zondag 7 november 2010

One way wind

De zon doet goed zijn best die vroege zondagochtend. Door fraaie herfstkleuren koers ik naar de sportparken van Eersel, Steensel en Knegsel. Het doel is daar posters en folders voor de Bladella voetbalkwis achter te laten.
Met het fotomateriaal in de hand stap ik de eerste kantine binnen.
“Doe mij maar een tosti, Sjannie!”
Aan de bar hangt een vroege vogel voor de tien-uur-wedstrijd. Zijn sporttas rust als een trouwe hond naast zijn kruk. Sjannie, de kantinejuffrouw, heeft een dampende kop koffie voor hem neergezet en bereidt nu op routine een gebakken boterham met ham en kaas.
De jonge voetballer volgt argwanend mijn binnenkomst. Zijn ogen verraden de avonturen die nu, op de frisse ochtend, net achter hem liggen. Het is dezelfde blik die ik over een uur terug zal vinden in de ogen van mijn eigen ploeggenoten. De echo van nachtelijke gezelligheid, te veel drank of uren vol lichamelijke passie.
Als de poster op de juiste plaats in de kantine hangt en de nachtbraker met een ferme bijt in zijn tosti zijn zondag laat beginnen, vertrek ik naar de volgende sportcomplexen.
Ik tref er steeds hetzelfde tafereel: de onvolprezen clubvrijwilligers druk in de weer voor jongere en oudere amateurvoetballers die, nog ver verwijderd van het eerste fluitsignaal, de wedstrijddag op de rails proberen te krijgen.
Als alle posters uitgedeeld zijn, rijd ik terug naar mijn oude vertrouwde Smagtenbocht. Ook daar, zoals elke week hetzelfde beeld, mannen druppelen binnen en drinken een kop koffie en bestellen een broodje worst. Alleen niet bij Sjannie, maar bij Lia of Ans.
Vanwege mijn rondje door de Kempen die morgen ben ik verlaat en zijn de jongens van mijn elftal al vertrokken naar het kleedlokaal. Snel drink ik een kopje koffie, terwijl ‘One way wind’ van de Cats ouderwets door de kantine galmt. Het is zo’n deuntje dat je hoofd binnendringt en er vervolgens niet meer uit gaat.
In de gang die naar de kleedruimtes leidt, hoor ik al de vertrouwde stemmen van het vijfde. Voor de deur blijf ik een paar seconden staan. Het e-mailverkeer van de afgelopen week wordt doorgenomen, hoor ik. Op kantoor en in de fabriekshal heeft de arbeidsvreugde een extra boost gekregen. Vooral de mailtjes met bijlage misten hun uitwerking niet. Het blijft toch een aparte biotoop, die mannenkleedkamer. Nog nooit heb ik er een vrouw aangetroffen. Ze worden daar niet gedoogd. Vrouwen zouden er ook niets van begrijpen, die aparte wereld met eigen humor en ongeschreven wetten. De emancipatie in de maatschappij schrijdt onverminderd voort, maar de wereld van de mannenkleedruimte laat zich niet verdrijven. De afspraken zijn duidelijk: onze vrouwen mogen op zaterdagmiddag naar de stad en koffie drinken bij de Hema, als wij op zondagochtend maar ons broodje worst mogen bestellen bij Lia, onze voetbalschoenen aan mogen doen en met pretoogjes de mailbijlages mogen bespreken.
Als ik de kleedkamerdeur openzwaai val ik midden in een ander ritueel. Onze stopper heeft net een scheet gelaten. Zo eentje zonder geluid. Vanuit een hoekje overziet hij tevreden gniffelend de ravage die hij aanricht. Neuzen worden dichtgeknepen, gezichten verdwijnen demonstatief in het T-shirt en de dader krijgt de volle laag.
“Smeerkees!”
“Rotte vis!”
Het is wekelijkse kost, onverschrokken en vrolijk zingend stap ik het slagveld binnen.
‘One way wind, one way wind, are you trying to blow my mind.’
De wind komt inderdaad weer uit dezelfde hoek en snijdt mijn neusvleugels in tweeën. Even moet ik naar adem happen. Wat een lucht. Het blijft een vreemde paradox: de geur is scherp genoeg om een openbaar gebouw uit voorzorg te laten ontruimen en de Explosieven- en Opruimingsdienst te verwittigen, maar hier in de onnavolgbare spelonk van het vijfde is de uitwerking compleet anders: de wind zorgt voor hilariteit en verbondenheid. Pure teambuilding. We gooien er zelfs nog wat grappen overheen. Schouder aan schouder kleden we ons om voor de wedstrijd. Een gevoel van onoverwinnelijkheid dringt de kleedkamer binnen. Een misplaatste vorm van arrogantie die het vijfde al vaker punten heeft gekost.
De adrenaline dient zich ook bij mij aan als ik mijn trui over het hoofd trek. Vrolijk lachend verdwijnen we naar buiten voor de warming up. Het wordt weer een mooie werkweek met nieuwe mails, bedenk ik me als ik de eerste bal raak. Mijn zondag is nu al weer geslaagd.
De wedstrijd moet dan nog beginnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten