maandag 22 november 2010

Penaltykramp

Voetbal is een mannensport. Voetbalverenigingen bestaan meer dan honderd jaar en in die lange tijd zijn kantines en kleedlokalen langzaam verworden tot mannelijke bolwerken. Geheel eigen leefgebieden waar het testosteron vrij spel kreeg en waar niet opgekeken werd van een afgeknipte stropdas of een rokende drol in een schoen. Vrouwen worden hooguit gedoogd in deze aparte biotoop met eigen ongeschreven wetten.
Sinds enige jaren is er damesvoetbal en vrouwen kijken in Oranje shirt mee naar wedstrijden van het Nederlands elftal en roepen dan hard ‘Hup!’, maar deze moedige pogingen halen de achterstand die begon toen jongens al bij hun eerste stapjes direct uithaalden naar een bal, niet in. Die verwijdering werd later alleen maar groter. Terwijl jongens na schooltijd op het veldje uren schaafden aan de schaar of het hooghouden van de bal, verdeden meisjes hun kostbare tijd aan origami en het lezen van de Tina. De Eredivisie voor vrouwen die onlangs gestart werd, een streven om de balans iets meer in evenwicht te brengen, is net zo kansloos als een club getraind door Aad de Mos.
Zoals bijna alle jongens schaafde ook ik jaren aan mijn wreeftechniek. Ik droomde van een grote carrière in de stadions. Toen ik als begin twintiger op een regenachtige zondagmorgen mezelf echter terug vond op een winderig zijveld van HMVV, sijpelde voor het eerst twijfel door. Toen ik diezelfde ochtend mijn voetbalschoen recht in een verse koeienvlaai plantte, nadat ik een afzwaaier uit het ernaast gelegen weiland wilde halen, voelde dat als een dreun op mijn kaak. Ik las het in de ogen van de koe die vier meter verderop onverstoorbaar stond te herkauwen: een loopbaan als profvoetballer kun je wel vergeten.
Gelukkig hoorde ik in die dagen in het kleedlokaal over andere avonturen. Spannende verhalen over gefrunnik met sluitstukjes van behaatjes met kant op de achterbank van de auto. Belevenissen vol opwinding met beslagen ramen. Het maakte me nieuwsgierig en ik besloot mijn aandacht te verleggen naar het universum van lust en verlangen.
Ik trok mijn mooiste blouse aan, deed gel in het haar en meldde me in het nieuwe jachtgebied, disco El Dorado. Hele avonden keek ik naar meisjes uit het dorp die vrolijk dansten op hits van Milli Vanilli en the Sugarhill Gang. Zo nonchalant mogelijk, maar met het hart in de keel sprak ik uiteindelijk een meisje aan. Versieren bleek ook niet mijn grootste talent. Al in de derde zin begon ik over de lastige uitwedstrijd tegen de Knegelse Boys en zo leerde ik dat keepers weinig kans maken bij de vrouwen. Ze willen liever een noeste back met indrukwekkende kuiten die hen zal beschermen in tijden van nood, desnoods een mooie spits. Die mannen scóren tenminste.
Na deze tweede ontnomen illusie dompelde ik me dieper dan ooit onder in mijn oceaan van bal en doelpunt. Lang had ik genoeg aan het uitzicht op een cornervlag of de opdoemende contouren van een groot stadion dat ik met vrienden bezocht. Ik gedoogde slechts twee vrouwen in mijn leefgebied: Lia van de voetbalkantine, zij wist precies hoe lang een hamburger in het vet hoorde te blijven voor een knapperige korst en Dione de Graaff van Studio Sport. Eindelijk een vrouw die de basiself van Liverpool uit ’78 zo uit haar mouw schudde, maar het kon natuurlijk ook gewoon met haar wulps gevulde truitje te maken hebben.
Deze week was ik in de Albert Heijn. Terwijl een jaren tachtig deuntje van Dr. Hook op de achtergrond mijn aankoop bij de diepvriesproducten probeerde te stimuleren, botste plots een vrouw tegen mijn winkelwagentje.
Wow!
Gaaf gezicht, weelderige krullen, mooie benen in een hippe spijkerbroek. Eén seconde keek ze me recht in de ogen.
“Ben jij niet van die verhaaltjes en die stukjes op de radio,” vroeg ze.
“Ja, soms weet ik de woorden wel achter elkaar te zetten,” reageerde ik.
Ze wees in haar karretje naar een bakje met blokjes kaas en een fles witte wijn.
“Zullen we vanavond samen Champions League kijken? Gezellig bij mij op de bank.”
De zwoele knipoog die ze erachteraan stuurde, liet aan duidelijkheid niets te wensen over. De wereld van gefrunnik aan behaatjes met kant opende zich volledig voor mij, daar voor het diepvriesvak. De cup leek vanavond, gezellig bij haar op de bank, voor het grijpen, maar ik verkrampte als Seedorf op de penaltystip.
“Eh, … tja, … eh, weet je, ik … eh … moet vanavond nog een column schrijven.”
Het gesprek sloeg neer als een dood pilsje. Afgewezen startte ze haar wandeling naar de kassa. Dr. Hook klonk nog steeds door de boxen, terwijl ik haar de pizza’s en de zakken friet zag passeren: ‘She don’t say nothing, but baby makes her blue jeans talk.’
Zo heupwiegde ze stijlvol uit mijn leven. Vrouwen en ik; het zal waarschijnlijk nooit wat worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten