De ploeg van Been stond enorm te kakken,
de kwisvraag staat spoedig in de almanakken,
Wie was aanvoerder van Feyenoord
toen door PSV'ers tien keer werd gescoord?
Nog nooit hebben ze het in Rotterdam zo Bruins gebakken.
zondag 24 oktober 2010
woensdag 20 oktober 2010
Voetbalkwishelden
Op zoek naar geschikte vragen voor één van de evenementen van het 100-jarig jubileum van Bladella, de Voetbalkwis, stuit ik op internet op een prachtige foto van Dennis Bergkamp. Met beide handen voor de ogen rent hij in het shirt van het Nederlands elftal juichend weg. Behalve zonlicht en schaduw en en enkele kalklijnen op het veld is er weinig op de plaat te zien. Het is een prachtbeeld, doordat de foto perfect de euforie van het moment wist te vangen. Iedereen weet waar hij was en hoe hard hij schreeuwde toen Dennis Bergkamp op het WK van ’98 Oranje naar de halve finale schoot.
Ik neem de afbeelding op een zondagochtend mee naar de kantine en leg het daar op de hangtafel van mijn amateurelftal. De eerste reactie volgt snel.
“Ja, Bergkamp! Prachtig was dat!”
En daarna, na enkele seconden, de onvermijdelijke vraag:
“Wanneer was dit ook alweer?”
Een achteloze opmerking die de aanwezige mannen genadeloos verdeelt in de gezelligheidsdieren die hier het antwoord al schuldig blijven en de aandacht verleggen naar een broodje worst of het tweede kopje koffie, en de rest, de voetbalfanaten die door de foto als kleine jongens terugdromen naar het WK van 1998 in Frankrijk.
“Tegen welk land scoort hij?”
“Tegen Argentinië natuurlijk! Maar wie verzorgde de pass op Bergkamp?”
Die lange bal staat op ons netvlies. Vanuit de achterste linie werd een pass verzonden die oneindig lang onderweg leek. Werelden werden overbrugd toen Bergkamp in het vijandelijke stafschopgebied de bal uiteindelijk controleerde.
“Frank de Boer! Wie stond op doel bij de Argentijnen?”
“Ja, dat weet ik! Rioja!”
“Rioja? Dat is Spaanse wijn, Roa was zijn naam.”
Opnieuw wordt het kaf van het koren gescheiden. De opwarming is achter de rug. De werkelijke zoektocht naar de koning van voetbalfeitjes kan beginnen.
“Wie kapte Bergkamp uit voordat hij op doel schoot?”
“Robert Ayala.”
“Welke speler van Nederland werd uit het veld gestuurd?”
“Arthur Numan. Wie bij de Argentijnen?”
“Ariel Ortega. Na een kopstoot op Van der Sar.”
Eén voor één vallen de kenners af, uiteindelijk blijven de noeste linksback en de keeper van mijn elftal over. Als revolverhelden uit een Wild-Westfilm staan ze tegenover elkaar. Het zweet vult hun oksels, het stoom komt uit de oren en met rode konen van opwinding schakelen ze door naar de hoogste versnelling.
“Welke transfer maakte Ortega die zomer?”
“Van Valencia naar Sampdoria.”
“Hoe vaak speelde hij voor zijn land?”
“88 keer.”
“Wat is zijn laatste club?”
“…….?!”
“Wat is zijn laatste club?!”
“Eh…Boca Juniors?”
“Nee, River Plate! Jaaaaaa!”
Onze doelman springt juichend door de kantine, alsof hij net de WK-finale heeft beslist. De euforie van Marco Tardelli waait over de Smagtenbocht. Met zijn armen in de lucht verdwijnt hij naar het kleedlokaal voor de wedstrijd tegen Valkenswaard 5. In alle rust wandelt het centrale verdedigingsduo achter hem aan. Met een vette knipoog brengt de voorstopper de feeststemming weer terug tot de juiste proporties:
“Precies weten waar ene Ortega in Argentinië speelt, maar vraag hem niet dat slappe schot van de Valkenswaard-spits tegen te houden …”
Ik neem de afbeelding op een zondagochtend mee naar de kantine en leg het daar op de hangtafel van mijn amateurelftal. De eerste reactie volgt snel.
“Ja, Bergkamp! Prachtig was dat!”
En daarna, na enkele seconden, de onvermijdelijke vraag:
“Wanneer was dit ook alweer?”
Een achteloze opmerking die de aanwezige mannen genadeloos verdeelt in de gezelligheidsdieren die hier het antwoord al schuldig blijven en de aandacht verleggen naar een broodje worst of het tweede kopje koffie, en de rest, de voetbalfanaten die door de foto als kleine jongens terugdromen naar het WK van 1998 in Frankrijk.
“Tegen welk land scoort hij?”
“Tegen Argentinië natuurlijk! Maar wie verzorgde de pass op Bergkamp?”
Die lange bal staat op ons netvlies. Vanuit de achterste linie werd een pass verzonden die oneindig lang onderweg leek. Werelden werden overbrugd toen Bergkamp in het vijandelijke stafschopgebied de bal uiteindelijk controleerde.
“Frank de Boer! Wie stond op doel bij de Argentijnen?”
“Ja, dat weet ik! Rioja!”
“Rioja? Dat is Spaanse wijn, Roa was zijn naam.”
Opnieuw wordt het kaf van het koren gescheiden. De opwarming is achter de rug. De werkelijke zoektocht naar de koning van voetbalfeitjes kan beginnen.
“Wie kapte Bergkamp uit voordat hij op doel schoot?”
“Robert Ayala.”
“Welke speler van Nederland werd uit het veld gestuurd?”
“Arthur Numan. Wie bij de Argentijnen?”
“Ariel Ortega. Na een kopstoot op Van der Sar.”
Eén voor één vallen de kenners af, uiteindelijk blijven de noeste linksback en de keeper van mijn elftal over. Als revolverhelden uit een Wild-Westfilm staan ze tegenover elkaar. Het zweet vult hun oksels, het stoom komt uit de oren en met rode konen van opwinding schakelen ze door naar de hoogste versnelling.
“Welke transfer maakte Ortega die zomer?”
“Van Valencia naar Sampdoria.”
“Hoe vaak speelde hij voor zijn land?”
“88 keer.”
“Wat is zijn laatste club?”
“…….?!”
“Wat is zijn laatste club?!”
“Eh…Boca Juniors?”
“Nee, River Plate! Jaaaaaa!”
Onze doelman springt juichend door de kantine, alsof hij net de WK-finale heeft beslist. De euforie van Marco Tardelli waait over de Smagtenbocht. Met zijn armen in de lucht verdwijnt hij naar het kleedlokaal voor de wedstrijd tegen Valkenswaard 5. In alle rust wandelt het centrale verdedigingsduo achter hem aan. Met een vette knipoog brengt de voorstopper de feeststemming weer terug tot de juiste proporties:
“Precies weten waar ene Ortega in Argentinië speelt, maar vraag hem niet dat slappe schot van de Valkenswaard-spits tegen te houden …”
zondag 17 oktober 2010
Beschaving
De verloedering in de stadions
kent geen maat:
intimidatie, spreekkoren
matennaaien, Jodenhaat,
de elleboog maakt furore
wedstrijden ontsporen
horrortackles in spagaat
Is het schizofreen
als Ron Jans met Heerenveen
in Groningen arriveert
en niet met tomaat of steen
maar met applaus wordt vereerd?
In de Euroborg
is vandaag
de ommekeer geboren,
of is Jans’ erehaag
slechts
een druppel op een gloeiende plaat?
kent geen maat:
intimidatie, spreekkoren
matennaaien, Jodenhaat,
de elleboog maakt furore
wedstrijden ontsporen
horrortackles in spagaat
Is het schizofreen
als Ron Jans met Heerenveen
in Groningen arriveert
en niet met tomaat of steen
maar met applaus wordt vereerd?
In de Euroborg
is vandaag
de ommekeer geboren,
of is Jans’ erehaag
slechts
een druppel op een gloeiende plaat?
maandag 11 oktober 2010
De dondervogel
Met de zorgvuldigheid van een hartchirurg wrijft de poetsdoek over de motorkap. Zijn ogen volgen nauwgezet de bewegingen die de lap in de linkerhand maakt. Nigel de Jong koestert zijn auto’s. Als ook het laatste stukje glanst, stapt hij twee passen achteruit. Daar staat hij, de Ford Thunderbird ‘Bullet’ uit 1963. Morgen wordt de klassieke auto opgehaald. Verkocht aan een klant. De Jong loopt langzaam om de wagen heen. De laatste ckeck-up.
Gisteren had hij de auto meegenomen voor een afscheidsritje. Niet zo maar een toertochtje. De Jong reed in de Thunderbird naar Londen, naar Selhurst Park, het stadion van Chrystal Palace. Als 13-jarige jongen had hij Edgar Davids zien spelen op het middenveld van Oranje op het WK in Frankrijk. Daar was de voetballer in de kleine Nigel ontbrand, strijden als Davids op het middenveld, dat was wat hij wilde. De vrije zaterdag bood de mogelijkheid om zijn idool nog eens te zien spelen. Ver nadat er al een streep onder zijn loopbaan was gezet, had Davids zich toch laten verleiden om voor Chrystal Palace in het Championship te gaan spelen. Met de kraag van de jas hoog opgezet, een donkere bril en pet op, had hij alle acties van de oude krijger, vanaf de start van de warming up tot het laatste fluitsignaal, aandachtig bekeken.
Nigel de Jong begreep het niet.
In het geploeter van Davids op het veld waren de laatste resten zichtbaar van de grote aanjager die door Louis van Gaal ooit liefkozend ‘Piranha’ werd genoemd. Maar de oude krijger werd vooral overlopen door jongere anonieme voetballers, spelers waar we nooit iets over zullen horen. Een enkele keer gooide hij er nog een sliding uit, maar Davids viel eigenlijk alleen maar op door roepend en wijzend zijn ploeggenoten door de wedstrijd tegen QPR te loodsen.
Er kwam daar op het oude klapstoeltje maar één vraag in De Jong op: waarom speelt zo’n grote voetballer hier? Het veld was mooi groen, maar in het team van Palace was weinig talent te ontdekken. Een rentree in de Premier League leek ver weg. Ook Selhurst Park liet weinig glorie zien. Een onregelmatig, verouderd stadion, tweewekelijks bezocht door zo’n 15.000 verschrompelde mannen die negentig minuten het team vooruit schelden en na negentig minuten weer vloekend huiswaarts keren. Waarom doet een 37-jarige speler dit zichzelf aan, vroeg De Jong zich af toen hij vroeg in de avond zijn oude Ford terugstuurde naar Manchester.
“Perfect”, mompelt De Jong.
In de garage voltooit hij zijn rondje om de Thunderbird. De auto is gereed. Zijn handel in klassieke auto’s loopt erg goed. Een uit de hand gelopen hobby naast het drukke bestaan als profvoetballer in Engeland. Ontelbare keren heeft hij een oude brik op laten lappen, maar hij wil de wagens die klaar zijn voor de verkoop zélf onderwerpen aan een laatste test. Altijd dat laatste rondje om de auto om er zeker van te zijn dat het restauratieproces weer voltooid is. De Jong houdt van die slotronde. Trotse momenten, het laatste stadium van een proces waar met hart en ziel aan gewerkt is. Dat voldane gevoel is vandaag niet aanwezig, de laatste onderzoeksronde van de Ford Thunderbird voelt eerder als een vlucht.
Die middag speelde Nigel de Jong de thuiswedstrijd met Manchester City tegen Newcastle United. Al in de derde minuut ging het mis. Tegenspeler Ben Arfa verliet na een zware tackle van de Nederlander per brancard het veld. Op het moment dat De Jong opstond na de harde sliding, wist hij wat er de komende dagen ging gebeuren. Hij zag het in de ogen van de spelers van Newcastle en hij voelde het aan de reacties van zijn medespelers, na afloop in de kleedkamer. Zijn overtreding op Ben Arfa zette de achtbaan, die hem in sneltreinvaart van Ajax, via HSV naar de sterrenploeg van Manchester City had gebracht, hardhandig stil.
Er was iets veranderd. Voorgoed.
De middenvelder van Manchester City opent het portier van de Ford en schuift op de chauffeursstoel. Hij opent het dashboardkastje, legt de autosleutels erin en sluit het deksel weer voorzichtig. De laatste handeling voor de verkoop.
De Jong streelt het stuur, glijdt met zijn vingers over het kapje van de snelheidsmeter, voelt aan de knoppen van de radio. Een mooi verstild beeld: de best betaalde Nederlandse voetballer in zijn blinkende Ford Thunderbird ‘Bullet’ uit 1963. Dan kantelt hij de achteruitkijkspiegel in zijn richting. Secondenlang kijkt hij zichzelf in de ogen. Voor het eerst in zijn leven twijfelt Nigel de Jong of hij de man in de spiegel wel goed kent.
Gisteren had hij de auto meegenomen voor een afscheidsritje. Niet zo maar een toertochtje. De Jong reed in de Thunderbird naar Londen, naar Selhurst Park, het stadion van Chrystal Palace. Als 13-jarige jongen had hij Edgar Davids zien spelen op het middenveld van Oranje op het WK in Frankrijk. Daar was de voetballer in de kleine Nigel ontbrand, strijden als Davids op het middenveld, dat was wat hij wilde. De vrije zaterdag bood de mogelijkheid om zijn idool nog eens te zien spelen. Ver nadat er al een streep onder zijn loopbaan was gezet, had Davids zich toch laten verleiden om voor Chrystal Palace in het Championship te gaan spelen. Met de kraag van de jas hoog opgezet, een donkere bril en pet op, had hij alle acties van de oude krijger, vanaf de start van de warming up tot het laatste fluitsignaal, aandachtig bekeken.
Nigel de Jong begreep het niet.
In het geploeter van Davids op het veld waren de laatste resten zichtbaar van de grote aanjager die door Louis van Gaal ooit liefkozend ‘Piranha’ werd genoemd. Maar de oude krijger werd vooral overlopen door jongere anonieme voetballers, spelers waar we nooit iets over zullen horen. Een enkele keer gooide hij er nog een sliding uit, maar Davids viel eigenlijk alleen maar op door roepend en wijzend zijn ploeggenoten door de wedstrijd tegen QPR te loodsen.
Er kwam daar op het oude klapstoeltje maar één vraag in De Jong op: waarom speelt zo’n grote voetballer hier? Het veld was mooi groen, maar in het team van Palace was weinig talent te ontdekken. Een rentree in de Premier League leek ver weg. Ook Selhurst Park liet weinig glorie zien. Een onregelmatig, verouderd stadion, tweewekelijks bezocht door zo’n 15.000 verschrompelde mannen die negentig minuten het team vooruit schelden en na negentig minuten weer vloekend huiswaarts keren. Waarom doet een 37-jarige speler dit zichzelf aan, vroeg De Jong zich af toen hij vroeg in de avond zijn oude Ford terugstuurde naar Manchester.
“Perfect”, mompelt De Jong.
In de garage voltooit hij zijn rondje om de Thunderbird. De auto is gereed. Zijn handel in klassieke auto’s loopt erg goed. Een uit de hand gelopen hobby naast het drukke bestaan als profvoetballer in Engeland. Ontelbare keren heeft hij een oude brik op laten lappen, maar hij wil de wagens die klaar zijn voor de verkoop zélf onderwerpen aan een laatste test. Altijd dat laatste rondje om de auto om er zeker van te zijn dat het restauratieproces weer voltooid is. De Jong houdt van die slotronde. Trotse momenten, het laatste stadium van een proces waar met hart en ziel aan gewerkt is. Dat voldane gevoel is vandaag niet aanwezig, de laatste onderzoeksronde van de Ford Thunderbird voelt eerder als een vlucht.
Die middag speelde Nigel de Jong de thuiswedstrijd met Manchester City tegen Newcastle United. Al in de derde minuut ging het mis. Tegenspeler Ben Arfa verliet na een zware tackle van de Nederlander per brancard het veld. Op het moment dat De Jong opstond na de harde sliding, wist hij wat er de komende dagen ging gebeuren. Hij zag het in de ogen van de spelers van Newcastle en hij voelde het aan de reacties van zijn medespelers, na afloop in de kleedkamer. Zijn overtreding op Ben Arfa zette de achtbaan, die hem in sneltreinvaart van Ajax, via HSV naar de sterrenploeg van Manchester City had gebracht, hardhandig stil.
Er was iets veranderd. Voorgoed.
De middenvelder van Manchester City opent het portier van de Ford en schuift op de chauffeursstoel. Hij opent het dashboardkastje, legt de autosleutels erin en sluit het deksel weer voorzichtig. De laatste handeling voor de verkoop.
De Jong streelt het stuur, glijdt met zijn vingers over het kapje van de snelheidsmeter, voelt aan de knoppen van de radio. Een mooi verstild beeld: de best betaalde Nederlandse voetballer in zijn blinkende Ford Thunderbird ‘Bullet’ uit 1963. Dan kantelt hij de achteruitkijkspiegel in zijn richting. Secondenlang kijkt hij zichzelf in de ogen. Voor het eerst in zijn leven twijfelt Nigel de Jong of hij de man in de spiegel wel goed kent.
zaterdag 9 oktober 2010
Het geluk van de jager
Even lijkt het alsof een super-slomo-machine het moment sterk vertraagt. Alsof tijdens de wedstrijd in de Veltins Arena iemand op een knopje drukt, zodat de aanval die in werkelijkheid maar drie seconden duurt, oneindig wordt uitgerekt. Het geeft het ogenblik de impact die het verdient.
Na een afgeslagen corner vliegt de bal terug over de verdediging van Borussia Mönchengladbach. De sluipschutter van Schalke ’04 ontwaakt uit zijn sluimerstand; Klaas Jan Huntelaar ruikt een doelpunt. Terwijl de bal nog hoog in de lucht hangt en de spits het vijandelijke zestienmetergebied binnen sprint, overziet de midvoor de baan van de bal. Hij weet wat er gaat gebeuren: zijn loopbaan wordt hier gespleten in verleden en toekomst. Dan slaat de vertraging toe.
In zijn hoofd flitsen beelden van verloren jaren. Lome namiddagen in Madrid, wandelend door het Retiro-Park, gezellige uren op het terras voor een restaurant op Plaza Mayor. Toeren met één hand op het stuur van de cabrio. Zorgeloos glijden door de herfstkleuren van Lombardije om uiteindelijk te stoppen voor de trappen van het Scala in Milaan. Uitstappen in een maatkostuum van Versace en het portier openen voor de liefde van je leven. De blikken als ze uitstapt in haar galajurk. Achteloos een hand in haar rug als je haar begeleid naar de loge voor een opera van Verdi. Adembenemende avonden waarin het rijke leven bezongen wordt.
Tergend langzaam vervolgt de bal zijn weg. Talloze ogen volgen opengesperd de boog richting de doelpuntenmaker van Schalke ’04.
De warme herinneringen in het hoofd vermengen zich met de pijn van de teleurstelling. Veelvuldig scoren bij Real Madrid en een niet aflatende inzet op Milanello bleken niet genoeg. Huntelaar werd ingehaald door een voorzitterswissel in de Spaanse hoofdstad en een trainer met andere inzichten in San Siro. Als slachtoffer van niet te beheersen krachten volgde de verbanning naar een ander oord.
Gelsenkirchen.
Stad van nuchtere, koude grond met de charme van een staalfabriek. Het dagelijks ritme van noeste arbeid en voortjagen op de Autobahn, ver verwijderd van lome namiddagen in Zuid-Europa, waar het klimaat de levenskunst een steuntje in de rug geeft. Huntelaar, verwend door de geneugten van Milanello, landde in de schoot van Felix Magath, de beul van de Königsblauen.
Haastig snellen de mandekkers van Mönchengladbach toe, als de spits van Schalke zijn borst gereed maakt om de dalende bal op te vangen. Met het instinct van de jager laat Huntelaar zijn tegenstanders de hielen zien. De bal stuit één keer, het linkerbeen gaat vervaarlijk naar achteren. Op het moment dat de schoen van Huntelaar de bal raakt, wordt de grens tussen het verleden en de toekomst getrokken. Verwoestend vliegt de bal langs doelman Bailly. De jaren in Madrid en Milaan krijgen meteen een donkerbruin randje; aangename beelden uit een vervlogen tijd. Dan slaat het schot in, het rijt het net bijna open. Huntelaar hamert zich rechtstreeks in de harten van alle Schalke-fans.
De reis van een opera in het Scala van Milaan naar een schlagerfestival met lange tafels en bierpullen is voltooid. De nieuwe spits overbrugde die afstand met één rake trap. Klaas Jan Huntelaar wordt cultheld in het Ruhrgebied.
Na een afgeslagen corner vliegt de bal terug over de verdediging van Borussia Mönchengladbach. De sluipschutter van Schalke ’04 ontwaakt uit zijn sluimerstand; Klaas Jan Huntelaar ruikt een doelpunt. Terwijl de bal nog hoog in de lucht hangt en de spits het vijandelijke zestienmetergebied binnen sprint, overziet de midvoor de baan van de bal. Hij weet wat er gaat gebeuren: zijn loopbaan wordt hier gespleten in verleden en toekomst. Dan slaat de vertraging toe.
In zijn hoofd flitsen beelden van verloren jaren. Lome namiddagen in Madrid, wandelend door het Retiro-Park, gezellige uren op het terras voor een restaurant op Plaza Mayor. Toeren met één hand op het stuur van de cabrio. Zorgeloos glijden door de herfstkleuren van Lombardije om uiteindelijk te stoppen voor de trappen van het Scala in Milaan. Uitstappen in een maatkostuum van Versace en het portier openen voor de liefde van je leven. De blikken als ze uitstapt in haar galajurk. Achteloos een hand in haar rug als je haar begeleid naar de loge voor een opera van Verdi. Adembenemende avonden waarin het rijke leven bezongen wordt.
Tergend langzaam vervolgt de bal zijn weg. Talloze ogen volgen opengesperd de boog richting de doelpuntenmaker van Schalke ’04.
De warme herinneringen in het hoofd vermengen zich met de pijn van de teleurstelling. Veelvuldig scoren bij Real Madrid en een niet aflatende inzet op Milanello bleken niet genoeg. Huntelaar werd ingehaald door een voorzitterswissel in de Spaanse hoofdstad en een trainer met andere inzichten in San Siro. Als slachtoffer van niet te beheersen krachten volgde de verbanning naar een ander oord.
Gelsenkirchen.
Stad van nuchtere, koude grond met de charme van een staalfabriek. Het dagelijks ritme van noeste arbeid en voortjagen op de Autobahn, ver verwijderd van lome namiddagen in Zuid-Europa, waar het klimaat de levenskunst een steuntje in de rug geeft. Huntelaar, verwend door de geneugten van Milanello, landde in de schoot van Felix Magath, de beul van de Königsblauen.
Haastig snellen de mandekkers van Mönchengladbach toe, als de spits van Schalke zijn borst gereed maakt om de dalende bal op te vangen. Met het instinct van de jager laat Huntelaar zijn tegenstanders de hielen zien. De bal stuit één keer, het linkerbeen gaat vervaarlijk naar achteren. Op het moment dat de schoen van Huntelaar de bal raakt, wordt de grens tussen het verleden en de toekomst getrokken. Verwoestend vliegt de bal langs doelman Bailly. De jaren in Madrid en Milaan krijgen meteen een donkerbruin randje; aangename beelden uit een vervlogen tijd. Dan slaat het schot in, het rijt het net bijna open. Huntelaar hamert zich rechtstreeks in de harten van alle Schalke-fans.
De reis van een opera in het Scala van Milaan naar een schlagerfestival met lange tafels en bierpullen is voltooid. De nieuwe spits overbrugde die afstand met één rake trap. Klaas Jan Huntelaar wordt cultheld in het Ruhrgebied.
Abonneren op:
Posts (Atom)