zaterdag 16 januari 2010

Genieten van de najaarszon

Soms blijven de vreemdste momenten in je geheugen hangen. Seizoen ’92-’93. Ajax speelt een Uefacup-wedstrijd in het Olympisch Stadion. Edwin van der Sar, vers door Louis van Gaal verkozen boven Stanley Menzo, krijgt een terugspeelbal te verwerken. De Ajax-doelman knoeit met de bal en levert de tegenstander een corner. Dan komt Marciano Vink in beeld. Vink, van hetzelfde geboortejaar als zijn doelman, maar hij staat al enkele jaren in Ajax één, roept de geschrokken Van der Sar hardhandig tot de orde: hij trekt de keeper aan zijn shirt en stuurt hem vervolgens met veel misbaar terug naar zijn hok. Destijds had het voorval al een gênant randje, nu we achttien jaar later de beide carrières kunnen overzien, is de veeg van Vink zelfs volledig misplaatst.
Op 40-jarige leeftijd is Van der Sar de indrukwekkende sluitpost van Manchester United. Op Old Trafford staat een vakman in het doel. De keeper weet wat er kan gebeuren in zijn domein en handelt ernaar. Hij wordt niet meer verrast. Een schot uit de lucht plukken, zijn verdedigers de weg wijzen, meevoetballend een aanval inleiden of zich met veel gevaar storten in de frontlinie van het strafschopgebied; Edwin van der Sar reageert met vertrouwen op elke situatie. Met dezelfde rust zet hij thuis de vuilniszak aan de straat. Sereen. In het handelen van de keeper van United zit een aangename kalmte die je er van overtuigt dat hij de situatie beheerst.
Niet alle keepers hebben die rust. De schreeuwlelijkerds die na elke tegenaanval hun verdedigers overspannen stijf schelden, de showmannetjes die de zweefduik belangrijker vinden dan sober de tegenaanval opzetten, de twijfelaars die elke terugspeelbal over de zijlijn rossen. Het zijn de beunhazen van het strafschopgebied.
Ook Van der Sar heeft zijn beheersing moeten opbouwen, hij is door schade en schande wijs geworden. Als meubelstuk van Ajax verkaste hij naar Juventus. Hoe eenzaam was hij in Turijn? In de Serie A overleef je door vurig temperament, Italianen doen gel in hun haar, soberheid is daar een zonde. Edwin van der Sar, het ijskonijn, heeft er nooit zijn draai kunnen vinden. In de schoot van de Oude Dame begon de oud-Ajacied te twijfelen aan zijn talent. Het grote Delle Alpi stelde nieuwe vragen, de antwoorden had hij niet paraat.
Straf kan dan niet uitblijven. Een verhuizing naar Engeland volgde. Vier seizoenen verdedigde Van der Sar het doel van Fulham. In die uithoek van Londen, ergens in een schaduwzijde van de Premier League, werd zijn geduld gekneed. Nederig herstelde van der Sar week in week uit de steken van zijn ploeggenoten, degradatievoetballers. Totdat Alex Ferguson het vakmanschap in hem herkende. Hij bracht hem naar het warme bad van Old Trafford. De Schotse coach van ‘The Reds’ zag verschillende keepers tekort schieten op de standaard die Peter Schmeichel achtergelaten had. Fabien Barthez, Mark Bosnich, Tim Howard; doelmannen uit alle windstreken, maar de erfenis van de Deense haan die zich met veel imponeergedrag overeind hield in Manchester haalden ze niet op.
Moeten we het niet omdraaien? Zijn de seizoenen van Van der Sar op Old Trafford niet voldoende om te zien dat de woeste Deen met de wild zwaaiende handbalarmen de weg bereidde voor de Nederlandse recordinternational? In het doel van Manchester United geeft Van der Sar minder weg dan oom Dagobert in crisistijd. En aan zijn palet van vaardigheden heeft hij sinds het EK in Portugal ook het stoppen van de penalty toegevoegd. Een kunstje dat hij toepaste in de Champions League-finale van 2008. Met het pakken van de beslissende strafschop van Anelka schreef hij een ‘Van Breukelen-moment’ bij op zijn cv. De perfecte doelman bestaat niet, maar van der Sar komt akelig dicht in de buurt.
Hij is eigenlijk die oude man uit het dorp. Elke dag zit hij op het plein op een bankje onder een dikke eik. Hij laat zijn handen rusten op de knop van de wandelstok die tussen zijn benen staat, terwijl zijn ogen knipperen tegen het licht van de najaarszon. De man kent de regelmaat van de dag. Rustig wacht hij op de groet van de postbode, daar fietst de zoon van de buurman weer naar huis, de hond van de slager blaft. Als de eigenaar van het dorpscafé zijn luifel naar beneden draait, omdat de eik de voorgevel niet langer in de schaduw houdt, start de man de wandeling naar huis. Het eten zal snel op tafel staan. Zoals de man onder de eik het ritme van het dorp herkent, geniet Edwin van der Sar in zijn doelgebied van zijn najaarszon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten