zaterdag 28 augustus 2010

Given to fly

Als bijen op zoek naar honing verdrongen persfotografen zich voor de reservebank van Manchester City. Een wilde dans om de beste foto te schieten van de beroemde doelman die daar, als tweede keus, in de dug-out zat. Shay Given, de keeper die een leven lang het doel verdedigde van het Ierse elftal. Na twaalf seizoenen bij Newcastle United wist de nieuwe clubleiding hem naar City te lokken. Given had zijn werk vorig seizoen naar behoren gedaan, maar nu, op het moment dat het nieuwe seizoen van start ging, had coach Roberto Mancini gekozen voor Joe Hart, een jong aanstormend talent. Alle fotografen aasden op een plaatje met woede, verdriet, teleurstelling. Emoties die de lezers willen zien, het verkoopt meer kranten.
Shay Given zat met zijn gedachten meer bij zijn vader. Given wist zeker dat hij thuis voor de televisie zat, in Lifford. Sean ‘Gopher’ Given sloeg geen wedstrijd over. In de tijd dat Shay bij Newcastle speelde, was hij vaak in het stadion te vinden geweest, maar na de zware darmoperatie, twee jaar geleden, waren die reisjes te zwaar geworden en koos hij ervoor om zijn zoon thuis vanaf de bank te volgen. Hij was er altijd geweest voor zijn zoon. Shay had talent, dat wist hij. Maar in de beginjaren, als jeugdspeler bij Celtic en Swindon Town moest de mentaliteit van Shay nog gekneed worden. Dan gaf Sean hem op zijn donder. “Gooi je talent niet weg, jongen, nu moet je juist doorzetten, altijd volhouden!”, riep hij dan. Sean was enorm trots toen zijn zoon Shay uiteindelijk bij de Magpies doorbrak. Er was veel doorzettingsvermogen voor nodig, maar toch wist hij zijn concurrenten, Pavel Srnicek en Shaka Hislop, van zich af te schudden.
“Mijn zoon vloog vandaag voor Ierland!”, vertelde Sean altijd als Shay voor de nationale ploeg had gespeeld en met mooie saves de zege van Ierland veilig had gesteld. Apetrots was ie, op de prachtige carrière van zijn zoon. Wat had hij Ierland graag zien spelen op het WK in Zuid-Afrika, maar de handsbal van Thierry Henry voorkwam dat. Sean was er niet zeker van dat Shay nog een nieuwe kans zou krijgen. Keepers kunnen lang mee, maar iedereen heeft een houdbaarheidsdatum.
Over de muur van klikkende camera’s zag Shay Given dat City het moeilijk had tegen de Spurs. Enkele keren sneden ze door de verdediging, maar Hart wist met een paar puike reflexen zijn ploeg in de wedstrijd te houden.
Joe Hart was deze zomer met het Engelse nationale team wel naar Zuid-Afrika geweest. Hij vertelde Given dat het een erg leerzame tijd was geweest, maar het zat hem erg dwars dat bondscoach Capello voor David James koos, na de fout van Robert Green tegen de Verenigde Staten. Het opbrengen van geduld begon Joe Hart zwaar te vallen. Vorig seizoen was Hart uitgeleend aan Birmingham City, hij had het daar goed gedaan en er zelfs zijn uitverkiezing voor de Engelse selectie aan te danken.
“Wat moet ik nu nog meer doen om eindelijk nummer één te worden?”, had hij enkele weken geleden aan Shay gevraagd. Given, die zichzelf wel herkende in die jeugdige ongedurigheid, had hem de wijze woorden van zijn vader doorgegeven: “Altijd volhouden, jongen. Zolang je nog kunt ademen, moet je vechten!”
Met genoegen had Given gezien dat zijn jonge collega met nog meer arbeid de trainingen tot ware veldslagen maakte. De keeperstrainingen leken wel een wedstrijd tussen de oude wijze nestor en de jonge, druistige leerling. Given had er zijn handen vol aan, maar hij had niet gedacht dat coach Mancini nu al voor Hart zou kiezen.
De laatste minuten tegen Tottenham waren zwaar voor Given. Op het bord stond nog steeds 0-0 en dat kwam vooral door Joe Hart. De meegereisde fans waardeerden de prestatie van hun jonge doelman en scandeerden zijn naam. Na het laatste fluitsignaal, net voordat de reserves opstonden, gaf Bellamy Given een bemoedigende klop op de knie. Het was goed bedoeld, maar het gebaar vertelde precies in welke fase de loopbaan van Given gekomen was.
“Een zoogdier, zeven letters, met achteraan een n”, de vrouw van Given doorbrak de stilte die avond in de huiskamer. Ze zat aan de eettafel, gebogen over een kruiswoordraadsel, terwijl haar man in de kussens van de driezitsbank leunde, de handen achter het hoofd gevouwen. Ze voelde de twijfels die nu door het hoofd van haar man spookten, maar ze wist ook dat ze hem nu met rust moest laten. Hij begon er zelf wel een keer over. Ze keek op van haar puzzel toen ze de tune van het voetbalprogramma hoorde. Ze wist dat dit hem pijn ging doen, de beelden van de grote Given op de reservebank en de reddingen van de jonge vervanger. Ze besefte ook dat het geen zin had om Shay te overtuigen om de televisie uit te zetten. Nooit weglopen voor de feiten, zou hij dan zeggen.
“Excellent goalkeeping”, ”Great save!” Given hoorde de superlatieven gelaten aan. Hij had het enthousiasme voor de reflexen van Hart verwacht. Hij schoof pas naar het puntje van de bank, toen Joe Hart na de wedstrijd voor het interviewbord stond. Het begon als een nietszeggend dialoogje met de verslaggever, maar de ademhaling van Shay Given stokte toen zijn jonge collega de vraag kreeg hoe hij de wisseling van de wacht in het doel van Manchester City voor elkaar had gekregen. Joe Hart zat nog midden in de roes van een goede wedstrijd en was veel te jong om te kunnen overzien wat zijn woorden, trots en vastberaden uitgesproken, zouden teweegbrengen bij de man die hij vandaag passeerde.
“Gewoon altijd blijven volhouden. Zolang ik nog kan ademen, moet ik blijven vechten!”
Shay Given schoof terug naar de kussens van de rugleuning. Hij pikt mijn woorden, dacht hij, hij neemt mijn plaats in en hij pikt mijn woorden.
“Een ander woord voor bravoure, zes letters”, vroeg zijn vrouw aan de eettafel.
Given hoorde de verslaggever lachen om het antwoord van Hart. De nieuwe doelman van Engeland werd in het hart gesloten. De woordspeling was pijnlijk.
“Branie”, zei Given, zonder zijn blik van het beeldscherm te halen. Terwijl het programma doorschakelde naar de volgende wedstrijd, vouwde hij de armen weer achter het hoofd. Mompelend, nauwelijks verstaanbaar, ontsnapte er een vloek uit zijn mond. Een Ierse krachtterm, waar hij vroeger, in Lifford een draai om zijn oren voor had gekregen.
Het einde was gekomen en hij wist het.

vrijdag 27 augustus 2010

Monopoly kills

Piet Velthuizen zag het goed:

“Vanuit St. Tropez,
op een Russisch jacht
regeren twee mannen,
het voetbal in Europa,
met hun financiële macht

Tussen kaviaar
en kippen met volle billen
wordt
per dobbelsteen beslist
wie straks de schaal mag tillen

Roman heeft ‘Hofplein’,
en ‘Kalverstraat mét hotel’,
zijn heerschappij verpest
het mooie spel
voor de rest

Merab plaatst hij op ‘Ketelstraat’
en ‘Velperplein’,
en koopt terloops
de club met geel-zwart,
mijn parel aan de Rijn

Waar blijft het goede van het verleden:

een kaartje aan het loket,
ontluiken van talent,
Lange-Jan-met-de-pet,
hoe Arnhemmers voor de club
en de punten streden?

Ze drijven me naar Alicante;
Abramovitsj
en zijn trawanten

met hun miljarden als slagersmessen
fileren ze
de ziel
van mijn Vitesse

Ze treffen me in mijn hart
die zogenaamde heer
gun ik een kans-kaart met een sneer:
‘Zjordania, ga direct naar de gevangenis, ga niet door start'"

dinsdag 24 augustus 2010

Dennis fades away

Match of the day, laat op de zaterdagavond bij de BBC. Het is net als het blok kaas dat je jaar in jaar uit op woensdagmiddag haalt bij dezelfde marktkoopman. Weten wat je krijgt. Het format van het Engelse voetbalprogramma staat al jaren. Nooit meer iets aan doen. Vanuit de studio schakelt Gary Lineker lenig naar de wedstrijden op Stamford Bridge en Anfield Road. Een korte analyse van Alan Hansen en Alan Shearer, nog even ‘The goal of the month’ en ik heb weer een heerlijk uur gehad.
Afgelopen weekend ging ik er weer eens goed voor zitten. De Premier League was weer begonnen. Deze keer schoof ik al tijdens het ínstarten van het programma naar het puntje van mijn stoel.
De leader!
Ik zag Bobby Charlton weer terug op het veld, stond bij de scheidsrechter voor de toss. Geoff Hurst en David Beckham kwamen in een flits voorbij, Charlie Nicholas in een kopduel met John Terry. Helden van nu en vroeger waren ingenieus in één beeld gemonteerd, alsof ze met elkaar op het veld in duel gingen. Het ging maar door. Paul McGrath. Twee coaches langs de lijn: Jack Charlton en Mourinho. Steven Gerrard schoot op het doel van Neville Southall, Fernando Torres keek toe. Tony Adams, Kevin Keegan, David Ginola. Glenn Hodlle ontweek een tackle van Wayne Rooney. En mijn verbazing klom naar het hoogtepunt: George Best rukte op over links, hij wees en verstuurde de bal. In het volgende shot nam Eric Cantona de bal aan en stifte hem over de uitgelopen keeper. Best en Cantona juichten samen in één shot. Twee oude United- helden aan elkaar gelast. Het verleden van het Engelse voetbal samengevat in dertig seconden. Gary Lineker zou zeggen: “Outstanding!”
Toch schuilt hier een gevaar.
Het onheil van een geslepen vijand die loerend de glans van schoonheid poetst. De verzadiging. Uiteindelijk geldt voor de montagemensen van het Engelse voetbalprogramma hetzelfde als voor een chef-kok, die zuinig moet zijn met truffels om zijn topgerechten in balans te houden: ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister.’ Vijf keer per maand naar een voorstelling van Theo Maassen, dat is ook te veel van het goede.
Tussen al het visuele geweld van de leader zat ook de Bergkamp-pirouette. De beroemde treffer die hij maakte tegen Newcastle United. De sensatie destijds, toen de goal op televisie werd getoond, heb ik daarna nooit meer gevoeld. Tenminste niet bij een wedstrijd. We kunnen nog jaren stadions bezoeken en alle afleveringen van Studio Sport en Match of the day bekijken: mooier wordt het niet. Dit doelpunt is het summum van wat fysiek, technisch en natuurkundig mogelijk is op een voetbalveld. Liefhebbers die het zagen, kunnen ooit tevreden sterven. Het wordt een korte evaluatie, aan de hemelpoort.
“En, hoe was het aardse bestaan, de moeite waard?”, vraagt Petrus.
In een glijvlucht kijk je terug op je leven.
“Nou,…eh,… ik zag Bergkamp in St. James’ Park.”
“Oh, die zwier in 2002! Loop dan maar door!”
Ook Petrus blijkt een kenner.
En Dennis Bergkamps goddelijke ingeving zit nu in de leader van ‘Match of the day’. Daarmee kruipt het in mijn zaterdag-routine. ’s Morgens naar de supermarkt voor halfvolle melk en brood. ’s Middags het gras maaien en ’s avonds, nadat Van Peeperstraten Heracles – FC Groningen aankondigt, eindigt de dag met de Bergkamp-goal. De euforie die je ooit voelde zakt naar de emotie van de nieuwe Vara-gids. Die krijg je ook elke week in de schoot geworpen. Elke herhaling knabbelt aan de verbazing. De glorie van Dennis Bergkamp vervaagt.
Zo’n goal van Bergkamp gun je de jaren vijftig. Camera’s waren mondjesmaat aanwezig bij wedstrijden. Mooie overwinningen werden, door hen die in het stadion aanwezig waren, van dorp tot dorp doorverteld en kregen een steeds mooiere gloed. Bewijsmateriaal was niet voorhanden. Om de heldendaden te zien, moest je naar de bioscoop. Wekenlang met zware kisten sjouwen bij groenteman Van de Heuvel om het geld voor een kaartje bij elkaar te schrapen. Trillend stond je aan het loket voor een film van Jane Mansfield of Marylin Monroe. In het voorspel van ‘Too hot to handle’ zag je in het Polygoon-journaal eindelijk de goal waar al maanden over gesproken werd. De begeleidende stem kraakte, het klonk als een gedicht:
“….en hier legt de dekselse Dennis Bergkamp zijn nietsvermoedende tegenstander onnavolgbaar in den luren. Op grootse wijze opent hij de score, waarna de bordjes mochten worden verhangen. Hoezee!”
Zielsgelukkig zakte je terug in je bioscoopstoel. Je had het gezíen! Daarna, als toegift, mocht je nog anderhalf uur staren naar de vrolijke vormen van Jane Mansfield. Het kaartje bewaarde je na afloop als bewijs in je broekzak. Voor op het schoolplein, even achteloos op de grond laten vallen.
“Oeps, mijn kaartje. Gisteren naar de bios geweest.”
Dan de jaloerse blikken van de jongens uit de klas. Ze keken je aan alsof je de wereld in handen had.

maandag 23 augustus 2010

Dubbele schaar

Het was een mysterie. Onderhuids, nauwelijks merkbaar, was het mijn elftal binnengeslopen. Het leek wel een virus, dat willekeurig onschuldige mensen meesleurt en vanuit het niets meedogenloos kan toeslaan.
De ochtend was gisteren normaal begonnen. Het licht opgewonden gevoel, het voetbalseizoen ging beginnen. Ik mocht me weer aansluiten bij die prachtige groep voetbalbandieten, die mooie bende van totaal verschillende persoonlijkheden die doordeweeks hilarische mails op het web gooit en op zondag, jaar in jaar uit, op onnavolgbare wijze laat zien hoe een mooie sport beleefd dient te worden: het vijfde van Bladella.
Met een fris humeur was ik op mijn fiets naar de Smagtenbocht gegaan. Ouderwetse begroeting aan de vaste hangtafel. Geen gedoe, zoals korfbalmeiden, die werkelijk elk detail uitgeplozen willen zien. Niets is langdradiger dan een groep vrouwen die bijkletsen.
“Maar wat deed je dan, die derde dag in Toscane, na het bezoek aan dat museum en voor de lunch in dat nieuwe restaurantje?”
Nee, dan wij, de mannen van het vijfde.
“Hoe was het? Oh, Italië, leuk. Nog koffie?” We waren weer volledig op de hoogte en pakten de draad op waar we hem hadden laten liggen. Dat wil zeggen, een kopje koffie van Harrie Korsten en aan de hangtafel namen we actuele zaken door. Zoals de videoclip die Harold via de mail rondstuurde. Het is een kwestie van tijd: zijn vrouw Tatjana wordt de nieuwe Beyoncé.
We ginnegapten rustig door toen we onze vaste plekken in het kleedlokaal opzochten. Ik keek even rond. Ik zag een timmerman, een politieagent, een directeur van een grafisch afwerkingsbedrijf, de lijfwacht van een bekende Nederlander; de hele maatschappij wordt samengebald in het vijfde.
Naast mij. Roy met zijn gouden linkerbeen, vergelijkbaar met die van Theo Janssen. Maar Roy’s energie wordt verdeeld tussen bruikbare inswingers over links en zijn verbouwing thuis die in ’98 begon. Aan de andere kant zat Jack, die het elftal in totale vertwijfeling achter kan laten. Tactische aanwijzingen in de rust als ‘we moeten meer druk zetten, je weet wel, zoals de Polynesische bidsprinkhanen in paringstijd’, gooit hij er zonder voorbereidingstijd achteloos uit. Op die momenten moet hij zich voelen als het genie Mozart; miskend en pas na zijn leven op waarde geschat. Tegenover me zat Robbie, onze speersnelle buitenspeler, maar de laatste sprint die hij won, dateert uit het jaar dat Roy aan zijn huis begon te knutselen.
We misten nog een paar late vakantiegasten en Harold, onze briljante invaller voor de laatste acht minuten. Dat hij zo weinig bijdraagt op het veld maakt niet uit, hij zorgt voor sfeer. Geblesseerd afzeggen doordat je in de Jumbo van achteren aangereden bent door een winkelwagentje. Hij raakt continu verzeild in de meest bizarre situaties, ver voorbij de grenzen van de fantasie, waardoor hij voor ons een bodemloze inspiratiebron is voor grappen en kwinkslagen. Hij is óók bezig met een verbouwing. Alleen maar nieuwe munitie voor hilarische lachsalvo’s. Coach Hugo meldde dat het vergroten van zijn huis voor zijn lieve Nigeriaanse prinses de oorzaak was van zijn afwezigheid: hij kon in de garage, achter een hoge stapel bouwmaterialen, zijn voetbaltas niet vinden. De ogen van nieuwe spits Louis vielen uit hun kassen. Welkom in de wereld van het vijfde, het zoveelste hoofdstuk in de dramaserie ‘De doldwaze avonturen van een dekselse knaap.’
In de wedstrijd tegen het vierde, bleek dat het opnieuw geen goede beslissing was, om drie maanden niets te doen in Toscane, op de Spaanse stranden en in de Turkse all-inclusive-resorts. De vrienden van het vierde drongen ons de hele partij terug. Met de tong op onze schoenen kregen we klop met 1-3. De komende weken mogen zij het hoogste woord voeren in de kantine tussen de geur van frikadellen en verschraald bier.
Na de wedstrijd ploften we vermoeid op de banken van het kleedlokaal en al snel gingen we over tot de orde van de dag. Wie heeft de portemonnees en tegen wie speelt Ajax vandaag? De eerste zondag van het nieuwe seizoen verliep eigenlijk geheel normaal. Niets nieuws onder de zon.
Totdat ik naar de doucheruimte liep waar het water ouderwets naar beneden kletterde.
Dáár, in het blauw-wit betegelde hoekje van het kleedlokaal, werd ik nietsvermoedend gegrepen door het mysterie. Het raadsel dat het vijfde in zijn greep heeft gekregen, maar waar door niemand over gesproken wordt: de geschoren schaamstreek. Voor de zomerstop zag ik al een ‘Jan Joost zonder krullen’, ik herkende het gevaar niet. Nu zag ik verschillende Jossies zonder bossies, Flippers zonder zeewier en zelfs een fakir die voortaan moet vliegen zonder tapijt. En iedereen waste, alsof er niets aan de hand was, gewoon de moddervlekken van het lijf. Het leek verdorie Avro’s WiekentKwis wel: ik zag zo Fred Oster, maar dan zonder de marmotten.
Het pakte me bij de keel. Wat was hier aan de hand? Had de asbest in de grond naast het hoofdveld hier zijn tol geëist? Was het de wens van de vriendinnen vanwege bepaalde sensuele technieken? Of toch gewoon een epidemie van schaamluis? Niemand praatte me bij over deze vreemde ontwikkeling, dit verbond van kale vlaktes onder de navel.
Coach Hugo had het laatste woord: “We spelen volgende week om 12.00 uur tegen Marvilde 3. 11.00 uur vertrekken. We zijn met 13 man, met 14 als Harold zijn voetbaltas weet te vinden achter de cementzakken. Ook de kanonnen zijn er weer bij”, zei hij achteloos.
De woorden dreunden na in mijn hoofd. De kanonnen. Hoe zouden zij terugkeren in het vijfde, bedacht ik me. Waren zij al lid van het verbond? Erwin? Had zijn slijptol nog een afdakje? Brandweerman Mark? Moet zijn spuit zonder jasje de winter door? Zit de reiger van Kox aan de slootkant, ontdaan van het riet? Over Jordi, Patrick en Put durfde ik niet eens na te denken. Het zweet brak me uit.
Afgelopen nacht droomde ik. Ik stond alleen onder de douches tussen de blauw-witte tegeltjes. Plotseling verschenen twee gigantische heggenscharen. Hun messen klapten dreigend op en neer. Ineens een zware stem die eerst zachtjes, maar al snel luid door de wasruimte galmde: “Je bent aan de beurt… Je bent aan de beurt!” De scharen bewogen langzaam naar mijn schaamstreek.
Ik schrok wakker en controleerde meteen de toestand in mijn onderbroek. Gelukkig. Mijn Willie had zijn toupetje nog. Daar zat ik, met allerlei nieuwe vragen. Wanneer word ik opgeëist? Wanneer word ik ingewijd en bruut geschoren? Kortom: wanneer neemt het mysterie van Het Geheime Genootschap mij te grazen? Het hing als een molensteen om mijn nek. De rest van de nacht waakte ik angstig over mijn vertrouwde pruikje.

zaterdag 21 augustus 2010

Pukkelpop blues

In een poging me terug te trekken uit de wereld van het internationale voetbal, trok ik de grens over. Even geen geruchten over zomertransfers die wel-niet-wel-niet doorgingen en Georgische gangsters die om duistere redenen onschuldige clubjes aan de Rijn opkochten. Nee, een moment de zinnen verzetten, een andere afslag nemen, een geheel nieuwe cultuur opsnuiven. Samen met een maat reed ik naar Pukkelpop in Hasselt. Met een prachtig geruit picknickplaid gingen we voor een ‘big chill’; in een zeer rustig tempo genieten van muziek, een natje en een droogje, dat laat op de dag zou moeten uitmonden in een groots optreden van de band Snow Patrol.
Ik was er nooit geweest, op Pukkelpop. Ik verwachtte een muziekfeestje in de orde van grootte van de Blaalse zomerfeesten. Maar toen ik bij de ingang mijn polsbandje aangemeten kreeg, ging er een wereld voor me open: Pukkelpop bleek een volwassen popfestival van drie dagen, compleet met een camping, groter dan Pinkpop.
Daar stond ik, op een leeftijd waarop een verblijf in een klooster om een opkomende midlifecrisis te bezweren waarschijnlijker was, als festivalganger tussen de jeugd van tegenwoordig. Waar ik ook keek, links naar de Mainstage of rechts naar de Marquee-tent, overal zag ik tienduizenden jongeren die hun best deden om gezien te worden met opvallende kapsels, gecultiveerde sikjes, piercings, tatoeages van Faith no more en shirts met teksten als ‘Motörhead Maniacs Mariaheide’ en ‘Shakespeare forever’. Wagonladingen hunks met ontbloot bovenlijf. Of we wilden kijken naar hun maandenlange arbeid in de sportschool en hordes fraai gevormd vrouwlijk schoon met spannend gevulde spijkerbroeken en bijpassende V-snaren die je adem afsneden. Eén grote mensenzee van trillend vlees. Met de aangename temperatuur en het sensuele zonlicht leek het hele veld onder een hoge erotische spanning te staan. Wilde vrijpartijen hingen in de lucht, maar misschien was het meer mijn eigen hitsigheid.
We deden gewoon mee, in deze nieuwe wereld van Pukkelpop. We trokken onze shirts uit, lieten in de henna-tent ‘Flogging Molly’ boven de bilnaad tatoeëren en trokken ons ondergoed boven de broek uit, zodat de merknaam goed zichtbaar was voor overige festivalgangers. Volledig in ons element liepen we naar de stand van Maes-pils, voor ons eerste drankje. De jonge vrijwilliger die me de twee pilsjes overhandigde fluisterde me en passant in het oor dat het eigenlijk niet kon, zo’n Sloggi-onderbroek op dit festival. De snotneus.
Met de biertjes in de hand waren we op weg naar ons plekje nabij de kraam met het bord ‘Frituur en zuur vlees’, toen we tegen twee mannen met een rood-geel gestreept KV Mechelen-shirt aanbotsten. Enkele slokken klotsten over het festivalterrein.
“Hee, Lei Clijsters en Piet den Boer! Kijk eens uit!”, riep ik in een reflex.
Ik had hun aandacht. In sappig Vlaams maakten ze hoffelijk hun excuses, maar ze lieten meteen weten enorm vereerd te zijn dat twee culthelden van hun clubje, twee legendes van achter de kazerne in Mechelen, hier op Pukkelpop in Hasselt gewoon voortleefden.
Tja, Walter en Staf heetten ze, en hoewel ik hier gekomen was om die hele voetbalbiotoop even links te laten liggen, trokken ze me er keihard in terug. Of ik nog meer helden kende van het gouden team uit 1988. Na dertig seconden bedenktijd miste ik alleen Pascal de Wilde. Het ijs was gebroken, Staf liet rap nieuwe pintjes aanrukken. We nestelden ons op een plekje waar praten nog mogelijk was, direct achter de geluidstoren.
Daar, naast een groepje bijkomende Queens-of-the-stoneage-fans en een man met Gene Simmons, gitarist van Kiss, levensgroot op zijn rug getatoeëerd, praatten we Walter en Staf bij over onze voetbalavonturen door gans Europa, zeker en vast. En terwijl de wonderlijke muziek van Eels en de lekkere folkrock van Mumford and Sons over ons heen waaiden, gaven Walter en Staf ons een inkijkje in het lijdzame bestaan van de KV Mechelen-supporter. Gretig, als teruggekeerde soldaten van het front, verhaalden ze over Erwin Koeman, ‘den Ollander die altijd goesting had op het plein’. We leerden over de krullen van Marc Emmers, de snelheid van Pol de Mesmaecker en de mooie stijl van Preud’homme. We waren het er snel over eens, één van de beste doelmannen ooit.
De festivaldag vloog voorbij. De schemer viel al in en het festivalpubliek voor de Mainstage genoot van de lichtshow met opzwepende beats en bezwerende dansjes van The Prodigy, toen ik met Walter en Staf het onderwerp ‘Aad de Mos’ aansneed. In duidelijke bewoordingen en onderbouwd met goede argumenten, vroeg ik hen als ervaringsdeskundige of ze Haagse Aad ook zo’n volledig door de mand gevallen, holle frasen brakende en afkoopsommen opeisende mislukkeling vonden.
Dat viel helemaal verkeerd.
“Den Aad, da’s den innigste trènner die ons unne cup heeft bezorgd, goddoeme! Da gadde gij terugnemen, zulle!”, foeterde Walter.
Nou, dat was ik niet van plan. Misschien kwam het door de overwaaiende lucht van wiet en verschraald shoarmavlees, maar ik deed er nog een schepje bovenop.
“Hou toch op, Walter! De Mos, die mafkees, met zijn garantie voor succes. Een charlatan, dat is het. Een aandachtsgeile babbelbox die het Nederlandse trainersgilde een slechte naam bezorgt, van de Griekse eilanden tot Sparta Rotterdam!”
Het stoom kwam nu bij Walter uit de oren. “Niet onzen Aad! Niet onzen Aad”, schreeuwde hij en om zijn verontwaardiging kracht bij te zetten sprong hij boven op mijn rug. Staf kon niet achter blijven en begon ritmisch in mijn buik te roffelen. In enkele seconden liep het helemaal uit de hand, daar achter de geluidstoren. De Queens-of-the-stoneage-fans, inmiddels weer bij zinnen, waren wel in voor een robbertje vechten. Ze hadden geen idee dat hier de eer van Aad de Mos op het spel stond, maar ze stortten zich met overgave op mijn vriend. Op het hoofdpodium stuwde The Prodigy zich ondertussen bikkelhard naar een hoogtepunt met ‘Firestarter’ en niemand zou ooit weet hebben gehad van de onlusten achter de geluidstoren, als Gene Simmons zich gewoon afzijdig had gehouden. Met een wilde duik gooide hij zich op mijn enkels, waardoor ik (Staf zat nog steeds op mijn rug, bijtend in mijn oor) het evenwicht verloor en tegen de geluidstoren donderde. Aan de voorkant vielen boxen van hun sokkels en stekkers werden uit behoorlijk belangrijke gaten getrokken, want het pompende geweld van The Prodigy viel in één klap weg. Oorverdovende stilte.
Met één ruk keken 30.000 hoofden om, op zoek naar de oorzaak van hun feestbederf. Die was snel gevonden: een vent van middelbare leeftijd met een Flogging Molly-tattoo, een dikke KV Mechelen-fan op zijn rug en Gene Simmons verbeten aan zijn enkels. Daarachter mijn vriend in een wilde dans om meppende hardrockers te ontwijken.
Security was snel ter plaatse en na een licht zwevend moment (of was het toch de wietlucht?) belandden we hardhandig met onze wangen op de kasseien voor de hoofdingang, grote scherpe stenen die doorgaans gebruikt worden voor Wuustwezel –Peer-Wuustwezel, een klassieker voor amateurwielrenners uit de omgeving.
Geen Snow Patrol gezien.
Nee, het werd geen succes, dat voetbal ontlopen op Pukkelpop. Diep in de nacht zette mijn kameraad me thuis af, met een bonkende koppijn en een scherpe knoflookadem. De schaafwond op mijn gezicht schuurde nog lang.