woensdag 25 april 2018

Discutabel

Een wedstrijd fluiten, dat moet je kunnen. Na het beginsignaal starten twee ploegen hun goedbedoelde weg naar glorie, maar snel daarna ontaardt de voetbalmatch vaak in een schouwspel dat nog het meeste lijkt op ‘tweeëntwintig boeren op hol’. Houd dan maar eens het overzicht tussen een correcte sliding en een doodschop.
Mijn buurman van vroeger, die had het in de vingers. Hij kon, na een wedstrijd met twee gebroken benen, drie uitgetufte voortanden, een weggelopen grensrechter, 17 verwensingen (waarvan “Scheids! Zelfs Stevie Wonder ziet dat dat geen pingel is!” nog de beschaafdste was) en een gapend gat in de kleedkamerdeur, monter zijn auto op de inrit zetten en met frisgewassen haartjes zijn voetbaltas uit de kofferbak pakken:
“Zo, dat was weer een lekker potje op de zaterdagmiddag.”
Zelf heb ik het één keer geprobeerd. Bij een competitiewedstrijd van jongste bleek de scheidsrechter geblesseerd, waarna de leider met labradorogen aan mij kwam vragen of ik de fluit niet ter hand wilde nemen. Hoe moeilijk kon het zijn, zo redeneerde ik vol zelfoverschatting, zo’n wedstrijd tussen F’jes? Jochies die net de Donald Duck lezen en nog met hun moeder willen trouwen. Nog vóór de rust liep het potje uit de hand door een jonge hooligan die niets wilde weten van de vrije trap tegen: “Homo!”
Blijkbaar was de les dat een wedstrijd leiden best lastig kan zijn al weer weggegleden naar de diepste krochten van mijn geheugen (waar ook mijn schaamtevolle optreden bij de Mini-Playbackshow in groep 3 en mijn eerste blauwtje liggen opgeslagen; Maria, wiens pronte borsten al het testosteron in mijn lichaam tot leven wekte), want zaterdag stond ik als leider stuitend langs de lijn bij de uitwedstrijd van JO11-1. Het potje werd geleid door een struise 15-jarige blonde deerne, die ik vóór aanvang goedgemutst ‘een prettige wedstrijd’ wenste. Zij mij ook. Dat zij daar anders over dacht, bleek toen alle schouderduwtjes en correcte blocktackles werden afgefloten en élk twijfelgeval in het voordeel van haar thuisspelende ploeg werd uitgelegd. Mijn machteloosheid vertaalde zich in vertwijfelde armgebaren (denk aan Johan Cruijf in discussie met een scheidsrechter) en een enkele verbale oprisping die niet zou misstaan op een CDA-partijcongres (“Van twéé kanten bekijken, scheids!”). Ergens diep in de tweede helft was het meisje echter mijn nuanceringen beu. Met een schrille fluit legde ze het spel stil en ten overstaan van alle spelers én hun ouders, wees ze als Björn Kuipers in mijn richting en riep ze streng de stand van zake over het speelveld:
“Als die meneer nu niet snel zijn mond houdt, dan is daar de poort!”
Als een geslagen hond die moet toezien hoe de slager de worst gunt aan een schoothondje met een rode strik, zag ik hoe jongste en zijn vriendjes in het restant de wedstrijd uit handen lieten glippen.
Je mond houden tijdens de wedstrijd, ook dat moet je kunnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten