donderdag 10 februari 2011

Het vuur van ADO

“Maak jij de open haard even aan?”
In haar tussenwoning nestelt Mia Hoogeveen zich op haar driezitsbank. De televisie braakt de begintune van ‘De Wereld Draait Door’. Het is maandagavond, de eerste aflevering van de week.
“Mmm, ja zo,” mompelt iemand vanuit de keuken. Het is haar man Sjaak. Hij zit aan de keukentafel gebogen over een boek. Een kwartier geleden stond zijn vader ermee op de stoep.
“Kijk Sjaak, dit vond ik in een doos. Jouw boek! Misschien heb je er wat aan, er staan nog foto’s van ADO in,” zei zijn ouweheer erbij.
Geboeid kijkt Sjaak naar het verzamelalbum dat voor hem ligt. ‘Eredivisie 1971’ staat er op de kaft.
“Tsjesus, ” mompelt hij.

Sjaak Hoogeveen bezocht nog steeds trouw alle thuiswedstrijden van ADO Den Haag. Dat deed hij al toen de club nog gewoon ADO heette. Hij maakte de fusie met Holland Sport nog mee, aanvankelijk vond hij de koppeling niets, maar snel kwamen de gloriedagen met Mansveld, Kila en Van Leeuwen en de wedstrijd in de Europacup tegen West Ham United. Sjaak stond al die jaren met zijn groengele das achter het doel. De eerste seizoenen na de degradatie uit de eredivisie waren niet leuk. De relletjes, veroorzaakt door de straatschoffies die hij in het vak had zien opgroeien, had zijn liefde voor ADO jarenlang op de proef gesteld. “Maar het is net als met je vrouw,” zo hield hij in die tijd zijn vrienden voor, “je loopt niet weg als je een keer in een dippie zit.”
Des te mooier was daarom de huidige situatie. ADO Den Haag bivakkeerde keurig in het linkerrijtje van de eredivisie en onder leiding van trainer Van den Brom voetbalden ze nu heerlijk fris en aanvallend. Lex Immers was zijn favoriete speler. Niet zo’n huurling uit een ver land, maar een jongen uit de eigen kweek die elke week voorop ging in de strijd en een ooievaar op zijn rug had laten branden. En dit weekend had zelfs koploper PSV klop gekregen. In Eindhoven nog wel door een laat doelpunt van Wesley Verhoek, ook al een jongen uit de ADO-jeugd.

“Denk je nog aan de haard?”, de vraag uit de huiskamer blijft onbeantwoord.
Met zijn vingertoppen voelt Sjaak aan de kaft. Het is alsof een onbekend werk van Rembrandt van Rijn voor hem ligt. Of nooit gevonden bladmuziek van Beethoven. Het onverwachte cadeautje van zijn vader laat Sjaak trillen van opwinding en trekt een luik open naar een verre kamer in zijn geheugen.
Voorzichtig, want de omslag houdt nauwelijks de inhoud bij elkaar en vele bladzijden zijn ingescheurd, slaat hij de kaft om. Meteen kijkt hij de ADO-spelers van 1971 in de ogen. Minutenlang staart hij naar de jonge hoofden van Piet de Zoete, Ton Thie, Theo van den Burch, Simon van Vliet en Joop Korevaar. Sjaak brengt zijn gezicht naar de vergeelde pagina’s. Hij ruikt zijn jeugd. Het brengt hem terug naar lang vervlogen zondagen. Urenlang voetballen op straat. De deuk in de Opel Kadett van zijn vader na een afzwaaier, hij was twee dagen woedend. Het ruilen van de spelersplaatjes met zijn vrienden, hij had Harald Berg vele malen dubbel. En op zondagmiddag altijd, áltijd de wandeling naar het Zuiderpark. De spanning of je zonder kaartje toch het stadion in kon komen. De euforie als het gelukt was en je Lex Schoenmaker de winnende goal had zien scoren. Wild deed je thuis in de huiskamer na hoe hij de voorzet binnen kopte, nog vóór de vertrouwde stem van Frits van Turenhout op de radio jouw avontuur bevestigde:
“ADO – Telstar, één - nul”.

“Nou, dan doe ik het zelf wel,” moppert Mia. Ze staat op en loopt naar de krantenbak.
Aan de keukentafel schuift Sjaak zijn stoel nog eens aan. Hij staat op het punt door te bladeren naar AZ ‘67, als zijn aandacht wordt getrokken door een erg herkenbaar deuntje vanuit de huiskamer. Het is acht uur, het moment waarop ‘DWDD’ de reeks met grappige en opmerkelijke filmpjes voorbij laat trekken. Sjaak hoort de stem van Wesley Verhoek en loopt haastig naar het televisietoestel. Het perspraatje met de aanvaller na zijn winnende goal tegen PSV is te zien. De roes van Verhoek verdrijft alle lessen van de mediatraining. Met een brede glimlach bekijkt Sjaak opnieuw het interview. Of Verhoek weet wie de laatste ADO-speler was die in Eindhoven de winnende goal maakte?
“Wytse Couperus, in 1971,” verklapt de interviewer. De buitenspeler van ADO blijft breeduit lachen, maar hij heeft geen idee.
Wytse Couperus? 1971? Het is het sein voor Sjaak om zijn nostalgische reis voort te zetten, maar in de keuken slaat de schrik hem om het hart: de tafel is leeg.
“Waar is dat boek met voetbalplaatjes?”, vraagt Sjaak aan zijn vrouw. Ze ploft net terug op de comfortabele driezitsbank.
“Boek met plaatjes?”
“Ja, het lag net op de keukentafel.”
“Je bedoelt die stapel losse bladen, dat oud papier?”, Mia voelt zich ineens een stuk minder comfortabel op de driezitter.
“Ja, die schitterende verzamelband met oude sterren, die bedoel ik, ja.” De opwinding neemt toe bij Sjaak.
“Eh, ja, eh, … daar heb ik net het vuur mee aangemaakt. De kranten waren op.”
In drie stappen staat Sjaak bij de open haard. Woeste vlammen zuigen zuurstof uit het schoorsteenluik dat geheel open staat. Het voetbalalbum uit 1971, zijn parel uit een ver verleden, is verschrompeld tot zwartgeblakerde snippers. Sjaak ziet nog net het kale hoofd van Theo van den Burch opgevreten worden door de verzengende hitte.
“Theo,” fluistert hij, nauwelijks hoorbaar.

Als Matthijs van Nieuwkerk zijn programma afsluit is de huiskamer behaaglijk warm, maar tussen Sjaak en Mia heerst een ijzige stilte, kouder dan een noorderwind in februari.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten