De transferperiode van Hakim Ziyech lijkt precies op dat liedje van Phil Collins. Hij doet even alsof er allemaal niets aan de hand is, die gekke Phil, met zijn refreintjes en tierelantijntjes, maar je weet het: ergens zullen de drums zwaar binnenvallen.
Hakim Ziyech voelt dat perfect aan. Zijn start bij Ajax was moeizaam. Maar na veelvuldig balverlies en rare maniertjes begon Ziyech met passjes te strooien. Machtige ballen vertrokken van zijn voet met een precisie waar zelfs de maker van een Zwitsers uurwerk een wenkbrauw van zou optrekken.
Het spel met de zaakwaarnemers is dan een logisch gevolg. Het gelonk naar mogelijke clubs, het geflirt. De korte interviewtjes waar woorden als ‘ambitie’, ‘uitdaging’ en ‘het goede gevoel’ opduiken als verdachten in een aflevering van Baantjer. Bij Hakim Ziyech klinkt zo’n vraaggesprek anders:
“Mijn nieuwe club moet passen als een mocassin. Sevilla? Lijkt me niet, daar zit Wöber. Ik wil verder kijken dan het hoofd van Luuk de Jong. Ik wacht wel af. Ajax is ook goed. Lekker geinen met Nous.”
Ziyech kwam drie jaar geleden naar Ajax toen de competitie al was begonnen. Opgejaagd door paniek en het naderen van de transferdeadline maakten ze in Amsterdam alsnog de miljoenen over aan FC Twente. Over een maand zal Bayern München (of een andere topclub in problemen) op dezelfde wijze bij Ziyech aankloppen. Hakim met zijn gouden voetjes moet de problemen oplossen.
Ziyech in een transferperiode, het is prachtig om te volgen. Rustig wacht ie af in een hangmat, een bijzettafeltje voor een cocktail in vier kleuren. Op zijn neus een bril van Elton John. Ziyech kijkt naar zijn moeder, ze knoopt een tapijt van geschoren kamelenhaar. Via twee halve kokosnoten op zijn hoofd luistert hij naar muziek. Iets van Phil Collins. Dan weet hij namelijk precies wanneer de drums een einde maken aan het geneuzel.
zaterdag 20 juli 2019
dinsdag 16 juli 2019
Uiteengespat
Aan de zijlijn bij een voetbalveldje op een willekeurige camping in Europa: in de zomermaanden zijn het mooiste plekken om te vertoeven. Elke avond, als de lucht langzaam roodoranje kleurt, melden zich daar talloze jongens van allerlei pluimage. Voetbalshirtje, afgetrapte schoenen, bal onder de arm. In een paar tellen worden twee groepen gemaakt, een bal ertussen en gáán. Prachtig om te zien, die bubbel van voetbaldromen. Dubbele scharen, scherp aangesneden één-tweetjes, goals die gevierd worden met een kus op de pols en een wijsvinger naar boven; ik kan er uren naar kijken. Af en toe verlaat er ineens een speler het veld voor een duik in het zwembad of staan er plots twee nieuwelingen aan de zijlijn die klaar zijn bij de tafeltennistafel. Het maakt niets uit, het spel gaat gewoon door. De jongens met de beste passeerbewegingen zijn de baas. Zij bepalen de teams of aaien een speler over de bol die na een mislukte actie een geschaafde knie oploopt. Die hiërarchie ontstaat vanzelf, het zijn de wetten van de straat en het schoolplein. Volwassenen hebben in dat proces helemaal niets te zoeken. Zo gaat het elke zomeravond op een camping, ergens in Europa. Ook bij ons, in de Belgische Ardennen.
Tot vanavond.
Aan de zijlijn staat ineens een man van middelbare leeftijd in Feyenoord-shirt. De nieuwe sponsor op de borst en de sokken opgetrokken tot net onder de knie. Even denk ik aan een flauwe grap, maar de blik in zijn ogen laat aan duidelijkheid niets te wensen over: hij gaat hier meedoen.
Het heeft iets aandoenlijks, een man van veertig jaar in het shirt van zijn favoriete voetbalclub. Als kind mag je dromen van prachtige goals in een vol stadion, als je niet wordt opgepikt dient ergens nabij de volwassen leeftijd het besef in te dalen dat er een andere toekomst gloort: die van 08.00 tot 18.00 uur op de steigers van aannemersbedrijf Van Vleuten, ook voor dakrenovatie.
De Feyenoorder wacht het signaal van de leiders op het veldje (“Wil je meedoen? Je staat bij hen.”) niet af en stelt zichzelf meteen op. Na een paar minuten meepuffen (stukadoor? schilder? metselaar?) vindt hij het genoeg, hij legt het spel stil en roept alle spelers bij elkaar voor een herindeling. Alle jongens schieten in een natuurlijke reflex, naar een volwassene luister je. De man dirigeert de knul in Heerenveen-shirt naar het ene doel, de jongen in een vaal Anderlecht-tenue naar het andere. Zo gaat het even door, waarna het partijtje wordt hervat. Als een jongen de opdracht krijgt om de gevaarlijke spits van de tegenstander te volgen (“dekken!”) zie je de eerste barst: een paar seconden later schuifelt ie naar de schommel in de speeltuin naast het veld. Spoedig druipen er meer af. Dan maar de mini-disco. Als de man met twee F-jes overblijft, zodat een partijtje er niet echt meer inzit, blaast ook hij de aftocht. Nog één keer trekt ie zijn sokken op tot net onder zijn knieën en wandelt dan gebogen terug naar zijn Kip-caravan. Hij heeft geen idee waar het is misgegaan. Op zijn rug lees ik zijn naam. Het staat er echt: Van Vleuten.
Tot vanavond.
Aan de zijlijn staat ineens een man van middelbare leeftijd in Feyenoord-shirt. De nieuwe sponsor op de borst en de sokken opgetrokken tot net onder de knie. Even denk ik aan een flauwe grap, maar de blik in zijn ogen laat aan duidelijkheid niets te wensen over: hij gaat hier meedoen.
Het heeft iets aandoenlijks, een man van veertig jaar in het shirt van zijn favoriete voetbalclub. Als kind mag je dromen van prachtige goals in een vol stadion, als je niet wordt opgepikt dient ergens nabij de volwassen leeftijd het besef in te dalen dat er een andere toekomst gloort: die van 08.00 tot 18.00 uur op de steigers van aannemersbedrijf Van Vleuten, ook voor dakrenovatie.
De Feyenoorder wacht het signaal van de leiders op het veldje (“Wil je meedoen? Je staat bij hen.”) niet af en stelt zichzelf meteen op. Na een paar minuten meepuffen (stukadoor? schilder? metselaar?) vindt hij het genoeg, hij legt het spel stil en roept alle spelers bij elkaar voor een herindeling. Alle jongens schieten in een natuurlijke reflex, naar een volwassene luister je. De man dirigeert de knul in Heerenveen-shirt naar het ene doel, de jongen in een vaal Anderlecht-tenue naar het andere. Zo gaat het even door, waarna het partijtje wordt hervat. Als een jongen de opdracht krijgt om de gevaarlijke spits van de tegenstander te volgen (“dekken!”) zie je de eerste barst: een paar seconden later schuifelt ie naar de schommel in de speeltuin naast het veld. Spoedig druipen er meer af. Dan maar de mini-disco. Als de man met twee F-jes overblijft, zodat een partijtje er niet echt meer inzit, blaast ook hij de aftocht. Nog één keer trekt ie zijn sokken op tot net onder zijn knieën en wandelt dan gebogen terug naar zijn Kip-caravan. Hij heeft geen idee waar het is misgegaan. Op zijn rug lees ik zijn naam. Het staat er echt: Van Vleuten.
zondag 7 juli 2019
Hoopvol
De vakantiestemming verdween snel toen we bij Antwerpen een verkeerde afslag namen. Drie foute afbuigingen later stonden we in hartje centrum. Mét caravan. De straten werden krappe steegjes. Op de stoep liepen mannen in wijde gewaden en talibanbaarden. Ik voelde me als een kat in een vreemd broeinest.
“Dat scheldwoord kende ik nog niet,” hoorde ik vanaf de achterbank.
Via de TomTom ontsnapten we aan de as van het kwaad, maar niet aan de fuik nabij Brussel. Uren stonden we op de ring van de Belgische hoofdstad in de file. Dat dáár de Tour de France ging vertrekken, niemand had het ons verteld.
Enigszins murw (denk aan Reinier Paping die in ‘63 de finish bereikt, Wim van Hanegem na een gesprek met Harry Mens, Femke Halsema na een huldiging van Ajax) trok ik tegen het einde van de dag de caravan op ons zomerplekje. De folder beloofde een idyllisch sprookje tussen de heuvels, de werkelijkheid was een helling, schuiner dan een mop van Max Tailleur, zónder tv-aansluiting, en dat met een WK-finale van onze vrouwen in aantocht.
Het buiten koken, máánden naar uitgekeken, bracht geen herstel. We ontsnapten aan een ramp toen, roerend door aubergine en taugé, de steekvlammen als giftongen uit ons gasstelletje staken. Als dode vogeltjes zaten we de dag uit.
Vanmorgen stak ik voorzichtig mijn hoofd uit de caravan. De ochtendzon zette de dennenbomen op de heuvels in een hoopvolle gloed. Ergens achter in mijn brein borrelde traag een spreekwoord omhoog. Iets met regen en zonneschijn. Ik stapte in de vrije natuur en rekte me uitgebreid uit. Toen wist ik het zeker: Mike Teunissen wint de Tour en vandaag worden we wereldkampioen.
“Dat scheldwoord kende ik nog niet,” hoorde ik vanaf de achterbank.
Via de TomTom ontsnapten we aan de as van het kwaad, maar niet aan de fuik nabij Brussel. Uren stonden we op de ring van de Belgische hoofdstad in de file. Dat dáár de Tour de France ging vertrekken, niemand had het ons verteld.
Enigszins murw (denk aan Reinier Paping die in ‘63 de finish bereikt, Wim van Hanegem na een gesprek met Harry Mens, Femke Halsema na een huldiging van Ajax) trok ik tegen het einde van de dag de caravan op ons zomerplekje. De folder beloofde een idyllisch sprookje tussen de heuvels, de werkelijkheid was een helling, schuiner dan een mop van Max Tailleur, zónder tv-aansluiting, en dat met een WK-finale van onze vrouwen in aantocht.
Het buiten koken, máánden naar uitgekeken, bracht geen herstel. We ontsnapten aan een ramp toen, roerend door aubergine en taugé, de steekvlammen als giftongen uit ons gasstelletje staken. Als dode vogeltjes zaten we de dag uit.
Vanmorgen stak ik voorzichtig mijn hoofd uit de caravan. De ochtendzon zette de dennenbomen op de heuvels in een hoopvolle gloed. Ergens achter in mijn brein borrelde traag een spreekwoord omhoog. Iets met regen en zonneschijn. Ik stapte in de vrije natuur en rekte me uitgebreid uit. Toen wist ik het zeker: Mike Teunissen wint de Tour en vandaag worden we wereldkampioen.
zondag 5 augustus 2018
Gast
De camping in de Ardennen? Ach ja, die was goed. In de buitenlucht pasta met bospaddestoelen koken en met je voeten in een beekje een mooi boek lezen. Het koele bergwater dat als vluchtig geluk aan je tenen kietelt. De vakantie bracht verder verre wandelingen, verbeten beachvolleyballwedstrijden en een bezoek aan het museum over het Ardennenoffensief in de hongerwinter; het eten van een Bastogne-kaakje bij de koffie zal nooit meer hetzelfde zijn.
Aan de andere kant, jezelf terugvinden bij de bingoavond naast de kantine, dat is geheel andere koek. Zeker toen de omroeper van dienst (“Zevenendertig!....Surtysèven!!”) alle bingoërs opriep om bij de hele tientallen een massaal ‘olé’ aan te heffen. Misschien was het de Ardennenwarmte, die gemengd met een Leffe blond, de scherpte bij me eruit had gehaald. Feit was dat ik bij de jacht op een volle kaart voorop ging in de strijd:”40? Olé, ja!”
Het ging zelfs verder. Nadat we onze klapstoelen versjouwden naar het campingtoneel voor de Mama Mia-musical, uitgevoerd door het animatieteam, vond ik mezelf later op de avond terug onder de luifel. Het begon nog voorzichtig, met het zachtjes neuriën van ‘Dancing queen’, maar toen niet veel later het ABBA-luik in mijn hoofd hardhandig werd opengetrokken en ik “Can you hear the drums, Fernando?” over de Belgische heuvels liet galmen, wist ik genoeg: het was tijd om weer naar huis te gaan.
Tja, en daar wacht naast de was en het wegwerken van twee weken ochtendkrant het nieuwe voetbalseizoen. De aanloop naar de competitie, niets mooiers dan dat. Oefenwedstrijden tegen regioteams, zomertransfers, interviews met de nieuwe trainer (“We gaan voor het linkerrijtje”); het spoelt in zachte golven aan op mijn strandje. En ineens doemt het op in de branding: Louis van Gaal als Zomergast.
Dat laat zich makkelijk uittekenen. Louis van Gaal in die VPRO-studio aan een tafeltje tegenover Janine Abbring, voorheen jakhals bij DWDD. Na de begintune schuift de presentatrice licht ongemakkelijk over haar stoel.
“Goedenavond, Louis. Je wilde graag beginnen met een fragment over....”
“Dank u, maar waarom zitten we hier op het dak van een caravan? Omdat ik van de camping hou? Is dat het? Jullie dachten: een voetbaltrainer, die houdt vast van kamperen. Gaan we ook nog barbecuen, of zo? Nou, ik kan je vertellen dat mijn voetjes omhoog gaan bij het zwembad van mijn vakantiehuis in Portugal. En die van Truus ook.”
En dan die blik van Abbring: hoe kom ik in godsnaam deze avond door?
Aan de andere kant, jezelf terugvinden bij de bingoavond naast de kantine, dat is geheel andere koek. Zeker toen de omroeper van dienst (“Zevenendertig!....Surtysèven!!”) alle bingoërs opriep om bij de hele tientallen een massaal ‘olé’ aan te heffen. Misschien was het de Ardennenwarmte, die gemengd met een Leffe blond, de scherpte bij me eruit had gehaald. Feit was dat ik bij de jacht op een volle kaart voorop ging in de strijd:”40? Olé, ja!”
Het ging zelfs verder. Nadat we onze klapstoelen versjouwden naar het campingtoneel voor de Mama Mia-musical, uitgevoerd door het animatieteam, vond ik mezelf later op de avond terug onder de luifel. Het begon nog voorzichtig, met het zachtjes neuriën van ‘Dancing queen’, maar toen niet veel later het ABBA-luik in mijn hoofd hardhandig werd opengetrokken en ik “Can you hear the drums, Fernando?” over de Belgische heuvels liet galmen, wist ik genoeg: het was tijd om weer naar huis te gaan.
Tja, en daar wacht naast de was en het wegwerken van twee weken ochtendkrant het nieuwe voetbalseizoen. De aanloop naar de competitie, niets mooiers dan dat. Oefenwedstrijden tegen regioteams, zomertransfers, interviews met de nieuwe trainer (“We gaan voor het linkerrijtje”); het spoelt in zachte golven aan op mijn strandje. En ineens doemt het op in de branding: Louis van Gaal als Zomergast.
Dat laat zich makkelijk uittekenen. Louis van Gaal in die VPRO-studio aan een tafeltje tegenover Janine Abbring, voorheen jakhals bij DWDD. Na de begintune schuift de presentatrice licht ongemakkelijk over haar stoel.
“Goedenavond, Louis. Je wilde graag beginnen met een fragment over....”
“Dank u, maar waarom zitten we hier op het dak van een caravan? Omdat ik van de camping hou? Is dat het? Jullie dachten: een voetbaltrainer, die houdt vast van kamperen. Gaan we ook nog barbecuen, of zo? Nou, ik kan je vertellen dat mijn voetjes omhoog gaan bij het zwembad van mijn vakantiehuis in Portugal. En die van Truus ook.”
En dan die blik van Abbring: hoe kom ik in godsnaam deze avond door?
zondag 15 juli 2018
Vive la Vida
De analisten die het WK 2018 typeren als magertjes, omdat te veel landen defensief speelden en de spelhervatting heilig werd verklaard: ze kunnen me wat. Dit WK was een feest. Een speelfilm van een maand met nieuwe topsterren, slechte B-acteurs, geknakte reputaties en maatschappelijk engagement.
Laat ik het maar meteen gezegd hebben: hét moment van dit WK was de sprint van Kylian Mbappé in de wedstrijd tegen Argentinië. Die run van 60 meter duurde maar een paar seconden, maar er gebeurde zo veel. Het einde van de carrière van Macherano, die als een suf woestijnkonijn de gazelle zag vertrekken en het gezicht van Rojo, die zelfs bij United in de Premier League nog nooit een aanvaller in deze snelheid op zich af zag komen en in blinde paniek zichzelf er maar voor gooide. De hele wereld zag het: de geboorte van een wereldster.
Kylian Mbappé is het cadeautje van dit toernooi, samen met zijn coach, Didier Deschamps met zijn afgesleten tandjes. Ik was daar graag bij geweest, bij de tactische bespreking van de Fransen voor de WK-finale. Voor een bord met magneetjes staat Deschamps met een gezicht als een verroeste kolenkit uit te leggen hoe ze Modric moeten afstoppen. “Zijn er nog vragen, mes amis?” En dat Pogba dan zijn vinger opsteekt:
“Mijn buurman is tandarts, monsieur. Wilt u zijn nummer?”
Het WK voetbal, een mannenbolwerk toch, was ook het toernooi van de vrouw. Op de tribunes werden werkelijk alle vrouwen met dansende rondingen in T-shirts in beeld gebracht (de #MeToo-ontwikkeling is compleet gemist door de beeldregie), maar in de studio is komst van de vrouw niet meer af te stoppen. De BBC lanceerde een vrouwelijke commentator, bij de BRT flankeerde Imke Courtois fris het gemompel van Jan Mulder en bij Henry Schut blies Jacky Groenen de analyses van Rafaël van der Vaart volledig weg (onderuitgezakt naast Hugo Borst, maakte Raffie opmerkingen die niet verder kwamen dan “een vlek in het tapijt kun je het best verwijderen met een schoonmaakmiddel.”). En natuurlijk de vrouwelijke president van Kroatië. Het succes van de Kroaten gaf haar politieke carrière een internationale boost, maar door een plotse hoosbui na de finale drukte ze naast Poetin als Miss Wet T-shirt keeper Subasic troostend tegen haar presidentiële boezem.
Dit WK is ook het verhaal van Neymar (miljoenen kinderen peuteren momenteel zijn naam van het voetbalshirt), dat van scheidsrechter Pitana (wat gaat er door zo’n hoofd, dat elke morgen als een pizza Calzone lijkt opgewarmd in een houtsteenoven, als de wereld over je meekijkt bij een VAR-moment?), de opgeruimde kleedkamer van Japan (normaal toch?), het doelpunt van Jörgensen en Eriksen, de lach van Ronaldinho trommelend op een djembée, de lange armen van Courtois, het gilletje van Southgate, de naam van de coach van Brazilië die je uitspreekt als ‘tietjes’ en het definitieve verlies van Van Basten (voor eeuwig dolend in het schemergebied tussen spelregelverbetering en corrupte bobo’s).
Maar terugdenkend aan het WK in Rusland is daar altijd op een vreemde manier ook het hoofd van Domogaj Vida. Met zijn staartje. Het lijf van de Kroatische verdediger, waarin onmetelijke kracht is verbonden met onmetelijke afstotendheid, lijkt op een kruising van Jerommeke met tante Sidonia. En hij kwam nog verrassend ver, met zijn capriolen. Misschien is daarmee het WK nog wel het beste samen te vatten als een titel uit een stripboekreeks: ‘Suske en Wiske en de valkuilen van de vrolijke Vida’.
Laat ik het maar meteen gezegd hebben: hét moment van dit WK was de sprint van Kylian Mbappé in de wedstrijd tegen Argentinië. Die run van 60 meter duurde maar een paar seconden, maar er gebeurde zo veel. Het einde van de carrière van Macherano, die als een suf woestijnkonijn de gazelle zag vertrekken en het gezicht van Rojo, die zelfs bij United in de Premier League nog nooit een aanvaller in deze snelheid op zich af zag komen en in blinde paniek zichzelf er maar voor gooide. De hele wereld zag het: de geboorte van een wereldster.
Kylian Mbappé is het cadeautje van dit toernooi, samen met zijn coach, Didier Deschamps met zijn afgesleten tandjes. Ik was daar graag bij geweest, bij de tactische bespreking van de Fransen voor de WK-finale. Voor een bord met magneetjes staat Deschamps met een gezicht als een verroeste kolenkit uit te leggen hoe ze Modric moeten afstoppen. “Zijn er nog vragen, mes amis?” En dat Pogba dan zijn vinger opsteekt:
“Mijn buurman is tandarts, monsieur. Wilt u zijn nummer?”
Het WK voetbal, een mannenbolwerk toch, was ook het toernooi van de vrouw. Op de tribunes werden werkelijk alle vrouwen met dansende rondingen in T-shirts in beeld gebracht (de #MeToo-ontwikkeling is compleet gemist door de beeldregie), maar in de studio is komst van de vrouw niet meer af te stoppen. De BBC lanceerde een vrouwelijke commentator, bij de BRT flankeerde Imke Courtois fris het gemompel van Jan Mulder en bij Henry Schut blies Jacky Groenen de analyses van Rafaël van der Vaart volledig weg (onderuitgezakt naast Hugo Borst, maakte Raffie opmerkingen die niet verder kwamen dan “een vlek in het tapijt kun je het best verwijderen met een schoonmaakmiddel.”). En natuurlijk de vrouwelijke president van Kroatië. Het succes van de Kroaten gaf haar politieke carrière een internationale boost, maar door een plotse hoosbui na de finale drukte ze naast Poetin als Miss Wet T-shirt keeper Subasic troostend tegen haar presidentiële boezem.
Dit WK is ook het verhaal van Neymar (miljoenen kinderen peuteren momenteel zijn naam van het voetbalshirt), dat van scheidsrechter Pitana (wat gaat er door zo’n hoofd, dat elke morgen als een pizza Calzone lijkt opgewarmd in een houtsteenoven, als de wereld over je meekijkt bij een VAR-moment?), de opgeruimde kleedkamer van Japan (normaal toch?), het doelpunt van Jörgensen en Eriksen, de lach van Ronaldinho trommelend op een djembée, de lange armen van Courtois, het gilletje van Southgate, de naam van de coach van Brazilië die je uitspreekt als ‘tietjes’ en het definitieve verlies van Van Basten (voor eeuwig dolend in het schemergebied tussen spelregelverbetering en corrupte bobo’s).
Maar terugdenkend aan het WK in Rusland is daar altijd op een vreemde manier ook het hoofd van Domogaj Vida. Met zijn staartje. Het lijf van de Kroatische verdediger, waarin onmetelijke kracht is verbonden met onmetelijke afstotendheid, lijkt op een kruising van Jerommeke met tante Sidonia. En hij kwam nog verrassend ver, met zijn capriolen. Misschien is daarmee het WK nog wel het beste samen te vatten als een titel uit een stripboekreeks: ‘Suske en Wiske en de valkuilen van de vrolijke Vida’.
Abonneren op:
Posts (Atom)