zaterdag 5 november 2011

Huiselijk geweld

Met de jongens zit ik samen op de bank: Studio Sport. De beelden van FC Groningen - Feyenoord spatten van het scherm. Het inspireert onze jongste. Als Ronald Koeman met rode konen de 6-0 probeert uit te leggen, houdt onze zoon zijn Disney-bal omhoog aan de andere kant van de huiskamer.
“Wedstrijdje doen, papa?”
We weten allebei wat dat betekent: een potje op het scherpst van de snede in de vrije strook tussen eettafel en buffetkast. Tot de vijf, de keuken is ‘uit’, hands is penalty.
Ik win de toss en begin aan een flitsende opening, maar zie de Strootman-sliding niet aankomen. Via een tafelpoot rolt de bal tussen het sleutelkastje en de trap naar boven: 0-1. Jongste wijst met beide duimen naar Mickey Mouse op zijn rug. Het gejuich wekt oudste. Hij verlaat zijn kleurenboek en voegt zich bij zijn broer; ik sta tegenover een nummerieke meerderheid. De strijd intensiveert. Ik gooi een Chanturia-shuffle eruit, oudste tolt ervan en stoot de droppot van de kast. Geen tijd om op te rapen, we moeten door. Het publiek staat op de banken, net de groene hel van De Euroborg.
Bij de stand 4-4, mijn oksels zijn vochtig, het zweet parelt bij de jongens op het voorhoofd, snijdt een gelukkige één-twee mijn verdedigingslinie open. Vergeefs doe ik een uiterste poging het onheil af te wenden. Terwijl ik de plafondhoge ficus naast de kast meesleur in mijn val, tikt oudste het winnende punt tegen de achterdeur, die precies op dat moment openzwaait. Mama is thuis. Met open mond kijkt ze van haar juichende zonen naar mijn uitgestrekte lichaam tussen dropjes en een geknakte kamerplant. Ik lig in mijn eigen groene hel.
“Oh nee!” ze slaat ontzet de handen voor haar ogen.
“Ja, erg hè,” antwoord ik terwijl ik verslagen overeind krabbel, “kansloos verloren in eigen huis.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten