donderdag 6 januari 2011

Struisvogel op drift

Op de derde dag van onze wintersportvakantie in Oostenrijk kwam ik naast hem te zitten. Aan de lange stamtafel van herberg de ‘Almstube’ zat een veertiger met weelderige krullen en een hangsnor uit de tijd van Chiel Montagne aan zijn lunch. Terwijl ik plaatsnam wees hij goedlachs op mijn wollen muts met het clublogo van West Bromwich Albion.
“Ah, England! Fußball! Liverpool! Wayne Rooney! Brittania rules the waves, mein Freund!”, riep hij vrolijk vanachter zijn ruime bord met Fleischnudeln. Het leek erop dat hij vaker achter een vol bord zat, want zijn riem deed een uiterste poging zijn bolle buik in het skipak te houden.
“Nein, Holland,” verbeterde ik.
“Ah, die Niederlände!” En met de vanzelfsprekendheid van een weerman die een hogedrukgebied aankondigt, gooide hij er een opvallend rijtje achteraan: “Tilburg, Willem Zwei, Huub Loeffen!” Verbaasd keek ik op van mijn menukaart.
“Huub Loeffen?!”
Mijn buurman vertelde dat hij Heinz heette. Door een uitwisselingsprogramma was hij in de jaren negentig verzeild geraakt in Tilburg. Hij vond het een mooie stad en raakte er verknocht aan Willem II.
“Der Huub Loeffen, ja. Superspieler. Machte viel Arbeit. Immer am richtigen Platz!”, zei Heinz vanonder zijn hangsnor. En ondersteund door wijdse armgebaren kreeg ik uitleg over ‘Superhuub’. Hoe hij in een wedstrijd tegen Sparta Rotterdam bij ‘eigener sechszehn’ de bal tackelde, een tegenaanval opzette en een paar tellen later gevaarlijk opdook voor het vijandelijke doel. En hoe hij in ‘ein Pokalspiel gegen NAC Breda’ de winnende maakte.
Gedurende vier seizoenen had hij elke thuiswedstrijd van de ‘Tricolores’ gevolgd. Op dit moment vecht de club uit Tilburg een kansloze strijd tegen degradatie uit de Eredivisie, maar eind jaren negentig hadden ze een vaste plek in het linkerrijtje. Het waren de jaren van Co Adriaanse. Eerst liet hij de selectie veertig kilometer naar huis lopen en ontsloeg hij de koffiejuffrouw, maar uiteindelijk leidde hij Willem II wel naar de Champions League. Heinz zag die jaren vaak een swingend Willem II. Hij kon kiezen uit Jean-Paul van Gastel, de man die de lijnen uitzette, Jaap Stam die vijandelijke spitsen opvrat, desnoods Bert Konterman, maar hij viel voor anti-held Huub Loeffen.
Loeffen is het jongetje dat iedereen kent van de basisschool. Elke dag rent hij met de rugzak achterop naar school om te kijken of hij als eerste op het plein is. Tijdens gymles vliegt hij met apenkooi over de toestellen, zodat hij hard uit het klauterraam valt, maar met een buil op het voorhoofd gaat een half uur later in de klas zíjn vinger weer als eerste in de lucht om de uitkomst van de staartdeling te vertellen. Overijverig, maar erg onhandig. Huub Loeffen was de eerste speler in de Eredivisie die over de middellijn struikelde.
Hij brak door bij Vitesse, maar zwoegde later voor Willem II over het veld. Het waren de gouden jaren van Ajax met Litmanen, Kluivert en Ronald de Boer. Mooie atleten met een fluwelen balbehandeling, de motoriek van Loeffen stak er schril bij af. Hij had een lange romp met een nog langere nek. In volle ren roffelden zijn benen, maar zijn rug stond bewegingloos op zijn heupkom. Het had veel weg van een struisvogel met ontembare paringsdrang.
Het werd een gedenkwaardige lunch met Heinz in de Almstube. Terwijl we de magen vulden voor de skimiddag vertelde hij me dat hij in ‘99 terugkeerde naar Oostenrijk. Sinds jaren werkte hij als accountant in een buitenwijk van Salzburg en na zijn Tilburgse periode volgde hij het Oostenrijkse voetbal ‘sehr intensif’. Dus na Red Bull Salzburg en Rapid Wien kwam het gesprek al snel op Ernst Happel.
“Wie bitte?”
Ernst Happel. Grote Oostenrijkse speler, beroemde trainer ook.
“Kenn ich nicht.”
Hans Krankl?
“Entschüldigung?”
Bruno Pezzei dan misschien? Toni Polster? Felix Gasselich van Ajax? Marko Arnautovic? Ook niet?
“Tut mir leit, ich hab keine blasse Ahnung,” en met een servetje veegde hij zijn hangsnor schoon.
Heinz, de intensieve volger van het Oostenrijkse voetbal keek bij de naam Ernst Happel alsof alle koetsen in Wenen op hol sloegen en na zijn Nederlandse jaren is Huub Loeffen degene die bij hem het eerst naar boven komt. Onze gezamenlijke maaltijd was te kort om de parels uit de Nederlandse muziekkroon te bespreken, maar de kans is groot dat Heinz met Dries Roelvink op de proppen zou zijn gekomen en Dik Bruynesteyn zou hij ‘unbedingt’ als grootste Nederlandse kunstenaar naar voren schuiven (“Unglaublich wie er Appie Happie kultivierte!”).
Hij was zeer goed te verteren, die Heinz, net als de steak die ik naar binnen werkte. De ‘Almstube’ serveert struisvogelbiefstuk. Heerlijk, Huub Loeffen leeft voort in de Oostenrijkse Alpen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten