk. Soms hele weken. Maar uiteindelijk dringt de herinnering altijd in mijn hoofd. Op vakantie, onder een strakblauwe hemel aan het strand, als de diepgebruinde man op de handdoek naast ons met gespierde arm een strandbal terugslaat naar een spelend kind. Of in de dierentuin als tijdens de roofvogelshow een arend machtig door het luchtruim zweeft. Op die momenten denk ik met weemoed aan hem terug.
Onaangekondigd, als een zwerfhond die je met zijn droeve blik meteen inpalmt, kwam hij in 2005 ineens in mijn leven. Geboeid zat ik aan de beeldbuis. Een atletische attractie was het. Hoe hij met die prachtige benen, gebronst op een Caribisch strand, zijn ploeggenoten inspeelde was sensationeel.
Toegegeven, er ging wel eens wat mis. Dan trapte hij over een terugspeelbal of werd een scherpe pass van hem door de vijandelijke spits onderschept. Maar de momenten dat hij door het doelgebied vloog of met onwaarschijnlijke reflexen de schoten van Farfan en Arveladze uit het doel haalde, waren ongeëvenaard.
Nog meer raakte ik geïmponerend door zijn persoonlijkheid. Hoe hij tegenslagen verwerkte. Na losgelaten ballen die de gelijkmaker van de tegenpartij inleidde, stond hij fier overeind voor zijn doel. Als een Romeinse keizer die zijn rijk ziet instorten, maar van geen wijken wil weten, liet hij de hoon en de golven van afkeer over hem heen komen. Hoe afgeladen vol het stadion ook was, op die momenten was zijn eenzaamheid tot in de bovenste ring te voelen. Mijn verontwaardiging was groot toen zijn foutjes er steeds meer werden uitgelicht. Alsof er een patroon in zijn optredens zou zitten. Het werd ronduit vervelend toen zijn achternaam synoniem werd voor een hilarische blunder.
Murw gebeukt door deze valse benadering en nadat zijn eigen fans hem opgelucht uitzwaaiden, keerde hij met een kras op de ziel terug naar Frankrijk. Het doet me pijn dat zijn opvallende spel nu is voorbehouden aan een handjevol toeschouwers bij Troyes AC en Reims.
Met niemand kan ik erover praten. Vrienden kijken me eerst meewarig aan en barsten dan in lachen uit, alsof ik een goede grap heb verteld. Ik laat het maar zo en sleep mezelf krampachtig door het ritme van de dag. Opstaan, naar het werk, boodschappen doen, het eten klaar maken. Ook van het thuisfront krijg ik weinig steun. Gisterenavond, in de keuken, was ik druk in de weer. Bloemkool met mosterd moest het worden. ‘Moutarde de Dijon’ stond er op het potje. De mid-Franse stad waar hij nu voetbalt. Afgeleid door de vraag hoe het hem daar nu vergaat op de reservebank, maakte ik het bloemkoolpapje van pannenkoekenmeel in plaats van bloem. “Bèh, vies!”, vonden de kinderen. De blunder werd me hard aangerekend door mijn vriendin:
“Laat je het weer in het honderd lopen?”, zei ze vilein. Ze wachtte een paar seconden als een cabaretière die precies weet wanneer de clou erin mag.
“Een Grandelletje?”, schaterde ze er toen achteraan. De hele avond heb ik haar stilgezwegen. Dat zal haar leren. In ons huis besmeurt niemand straffeloos Franck Grandel, de Superman uit Guadeloupe, die onhandig door Nederlandse strafschopgebieden zweefde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten