donderdag 8 april 2010

De ontnuchtering

Ook deze oudejaarsavond werd gedragen door euforie. In het hoofd nestelt vaker een prettige lichtheid als de oliebollen gebakken zijn en alles weer tot een goed einde lijkt te komen. Maar mijn vrolijke stemming werd versterkt door het zaalvoetbaltoernooi waaraan ik die dag met een aantal vrienden had deelgenomen. Na een stroeve poulefase die we doorkwamen vanwege een Wim Kieft-achtige ontsnapping, was onze motor op toeren gekomen. Het bij elkaar geharkte team begon te draaien en we stootten rechtstreeks door naar de finale. In de eindstrijd eiste ik de hoofdrol op door bij een 1-0 stand, vlak voor tijd een penalty uit mijn doel te tikken. Mede daardoor pakten we de cup!
Niet dat die beker zo veel voorstelde, maar zo’n overwinning op juist deze dag van beschouwend terugkijken en het tellen van zegeningen, zorgde voor een genoeglijke zoem richting de jaarwisseling.
We stonden frisgewassen in het dorpscafé aan de bar. Erik, die vandaag de winnende goal in de finale binnen schoot, Ron, Marcel en ik. Ron en Marcel waren geen voetballers. Ron hield wel van sport, maar niet in teamverband. Hij vond het gekmakend als hij door andermans fouten de strijd verloor. Jaren geleden koos hij daardoor voor mountainbiken. In die tijd was geen enkele prijs binnengehaald, maar in ieder geval kon hij dat alleen zichzelf verwijten. Marcel, die enkele huizen verderop bij mij in de straat woonde, was meer van de muziek. In zijn jeugdjaren had hij wel gevoetbald, maar al snel dreef hij richting de scheurende gitaarrock, zowel in verschijningsvorm met een lange paardenstaart en vervaarlijk uitziende tatoeages op armen en kuiten, als in daden, want Marcel was de gedreven frontman van een zogenaamde trash-metalband.
De avond kabbelde lekker voort aan de bar. We praatten elkaar bij over de afgelopen maanden en hoorden van de plannen voor het nieuwe jaar. Net op het moment dat de dj de tijd enkele decennia terugdraaide door een nummer van George Michael in te zetten, vroeg Ron naar het zaalvoetbaltoernooi van die dag. Enthousiast praatte Erik hem bij over onze trage start, zijn mooie goal en mijn gestopte strafschop. Zoals hij wel vaker deed tijdens een verschrikkelijk zwijmelnummer, had Marcel zijn staart losgegooid en zijn luchtgitaar opgepakt. De spijt van George Michael (‘…and I never gonna dance again, guilty feet have got no rythm…’) werd wild headbangend begeleid. Even een statement maken. Toen de door mij gekeerde pingel besproken werd, gooide hij zijn mat weer in de nek en mengde zich in het gesprek.
“Een penalty? Dat moet toch niet zo moeilijk zijn, die schiet je toch gewoon binnen.”
Mijn prestatie van die middag en de uitgelaten sfeer in de kroeg hadden mijn zelfvertrouwen een aangename boost gegeven. Lichtelijk overmoedig ging ik in op Marcels stelling.
“Nou, zo simpel is het niet. Vaak zie ik aan het standbeen van de speler welke hoek hij kiest. Ik heb dit seizoen al meerdere penalty’s gestopt.”
Marcel hoonde het weg. “Ik heb al acht jaar geen bal meer aangeraakt, maar een strafschop schiet ik zo langs je heen.”
Marcel had ik regelmatig aan het werk gezien. Covers van Metallica en Megadeth knalden zo uit zijn keel.. Op het podium was hij volledig in zijn element. Maar hier begaf hij zich brutaal op mijn terrein.
“Eén penalty misschien wel, maar meerdere achter elkaar?”
“Dan ook,” antwoordde Marcel, zelfs morgenvroeg geef ik je het nakijken. Wedden?”
Zelfverzekerd stak hij zijn hand uit.
“Prima, Marcel!”, gretig schudde ik zijn hand. “Dat staat. Wat is de inzet?”
“Een etentje in het dorpscafé,” zei Marcel om het af te ronden. George Michael was weer bij het refrein beland. Met een ferme zwaai gingen de haren weer voor het gezicht. ‘Careless whisper’ kreeg weer de wind van voren.
Diep in de nacht kwamen mijn vriendin en ik enigszins beneveld thuis van het oudejaarsfeest. Het jaar was goed afgesloten. De precieze reden was me niet meer duidelijk, maar ergens diep in de nacht had ik op een tafel met Ron een dans uitgevoerd waarbij de hele kroeg meegezongen had. Mijn oren suisden nog na. Op het moment dat mijn hoofd het kussen raakte, viel ik in een diepe slaap.
Het duurde even voordat het geluid van de deurbel tot me doordrong. Ik opende mijn ogen. In rode cijfers gaf de wekker 07.21 aan. De eerste zonnestralen braken door het gordijn. Meteen zat ik rechtop in bed. Foute boel, leek me. Terwijl mijn vriendin rustig doorsliep, gleed ik uit bed. In onderbroek en T-shirt daalde ik snel de trap af, met kloppend hart opende ik de voordeur.
Daar stond hij.
In een vaal Iron Maiden-shirt, een afgeknipte spijkerbroek en daaronder soldatenkistjes: Marcel. In zijn rechterhand wipte hij een plastic bal op en neer.
“Goedemorgen. Ben je er klaar voor?”
“Klaar voor? Voor wat?” Mijn schrik voor een onheilstijding maakte plaats voor oprechte verbazing.
Marcel antwoordde niet. De bal bleef op en neer wippen op zijn rechterhand en op zijn gezicht ontstond een grote grijns. Langzaam daalde de reden van zijn vroege komst in mijn hoofd. Ons gesprekje over het toernooi en zijn mening over de strafschop. De weddenschap!
Ik haalde met een zucht een hand door mijn verwarde haren.
“Mijn god, Marcel! Het is net zeven uur!”
“Ja, en?” De bal ging weer op en neer, de grijns zat gebeiteld op zijn gezicht. Er was geen ontkomen aan. Ik kon de deur dichtgooien, terugkruipen in mijn warme nestje en de komende maanden de hoon over me heen krijgen, of nu de uitdaging aangaan.
“Geef me twee minuten,” zuchtte ik tenslotte.
In de slaapkamer sliep mijn vriendin vredig verder. In alle stilte hees ik me in een trainingspak. Glimlachend dacht ik terug aan het moment gisterenavond dat George Michael zijn liefdesverdriet door de boxen kwijlde. De melodie kroop weer in mijn gedachten. ‘Early feet have got no rythm’, fluisterde ik in mezelf.
Marcel wachtte rustig op het tuinmuurtje toen ik de voordeur voorzichtig sloot. We keken elkaar met een vette lach aan, maar zeiden niets. We staken de straat over die bezaaid was met vuurwerkresten. Onder een struik zat een bonte kat. Schichtig volgde hij onze zwijgzame gang naar het doel op het speelveldje aan de andere kant van de weg. Hij begreep er ook niets van. Marcel liep meteen naar de strafschopstip en legde de bal erop. Zelfverzekerd liep de hardrocker vier stappen naar achteren. Volkomen hilarisch; een rocker en een keeper op de eerste dag van het jaar in alle vroegte op een geheel uitgestorven speelveld. Maar het was hem duidelijk menens. In al mijn spieren voelde ik de biertjes en de tafelshowdance, maar er zat maar één ding op; geconcentreerd zakte ik op de doellijn door mijn knieën. De aanloop was kort en krachtig, vol haalde Marcel uit met zijn rechter soldatenkistje. De speelgoedbal was niet bedacht op dergelijk geweld en fladderde op hoge snelheid in mijn richting. Voor ik een hand kon uitsteken, floot de bal langs me heen in het doel. Marcel huppelde er direct achteraan, pakte de bal weer op en keerde terug naar de stip om zijn missie voort te zetten. Vier stappen achteruit, felle aanloop. Deze keer zette hij met een punter het projectiel in beweging. Het effect was hetzelfde: onnavolgbaar, als een ballon waar met volle kracht lucht uit ontsnapt, vloog de bal langs mijn graaiende armen. Onverstoorbaar rende Marcel weer achter de bal aan. Niets kon hem nu nog tegenhouden. Zijn ferme tred haalde mij uit mijn lachstuip. Het vooruitzicht drie keer achter elkaar vanaf de penaltystip gepasseerd te worden door een zanger van een metalband op legerkisten ging natuurlijk te ver. Listig besloot ik me te richten op zijn standbeen, een truc die ik vaker toepaste. Weer vier passen achteruit en de aanloop. Ik kon focussen op zijn standbeen wat ik wilde, zijn volle uithaal stuurde de onberekenbare speelgoedbal vervaarlijk richting mijn linkerhoek. Mijn afzet was nog flink, maar ik kon niet voorkomen dat zijn derde penalty in de winkelhaak verdween.
Nog voordat de bal achter het doel stil lag, huppelde Marcel het veldje af. Op weg naar zijn warme nestje. “Woensdagavond. Weekmenu ‘De Kraai’. Half acht,” riep hij nog over zijn schouder.
Daar lag ik, voor het doel op het speelveldje. Drie keer verslagen vanaf de stip door een man die acht jaar geen bal aangeraakt had. De bonte kat zat nog steeds in de struiken. Het beest schrok van de voordeur die Marcel dichtsloeg. Even kromp hij ineen.
Het nieuwe jaar was weer begonnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten