zaterdag 18 september 2010

Droomstart

Al dagen op zoek naar het telefoonnummer van Dick van Toorn, de wonderdokter die deze zomer Arjen Robben in een ommezien klaarstoomde voor het WK in Zuid-Afrika. Het zweet staat nu al op mijn voorhoofd bij de gedachten aan die Rotterdamse martelkamer, maar mijn nood is hoog. Al die zelf ontworpen werktuigen met leren riemen en zware gewichten, ik heb ze op dit moment keihard nodig om op een ongekende manier mijn grenzen te verleggen. Met liefde zou ik me overgeven aan die oude man, die beul die rustig aan zijn potloodpunt likt en een sudoku oplost, terwijl ik in zijn folterkelder de diepste spelonken van de fysieke mogelijkheden verken.
Het begon met de eerste thuiswedstrijd van het vijfde tegen DBS 3.
Een gestaag neervallende regen bedierf de voorpret van de start van de competitie. Mooiweervoetballer als ik ben, arriveerde ik met een licht ontstemd gevoel op het sportpark. Gelukkig werd mijn humeur in het kleedlokaal een beetje rechtgetrokken door mijn teamgenoten, Harold voorop. Zijn voetbaltas was wonder boven wonder gevonden achter de bouwmaterialen in de garage, maar de basisopstelling zou hij opnieuw niet gaan halen. Paars gips om zijn rechterhand.
“Tja, gisteren op een rodeostier gezeten en ik wilde per se winnen. Dat is ook gelukt, maar toen ik eraf zwiepte stond mijn vinger in een vreemde hoek. Vier weken gips!”
De vijver met zijn wonderlijke avonturen is nog lang niet opgedroogd. Al in ’98 liet hij bodywarmers drukken met de opdruk ‘Bladella kampioen’ en als Harold maar een deel van de vasthoudendheid waarmee hij zich vastklampte aan de mechanische stier bij ons op het veld had laten zien, waren die jasjes al lang gebruikt geweest.
We kleedden ons rustig om en stelden de gang naar de vochtige warming up zo lang mogelijk uit. Het was de achteloze opmerking van Robbie die ons alsnog naar buiten dreef.
“Het ruikt hier naar kibbeling,” zei ie. Codetaal om de geurterreur van Marc aan te kondigen. Alarmfase drie. Alle teamgenoten verkozen de natte miezer van het intrapveld boven de bruine walmen die onze voorstopper in de kleedkamer verspreidde.
Tijdens de opwarming ging het opeens mis. Ineens schoot er een stekende pijn in mijn linkerkuit. Ai. Ik had het snel door: de competitiestart ging ik niet halen.
Fris gewassen zag ik aan de zijlijn de meest opmerkelijke seizoensopening van het vijfde in de laatste vijftien jaar. Daar waar we normaal altijd beginnen als logge dieselmotoren met kinkhoest en pas na de winterstop een beetje op stoom komen en de opgedane achterstand goedmaken, zag ik mijn team ineens als een Zwitsers uurwerk over het veld razen. Alle radertjes grepen naadloos in elkaar, de bal deed het werk. Prachtig aanvallen golfden op het doel van DBS 3. We legden ze achteloos op de pijnbank en stuurden ze met 4-0 huiswaarts. Daarmee kwamen ze nog genadig weg.
Als zelfs Arjan vanaf eigen helft, achtervolgt door twee hijgende bloedhonden, oprukt naar het vijandelijke doel en glansrijk weet te scoren, is de euforie die later in de kleedkamer hing volledig te begrijpen. De vraag ‘waar de bodywarmers ook al weer staan’, is al gesteld. Alle energie, alle inzet die we de laatste vijftien seizoenen in ons elftal staken, lijkt zich te gaan bundelen: een gouden jaargang breekt aan.
Kijk, dáár moet ik bij zijn.
Inmiddels heb ik contact gehad met de praktijk van Dick van Toorn. Een telefoniste vroeg naar mijn transferwaarde. Toen zij hoorde dat het hier om de opkomende glorie van Bladella 5 ging, gooide ze meteen de haak erop.
“We beginnen niet aan spelers onder de tien miljoen of minder dan dertig interlands,” zei ze nog.
Mijn kuit schreeuwt intussen nog steeds om behandeling. In mijn wanhoop overweeg ik een intensieve behandeling met placenta. Schijnt verrassende resultaten op te leveren. Kent iemand een pas bevallen vrouw? Biedt de afvalcontainer bij de dichtstbijzijnde kraamafdeling uitkomst? De klok naar de volgende wedstrijd tikt onverbiddelijk door.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten