zaterdag 11 september 2010

Oude glorie

Het was de avond van Nederland-Finland. Zoals vaker die week ging de deurbel toen onze jongens net aan het toetje zaten. Ze renden naar de voordeur, want aan de andere kant stonden waarschijnlijk de buurtjongens. Voor verstoppertje of springen op de trampoline. De deur ging open, drie vragende gezichten, eentje klemde een bal onder zijn arm.
“Gaan jullie mee voetballen op het veldje?”
Onze zonen begonnen te juichen alsof het partijtje al gewonnen was. Omdat ik het zelf een welkome afwisseling vond (een half uur daarvoor speelden we nog ‘kasteeltje’ met prinsessenjurken), stond ik drie minuten later ook op het veldje.
Drie tegen drie. Wij waren ‘Brazilië’ en we speelden met Kaka, Kuijt en Robben. We moesten het opnemen tegen Nederland. Een zware loting, doordat ze met Van Persie, Ronaldo en Jeroen Schilders aantraden.
Via je kinderen herbeleef je je eigen jeugd. Ergens in de buurt van de puberteit verstomt de kreet ‘drie corners pienantie’ en gaat de energie naar meisjes en de strijd tegen jeugdpuistjes. Maar de echo van jongensgeluk meldt zich weer met volle kracht als je met je eigen zonen staat te voetballen. Ik stortte me met totale overgave op de wedstrijd met de jeugdige kids.
De regels van het spel waren in de tussenliggende jaren wel veranderd, overigens. The leader of the pack, een 7-jarig talentje, strooide kwistig met ‘geel’ voor een licht duwtje of het afpakken van de bal. Een glijpartij van een tegenstander kon zomaar een penalty opleveren, die dan ook nog op de eigen doelman geschoten mocht worden en ingooien mocht zomaar vanaf de middenstip.
Het was even wennen, even kijken hoe hier de vork in de steel zat. Toen ik door had dat eigen doelpunten ook gerust bij het totaal van jouw team geteld mochten worden, was ik geheel op de hoogte en ontspon zich een adembenemende strijd.
Maar toch ook confronterend. Gewend als je was aan de tomeloze energie die je vroeger in de partijtjes kon leveren, schrok ik van de snelheid waarmee de okselvlekken zich op mijn T-shirt meldden. Ook de hoop dat ik, na een balverovering, dóór zou kunnen stomen naar het andere doel, bleek ijdel. In een oogwenk werd ik telkens ingehaald door een dekselse bengel die me als een hinderlijke mug weer voor de voeten liep.
Nee, het werd een verbeten strijd, daar op het veldje, tussen Nederland en de Brazilianen. Wij, de warmbloedige Zuid-Amerikanen, leken de zege te gaan pakken, maar om onverklaarbare redenen maakte Kuijt (onze oudste!) ineens drie koprollen in het gras, zodat Ronaldo voor Nederland de gelijkmaker kon binnenlopen.
Penalty’s moesten de beslissing brengen in deze slijtageslag. Toen Van Persie op de paal schoot, juichte ik voor de overwinning, maar ik werd ingehaald door een nieuwe regel: ‘op-de-paal-mag-opnieuw’, dat ik dat niet snapte!
Zo ging de zege toch nog naar het zielsgelukkige Nederland en droop ik bezweet af naar huis met onze jongens in de wetenschap dat deze interland de volgende dag zijn tol zou gaan eisen. Stramme enkels, knieën en spierpijn, maar voor het geboden geluk mochten offers gebracht worden.
Dat ik niet alleen sta in die zelfkastijding, zag ik toen ik op de bank plofte die avond voor de wedstrijd van het echte Nederland tegen Finland. Hoewel Oranje furieus begon en met toegeknepen billen de partij wist te winnen, bleef ik hangen bij het mooiste beeld van de avond. Nog voor de wedstrijd begon, ving de camera Jari Litmanen in de catacomben van de Kuip. Met die schitterende herkenbare loop, licht gebogen alsof er een zak aardappelen op zijn schouders ligt en de karakteristieke stand van de benen liep hij door de gang naar de trap voor het veld. ‘Suomi’ stond er achterop zijn felblauwe Finland-trainingspak.
Prachtig beeld.
Litmanen, zó vaak geblesseerd, maar altijd overwon hij het lichamelijke ongemak. De stoïcijnse Fin, al jaren verwijderd van zijn gloriedagen bij Ajax en Barcelona, kan niet zonder het geluk van het spel. Die Litmanen, glimlachte als 39-jarige vriendelijk in de camera en ging rustig op weg naar weer een wedstrijd, nu tegen Nederland. Geen zorgen voor de pijn van morgen. Thuis op de bank, terwijl bij mij de eerste strammigheid opkwam van een te enthousiast partijtje met buurtkinderen, begreep ik precies waarom Litmanen vér na zijn fysieke top weer de gang naar het speelveld maakte. De liefde voor het spel is ook bij hem een heilig vuur dat zich erg moeizaam laat doven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten