donderdag 11 maart 2010

The Hawthorns

Een lome zomerdag in 2008. Mijn dutje in de tuin wordt verstoord als onze zoon ineens voor me staat. De mand met winterkleding in de gang heeft zijn fantasie geprikkeld. Hoewel het zeker 28 graden is, heeft hij wanten aan, een wollen das om en op het vrolijke hoofd draagt hij een muts. Niet zomaar een muts. Het is de muts die ik in januari in het stadion van West Bromwich Albion kocht om mijn hoofd warmte te geven. Het logo van die voetbalclub danst nu op het voorhoofd van onze zoon. Hij zal het nu ook wel warm hebben.
Terwijl hij weer naar binnen rent voor een nieuwe verkleedpartij, reis ik in gedachten terug naar die voetbalreis in januari. Engeland is een magneet. Het grote aantal clubs, de traditie, de volle stadions, de klassieke shirts, de beleving tijdens de wedstrijden, de hoop en vrees op de gezichten van de fans. Het is alsof Obelix een gebraden everzwijn voor zijn neus krijgt na een robbertje vechten met de Romeinen: onweerstaanbaar. Dit weekend waren we afgereisd naar de West Midlands, waar in een voorstad van Birmingham WBA ging spelen tegen Burnley.
West Bromwich Albion, in de volksmond ‘The Baggies’, is een oude club. In 1878 opgericht, maar de fans worden niet verwend. In 1920 werd het kampioenschap behaald en vijf keer veroverde WBA de FA-cup, de laatste keer in 1968. Ondanks dit magere succes worden ‘The Baggies’ tweewekelijks gesteund door een nagenoeg vol stadion. Kijk, dan heb je mijn aandacht. Engeland kent heel veel clubs die de successen aaneen rijgen en die wekelijks spelen voor uitverkochte stadions, maar als de prijzen het gevolg zijn van clubovernames door buitenlandse miljardairs en als de tribunes bevolkt worden door gloryhunters die verwend gaan fluiten als de zege een keer niet zo hoog uitvalt, wend ik mijn blik af.
Ik wil supporters om me heen zien die de hele week hard gewerkt hebben in de staalfabriek, mannen met een onvolledig gebit, die een seizoenkaart veel belangrijker vinden dan een tandrestauratie, stoere knapen die braaf meegaan naar de verjaardag van tante of schoonmoeder als ze maar op zaterdagmiddag in wedstrijdshirt hun club mogen volgen. In hun ogen zie je de onvoorwaardelijke trouw voor hun club en de hoop op dat dat jonge talent eindelijk het verschil gaat maken. Deze mannen vond ik om me heen in ons vak van het stadion van West Bromwich Albion met die fraaie, nog niet door commercie aangetaste naam: The Hawthorns.
Pal aan het veld zagen we de glorie in hun ogen toen WBA die middag in een sfeervolle wedstrijd won van het matige Burnley. Die vreugde veranderde tegen het einde van de competitie zelfs in euforie, want ‘The Baggies’ wisten het Championship te winnen en heroverden daarmee een plaatsje in de hoogste Engelse divisie. Maar ook dit sprookje duurde maar kort.
Onze zoon staat ineens weer voor me. Hij heeft mijn voetbaltas gevonden. Vrolijk lachend draagt hij nu mijn keeperhandschoenen en mijn keepershirt. Het komt tot over zijn knie.
Voor Burnley verliep de competitie in 2008 minder voorspoedig. Na een kleurloos seizoen wisten ze ternauwernood degradatie te voorkomen. Maar dit seizoen namen ze het stokje over van WBA in de hoogste divisie. Ze spelen hun wedstrijden in de kleuren ‘claret and blue’. Het stadion heet ‘Turf Moor’.
Het begint weer te kriebelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten