Op de dag van de streekderby Bladella-Reusel Sport zaten we 's ochtends in de kerk. Vroom, alsof ze er elke week kwamen, zaten de jongens tussen hun ouders en oma in, voor de jaarlijkse herdenkingsdienst van opa.
De mis werd opgeluisterd door het mannenkoor, een tiental kerels dat doordeweeks stoer met stenen op de steigers sjouwde of op kantoor de loonadministratie beheerde van het plaatselijke mengvoedersbedrijf. Nu toverden ze Gregoriaanse klanken uit hun keel alsof er een forse salarisverhoging op het spel stond.
Meneer Pastoor spande zich minder in. Met de rust van een gepensioneerde dokwerker begon hij aan de eerste lezing. Traag, want bij elke komma stopte hij vier seconden om de woorden van Johannes goed te laten neerdalen op de aanwezige parochianen. De moraal, bij tegenslag los je sámen de problemen op, raakte jongste echter allerminst.
"Saai!" fluisterde hij in mijn oor.
Hij had zijn hoofd niet zo staan naar morele adviezen, jongste was meer bezig met het hoofdstuk dat ná deze dienst begon: zijn jeugdteam mocht op het hoofdveld de voorwedstrijd spelen tegen de pupillen van Reusel Sport. Toen meneer Pastoor in zijn preek opnieuw begon over de deugd van samenhang in de gemeenschap, schuifelde hij al ongedurig van de ene bil op de andere.
"Hoe laat is het, pap?"
Ook ik begon me inmiddels zorgen te maken. Door de vele Gregoriaanse liederen en de devotie van meneer Pastoor, die tijd leek te rekken als een doelman met de bal aan de borst in de laatste minuut, kwam de verzameltijd van het team angstig dichtbij.
"Hoe lang duurt het nog, pap?" fluisterde jongste daarom toen de mensen om hem heen ter communie gingen. Ná het slotwoord van meneer Pastoor, maar nog vóórdat hij met een laatste hoofdknik het altaar verliet, verlieten jongste en ik de bank en spoedden we ons naar het sportpark.
Dáár volgde voor jongste en zijn maten een vroege achterstand en bleken de woorden van de priester profetisch. Want diep in de tweede helft van de voorwedstrijd werd die tegenslag sámen opgelost, door na een vloeiende aanval hard de gelijkmaker achter de keeper van Reusel te hameren. De hemel boven het hoofdveld brak open. Het leek op een goedkeurend knikje van Onze Lieve Heer.
dinsdag 25 april 2017
zondag 26 maart 2017
De wetten
Nee, ik had het al snel door, daar in dat naargeestige Vasil Levski-stadion. Van het spel van Oranje moesten we het niet hebben. Daarom wipte ik steeds naar het puntje van mijn stoel als de Nederlandse dug-out in beeld kwam. Bondscoach Danny Blind beleefde daar zijn eigen Waterloo. Met zijn aantekeningenmap op schoot zat hij erbij als de professor quantumfysica die net vanuit de collegezaal een dodelijke vraag op zich afgevuurd zag worden:
"Maar meneer, u vergeet de Wet van Wilson. Het antwoord is niet 7, maar 314."
Jongste had weinig last van De Ondergang Van Het Nederlandse Voetbal. Met zijn voetjes op tafel, een prettig kussentje in zijn rug en een bakje paprikachips in de hand, voorzag hij het koningsdrama op het veld luchtig van commentaar.
"Goh, ze zijn een beetje te slap begonnen, hè pap?"
Meneer gooide even de Wet van Jaap Stam op tafel. De woorden waarmee hij en zijn ploegmaten die zaterdagochtend hun jeugdwedstrijd hadden verkwanseld. Nee, echt gezellig werd het niet, met zijn allen bij de buis.
Vanmorgen trof ik oudste en jongste opnieuw op de bank, toen ik beneden kwam. In pyjama, onderuit op de bank, de televisie op zo'n Nickelodeon-zender met een stompzinnige lachband als er niets te lachen valt en zeker niet op zondagmorgen, als mijn geliefde Nederlandse elftal op Titanic-achtige wijze op de bodem van de oceaan is terecht gekomen.
"Hup! Je kent de afspraak! 's Morgens eerst oefenen voor je typediploma!" snauwde ik, iets te chagrijnig. Maar oudste was niet onder de indruk.
"Ik heb het typen vanmorgen gemist, pap, vannacht is de klok een uur vooruit gezet."
Met de Wet van Humor brak oudste de zondag open.
"Maar meneer, u vergeet de Wet van Wilson. Het antwoord is niet 7, maar 314."
Jongste had weinig last van De Ondergang Van Het Nederlandse Voetbal. Met zijn voetjes op tafel, een prettig kussentje in zijn rug en een bakje paprikachips in de hand, voorzag hij het koningsdrama op het veld luchtig van commentaar.
"Goh, ze zijn een beetje te slap begonnen, hè pap?"
Meneer gooide even de Wet van Jaap Stam op tafel. De woorden waarmee hij en zijn ploegmaten die zaterdagochtend hun jeugdwedstrijd hadden verkwanseld. Nee, echt gezellig werd het niet, met zijn allen bij de buis.
Vanmorgen trof ik oudste en jongste opnieuw op de bank, toen ik beneden kwam. In pyjama, onderuit op de bank, de televisie op zo'n Nickelodeon-zender met een stompzinnige lachband als er niets te lachen valt en zeker niet op zondagmorgen, als mijn geliefde Nederlandse elftal op Titanic-achtige wijze op de bodem van de oceaan is terecht gekomen.
"Hup! Je kent de afspraak! 's Morgens eerst oefenen voor je typediploma!" snauwde ik, iets te chagrijnig. Maar oudste was niet onder de indruk.
"Ik heb het typen vanmorgen gemist, pap, vannacht is de klok een uur vooruit gezet."
Met de Wet van Humor brak oudste de zondag open.
donderdag 16 februari 2017
Schade
Er klinkt gegniffel als de groep het klaslokaal binnenstapt. Geroezemoes. De woorden 'Bladella', 'loterij', 'schandalig' zoemen rond als wespen die op het punt staan hun gif te spuien. De leerlingen kennen mijn banden bij de voetbalclub die deze dagen moet duiken voor rotte eieren en tomaten, omdat enkele jeugdleden vanwege een loterij-actie buiten de vereniging zijn gezet. Ik vrees dat er van mijn les over begrijpend lezen weinig terecht zal komen. Als iedereen zit, trekt een leuke kwajongen achterin de stoute schoenen aan:
"Hé meester, leuke club hè, dat Bladella?"
Dan is het spel op de wagen. We bekijken op de beamer de filmpjes van Omroep Brabant en PowNed, ik schrijf op het schoolbord de stelling "Een sportclub mag nooit jeugdspelers buiten de club zetten als ouders de afspraken niet nakomen" en zet enkele discussiestoelen neer. Er ontstaat een mooi schouwspel; met zinnige argumenten verwoorden de leerlingen hun meningen vanuit verschillende invalshoeken.
"Maar wat vindt u zelf eigenlijk van de hele ophef?", vraagt een meisje als de discussie na een poos doodbloedt. Dan ga ook ik op één van de discussiezetels zitten en vertel de groep over het loterijboekje van jongste, die in no time zijn boekje leeg had en dat ik anders dit contributiegeld met plezier aangevuld had, omdat dat besluit nu eenmaal op de algemene ledenvergadering was genomen. Ik ga dieper in op de zes weken dat er al gecommuniceerd is met betrokken ouders om op allerlei manieren toch maar tot een oplossing te komen. De woorden 'hoor' en 'wederhoor' laat ik vallen, 'nuance', 'internetrechtbank', 'stemmingmakerij' en 'consequent beleid voeren'.
Tegen het einde van de les stopt iedereen de boeken weer in de rugzak. Van begrijpend lezen is inderdaad niets terecht gekomen, maar de lucht is niet meer zwanger van venijn.
"Goh, dat wist ik allemaal niet," zegt een meisje tegen haar vriendin als ze het lokaal verlaten. Terwijl ik de computer afsluit, overdenk ik de les. Geen begrijpend lezen, maar een discussie met de kracht van het vrije woord als doelpuntenmaker. Op het slagveld, met jeugdspelers die niet langer mogen voetballen en clubvrijwilligers, mensen die de ziel vormen van élke sportvereniging, opgeknoopt aan de hoogste boom door vooropgezette meningen, is het slechts een schrale troost.
Maar het is tenminste iets.
"Hé meester, leuke club hè, dat Bladella?"
Dan is het spel op de wagen. We bekijken op de beamer de filmpjes van Omroep Brabant en PowNed, ik schrijf op het schoolbord de stelling "Een sportclub mag nooit jeugdspelers buiten de club zetten als ouders de afspraken niet nakomen" en zet enkele discussiestoelen neer. Er ontstaat een mooi schouwspel; met zinnige argumenten verwoorden de leerlingen hun meningen vanuit verschillende invalshoeken.
"Maar wat vindt u zelf eigenlijk van de hele ophef?", vraagt een meisje als de discussie na een poos doodbloedt. Dan ga ook ik op één van de discussiezetels zitten en vertel de groep over het loterijboekje van jongste, die in no time zijn boekje leeg had en dat ik anders dit contributiegeld met plezier aangevuld had, omdat dat besluit nu eenmaal op de algemene ledenvergadering was genomen. Ik ga dieper in op de zes weken dat er al gecommuniceerd is met betrokken ouders om op allerlei manieren toch maar tot een oplossing te komen. De woorden 'hoor' en 'wederhoor' laat ik vallen, 'nuance', 'internetrechtbank', 'stemmingmakerij' en 'consequent beleid voeren'.
Tegen het einde van de les stopt iedereen de boeken weer in de rugzak. Van begrijpend lezen is inderdaad niets terecht gekomen, maar de lucht is niet meer zwanger van venijn.
"Goh, dat wist ik allemaal niet," zegt een meisje tegen haar vriendin als ze het lokaal verlaten. Terwijl ik de computer afsluit, overdenk ik de les. Geen begrijpend lezen, maar een discussie met de kracht van het vrije woord als doelpuntenmaker. Op het slagveld, met jeugdspelers die niet langer mogen voetballen en clubvrijwilligers, mensen die de ziel vormen van élke sportvereniging, opgeknoopt aan de hoogste boom door vooropgezette meningen, is het slechts een schrale troost.
Maar het is tenminste iets.
dinsdag 14 februari 2017
Vergeten
Op dinsdagavond blader ik alsnog door de maandagkrant. Op weg naar zijn boek Engels voor het hoofdstuk 'irregular verbs', loopt oudste achterlangs en werpt een blik over mijn schouder op de grote foto in het sportkatern.
"Wie is dat?"
"Piet Keizer," zeg ik op plechtige toon, maar dat helpt niet.
Nonchalant haalt oudste zijn schouders op, waarna hij op zijn lijst met Engelse onregelmatige werkwoorden duikt.
Ik doe geen poging het uit te leggen. Waar moet je beginnen? Piet Keizer, dat was de linksbuiten van Ajax uit de tijd dat doelpalen van hout en vierkant waren. De televisie was zwart-wit en je had alleen Nederland 1 en 2. Ver voordat voetballers de aandacht trokken met tatoeages in de nek en rare juichmaniertjes, viel Piet Keizer op door met het kapsel van tante Annie en de oogopslag van een uitgebluste treinconducteur de schaar te perfectioneren. Iconisch beeld, Keizer die tegen Panathinaikos na een achteloze lichaamsbeweging de bal op het hoofd van Dick van Dijk zwiept. Prachtige combinatie ook, Piet Keizer in het oude Wembley.
Oudste heeft geen weet van lang vervlogen Europacupfinales. Zacht mompelend hamert hij de rijtjes in zijn hoofd ("to become, became, become, to have, had, had") voor de overhoring van morgen, als hij plotseling zijn huiswerk onderbreekt.
"Pap, wat heb jij voor mama gekocht voor Valentijnsdag vandaag?"
Zijn vraag wekt de aandacht van zijn moeder die achter ons de vaatmachine inruimt. Twee paar vragende ogen brengen me even van mijn stuk, maar ik herstel me snel.
"Voor Valentijn? Voor ons tweeën?" zeg ik als ik de krant dichtvouw, "De stad van de liefde natuurlijk, romantiek, hand in hand wandelen naar de Eiffeltoren."
"Gaan we naar Parijs?! Wanneer?"
"Over twee uur," zeg ik, als de cabaretier die perfect zijn oneliner plaatst, "Paris Saint Germain tegen Barcelona. De Champions League begint weer."
Maar de lach verstomt snel. Nog vóór de goal van Angel di Maria, die op Piet Keizerachtige wijze de score opent, zit ik alleen op de bank.
"Wie is dat?"
"Piet Keizer," zeg ik op plechtige toon, maar dat helpt niet.
Nonchalant haalt oudste zijn schouders op, waarna hij op zijn lijst met Engelse onregelmatige werkwoorden duikt.
Ik doe geen poging het uit te leggen. Waar moet je beginnen? Piet Keizer, dat was de linksbuiten van Ajax uit de tijd dat doelpalen van hout en vierkant waren. De televisie was zwart-wit en je had alleen Nederland 1 en 2. Ver voordat voetballers de aandacht trokken met tatoeages in de nek en rare juichmaniertjes, viel Piet Keizer op door met het kapsel van tante Annie en de oogopslag van een uitgebluste treinconducteur de schaar te perfectioneren. Iconisch beeld, Keizer die tegen Panathinaikos na een achteloze lichaamsbeweging de bal op het hoofd van Dick van Dijk zwiept. Prachtige combinatie ook, Piet Keizer in het oude Wembley.
Oudste heeft geen weet van lang vervlogen Europacupfinales. Zacht mompelend hamert hij de rijtjes in zijn hoofd ("to become, became, become, to have, had, had") voor de overhoring van morgen, als hij plotseling zijn huiswerk onderbreekt.
"Pap, wat heb jij voor mama gekocht voor Valentijnsdag vandaag?"
Zijn vraag wekt de aandacht van zijn moeder die achter ons de vaatmachine inruimt. Twee paar vragende ogen brengen me even van mijn stuk, maar ik herstel me snel.
"Voor Valentijn? Voor ons tweeën?" zeg ik als ik de krant dichtvouw, "De stad van de liefde natuurlijk, romantiek, hand in hand wandelen naar de Eiffeltoren."
"Gaan we naar Parijs?! Wanneer?"
"Over twee uur," zeg ik, als de cabaretier die perfect zijn oneliner plaatst, "Paris Saint Germain tegen Barcelona. De Champions League begint weer."
Maar de lach verstomt snel. Nog vóór de goal van Angel di Maria, die op Piet Keizerachtige wijze de score opent, zit ik alleen op de bank.
dinsdag 24 januari 2017
Volgen
"Wat doen jullie?" vroeg ik aan de jongens toen ik hen in een herkenbare pose aantrof: hangend in de bank, voorovergebogen over hun tablets.
"Instagram," zei oudste met de vanzelfsprekendheid van gladheid in januari, "ik heb jongste aangemeld."
Het kon natuurlijk niet uitblijven. Op het pad van onze opgroeiende kinderen doken al eerder struikrovers op. Pokémons achter de kerk, scheuren in de spijkerbroek en "gast" zeggen als je een vriend bedoelt. Maar nu was, op een moment waarop ik even niet keek, een ander paard van Troje de huiskamer binnengeduwd: Instagram.
Trots toonde jongste me een foto op zijn beeldscherm.
"Wie is dat?" vroeg ik.
"Justin Kluivert, mijn favoriete voetballer. Ik volg hem."
Zo snel kan het gaan. Twee invalbeurten in de Eredivisie leveren 200.000 nieuwe volgers op sociale media op en aan alle voetbaltafels wordt de vraag besproken wanneer ie aan moet sluiten bij het Nederlands elftal.
"Hoeveel mensen volgen jóú op Instagram?" wilde ik weten.
"Drie," antwoordde jongste als Columbus op één van zijn wereldreizen, "mijn nichtje, een klasgenoot en de keeper van E4." Hij had ook al twee plaatjes gepost: zijn voetbalelftal en een foto van een zwarte beer die we in de zomervakantie aan de kant van de weg hadden gezien. "Oudste heeft me uitgelegd hoe ik dat moest doen, hij heeft al 35 volgers." Het klonk alsof zijn broer goud in handen had.
Dat de wereld langzaam ook de kant van jongste opschuift, bleek vanmorgen aan het ontbijt. Met zijn ene hand opende hij de koelkast voor een glas optimel, met zijn andere checkte hij zijn Instagramaccount.
"Hoeveel volgers heb je al?" vroeg oudste die zijn rugzak inpakte.
"Tien," antwoordde jongste met de blik van de spits die net een hattrick voltooit.
"Tien!" riep zijn moeder die handig jam van de bodem schraapte, "Dat is veel! Ik heb geen enkele volger!" Maar zij verovert de wereld dan ook op geheel andere wijze.
"Ik volg jou toch," zei ik, zoeter dan de aardbeienjam op haar cracker, "altijd en overal."
En zo begon iedereen tevreden aan de dag.
"Instagram," zei oudste met de vanzelfsprekendheid van gladheid in januari, "ik heb jongste aangemeld."
Het kon natuurlijk niet uitblijven. Op het pad van onze opgroeiende kinderen doken al eerder struikrovers op. Pokémons achter de kerk, scheuren in de spijkerbroek en "gast" zeggen als je een vriend bedoelt. Maar nu was, op een moment waarop ik even niet keek, een ander paard van Troje de huiskamer binnengeduwd: Instagram.
Trots toonde jongste me een foto op zijn beeldscherm.
"Wie is dat?" vroeg ik.
"Justin Kluivert, mijn favoriete voetballer. Ik volg hem."
Zo snel kan het gaan. Twee invalbeurten in de Eredivisie leveren 200.000 nieuwe volgers op sociale media op en aan alle voetbaltafels wordt de vraag besproken wanneer ie aan moet sluiten bij het Nederlands elftal.
"Hoeveel mensen volgen jóú op Instagram?" wilde ik weten.
"Drie," antwoordde jongste als Columbus op één van zijn wereldreizen, "mijn nichtje, een klasgenoot en de keeper van E4." Hij had ook al twee plaatjes gepost: zijn voetbalelftal en een foto van een zwarte beer die we in de zomervakantie aan de kant van de weg hadden gezien. "Oudste heeft me uitgelegd hoe ik dat moest doen, hij heeft al 35 volgers." Het klonk alsof zijn broer goud in handen had.
Dat de wereld langzaam ook de kant van jongste opschuift, bleek vanmorgen aan het ontbijt. Met zijn ene hand opende hij de koelkast voor een glas optimel, met zijn andere checkte hij zijn Instagramaccount.
"Hoeveel volgers heb je al?" vroeg oudste die zijn rugzak inpakte.
"Tien," antwoordde jongste met de blik van de spits die net een hattrick voltooit.
"Tien!" riep zijn moeder die handig jam van de bodem schraapte, "Dat is veel! Ik heb geen enkele volger!" Maar zij verovert de wereld dan ook op geheel andere wijze.
"Ik volg jou toch," zei ik, zoeter dan de aardbeienjam op haar cracker, "altijd en overal."
En zo begon iedereen tevreden aan de dag.
Abonneren op:
Posts (Atom)