woensdag 28 juli 2010

Route du soleil

Het is nog voor Maastricht als onze oudste zoon voor de eerste keer de vraag stelt.
“Mag ik mijn kleurboek, pap?”
“Tuurlijk jongen, ga maar lekker kleuren”, antwoord ik.
“Maar mijn kleurboek zit in de koffer achterin de auto, pap.”
Dat verandert de zaak. Papa is op een missie. We rijden naar het zuiden voor een verdiende vakantie en er liggen nog vele kilometers voor ons.
“Pap, ik wil tekenen!”, meldt hij even later, deze keer met meer nadruk.
Normaal gesproken weet ik wel raad met zeurterreur vanaf de achterbank. Elke poging om toch maar het boekje op zijn schoot te krijgen gewoon negeren. Zeker nadat mijn Pearl Jam-tapes, speciaal geselecteerd voor deze lange autorit, al moesten wijken voor een potpourri van K3 nog voor we het einde van onze straat bereikt hadden. Maar doordat ook de jongste, net ná Maastricht, aangeeft dat hij toch echt moet poepen, staan we voor Luik al op zo’n grote parkeerplaats naast de snelweg tussen vrachtwagens van de Aldi en volgeladen vakantieauto’s.
De boodschap van de jongste is zo gelegd, maar in die tijdspanne heeft onze oudste zoon kans gezien de achterklep te openen. Terug bij de auto zien we hem zitten, in vol ornaat op de achterbank met op zijn schoot het zo gewenste kleurboek. In zijn ogen zie ik de twinkeling van een kleine jongen die weet dat het niet mocht, maar het toch voor elkaar heeft gekregen.
Onze reis kabbelt hierna rustig voort, maar krijgt een verrassende wending als we bij Metz het opvallende stadion van de plaatselijke FC passeren. Opnieuw wordt om een sanitaire stop gevraagd, zodat ik wederom de snelweg verlaat. Met opmerkelijk minder irritatie deze keer, want na enkele bochten staan we op het parkeerterrein voor het stadion van FC Metz. Bij het openen van het achterportier rolt de bal van onze jongste naar buiten. Ook op de achterbank werkt hij aan zijn balgevoel. Terwijl zijn moeder met hem een plasplaats zoekt en onze oudste de laatste hand aan een kleurplaat legt, houd ik een balletje hoog voor die merkwaardige steile tribunes van de Noordfranse club. Met een schuin oog kijk ik naar een hoek van het stadion. Er staat een hek wijd open. Met de bal in de hand wandel ik ernaar toe. Als ik de hoek bereik, zie ik dat niet alleen dit hek open staat. De opening tussen de lange zijde en de tribune achter het doel biedt volledig zicht op het speelveld. Bij de cornervlag staat een onbemande zitgrasmaaier. In slechts zeven tellen sta ik met mijn tenen aan de zijlijn. Aandachtig tuur ik naar de tribunevakken om me heen. Op de tribunes met de daken erboven die op opengesperde pelikanenbekken lijken, is geen mens te zien. Het stemmetje in mijn achterhoofd dat gewetensvol opdreunt dat het speelveld in een stadion heilig is, wordt snel verpletterd door de opwinding die deze buitenkans oproept. Kordaat, alsof ik de arena betreed voor de finale, stap ik over de zijlijn heen en wandel naar het midden. Nog steeds niemand te zien. Bij de middenstip zak ik door mijn knieën en druk mijn neus tegen het gras. Ik voel me net Buffalo Bill die met een oor aan de grond kan horen wanneer een kudde bizons nadert. Het gras ruikt lekker. Vers. Het lijkt alsof er elke moment een vloeiende aanval van FC Metz opgezet kan worden tegen een achteruit hollend Olympique Marseille. Het stadion kolkt. Een lange pass naar linksvoor. Een scherpe voorzet. Het legioen loeit als hun spits neergehaald wordt door de bonkige rechtsback.
Penalty! Ik kijk naar de bal in mijn handen.
Daar wandel ik al naar het zestienmetergebied. Het publiek gaat tekeer. Behoedzaam leg ik de bal op de stip. Een korte aanloop. Strak verdwijnt de bal in de winkelhaak. In volle ren trek ik het shirt over mijn hoofd. Net als die jongen uit de pindakaasreclame maak ik het hele stadion wild.
Ineens word ik in mijn kraag gegrepen. Terwijl het shirt mijn zicht nog steeds belemmert en ik als een vliegtuig over het veld scheer, word ik ruw tot stilstand gedwongen. Een krachtige hand trekt mijn shirt weer recht. De man van de zitgrasmaaier. Hij kijkt me streng aan. In de ratelende brei aan woorden die hij over me heen stort, ontdek ik de woorden ‘merde’ en ‘salaud’. Zijn uitgestoken vinger wijst naar het openstaande hek. Ik denk dat ik beter maar direct het stadion kan verlaten.
“Waar bleef je nou?”, vraagt onze oudste als ik weer bij de auto terugkeer. Hij is weer op een nieuwe bladzijde begonnen.
“Ik heb ook even een mooie plaatje ingekleurd”, zeg ik tegen hem als ik weer in de auto stap. Via de achteruitkijkspiegel kijken we elkaar aan. Hij lacht. In mijn ogen ziet hij de twinkeling van een kleine jongen die weet dat het niet mocht, maar het toch voor elkaar heeft gekregen.

1 opmerking:

  1. Schitterend verhaal Piet, zo te zien heb je op vakantie de juiste vorm weer te pakken gekregen! Volgens mij ben je klaar voor het nieuwe voetbalseizoen!

    BeantwoordenVerwijderen