dinsdag 10 juli 2012

Natte krant

Het zwembad is vol, overvol. Honderden ligbedjes staan opgesteld rondom de peuterbadjes, de glijbanen en het 25 meterbad. Met de jongens heb ik een bedje aan het einde van de glijbanen kunnen veroveren. Steeds opnieuw plonzen ze in het koude water, checken of ik het wel gezien heb en klimmen dan weer naar boven.
Naast me ligt een nogal corpulente man. De rand van zijn hoogopgetrokken zwembroek verdwijnt tussen één van de vele huidplooien, zijn lichaam torst duidelijk de erfenis van een bourgondisch verleden met zich mee. Werkelijk het hele bedje houdt hij bezet. Hij heeft het niet zo naar zijn zin, mijn buurman. De zon is te heet, zijn parasol te klein, de kinderen te luidruchtig. Zijn vrouw, een bedje verder, kreeg ook al een snauw. Mokkend ontvouwt hij een krant boven zijn bolle buik, de Telegraaf, de krant van wakker Nederland. 
Geduldig zie ik dat mijn buurman doorbladert naar Telesport. Vanuit mijn ooghoeken lees ik mee, misschien staat er nog wat onzin over Van Gaal of krijg ik wat transfernieuwtjes mee. 'Andreas Isaksson naar Kasimpasa' lees ik. De keeper is uit zijn lijden verlost, bij PSV kon hij nooit overtuigen.
"Mooi, die natte krant zout op naar Turkije," bromt de bolle naast me.
Enkele waterspetters op mijn benen leiden me af van het sportnieuws. Oudste duikt met pretoogjes op boven water.
"Mooie plons, hè papa, ga je mee naar boven?"
Dat lijkt me wel een goed idee. Samen met oudste meld ik me tussen het kindergrut boven aan het trapje. Beneden zie ik hem zitten, de zeur. Mopperend over vallende Nederlanders in de Tour of de verhoogde benzineprijs. Keurig wacht ik mijn beurt af, maar eenmaal vooraan geef ik mezelf aan de stang een goede zwiep mee. In de bochten maak  ik nog wat extra snelheid en wacht op het moment van de landing. Met open hol geef ik alles als ik de waterspiegel bereik. Ik geloof dat alles eruit klotst. Als ik het water uit mijn ogen wrijf, overzie ik de ravage: vakantiegangers redden haastig hun spullen, de badmeester wringt zijn shirt uit en twee parasols zijn omgespoeld. Tussen al het oproer zit meneer De Bolle als een verstild beeld: het water druipt van zijn ronde kop en in zijn handen houdt hij iets dat ooit een krant was. Zijn ogen prikken dwingend op mij, maar in de waterbak gaan mijn schouders omhoog en mijn armen met opengevouwen handen opzij.
"Ik weet van niets," zeg ik als een Italiaanse voorstopper.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten