vrijdag 24 februari 2012

Goodwill

De gelijkenis was opmerkelijk. Vanaf rechts, de kant waar ook het basketbalveldje ligt, zeilde de voorzet hoog voor het doel. Onze jongste rende naar de tweede paal. In zijn haast stapte hij in een gat, een knikkerkuiltje van vorige zomer. Terwijl hij struikelde, viel de bal precies op zijn hoofd. Het buurjongetje in het doel was volstrekt kansloos. De glorie van het moment drong meteen door. "Net als MegaToby! Net als MegaToby!" schreeuwde hij, met zijn neus nog in het kale gras.
Een uurtje eerder zag hij in de herhaling het doelpunt van Alderweireld op Old Trafford. Onze jongste keek geboeid naar de stunt van Ajax tegen Manchester United. In zijn hoofd werden alle zaken opnieuw gerangschikt en ik wist wat dat betekende: na zijn voorkeur voor Guidetti op maandag en Messi op woensdag (ook de namen ‘Soek’ en Isaksson vielen) was hij vandaag Toby Alderweireld. Of 'MegaToby', zoals hij het zelf noemde. Als je bijna vijf bent gaat de wereld van de heldenvriend van MegaMindy en die van de voetballerij nog naadloos in elkaar over.
Hij pakte mijn hand toen we van het veldje liepen, thuis stond de lunch klaar. "Ik vond het leuk, pap," hij glom. Zweetdruppels parelden boven zijn pretogen. Ondanks zijn fortuinlijke kopbal ging het potje met 11-2 verloren. Meteen schoot die spreuk door mijn hoofd, ergens op een tegel in de keuken van Johan Derksen: ‘Soms is goodwill net zo belangrijk als de winst'.

maandag 20 februari 2012

Natuurlijk leiderschap

Ineens zag ik hem in de samenvatting bij Studio Sport. Dat zwarte haar, die donkere oogopslag en die licht gebogen rug waarmee hij jarenlang slim tussen de linies bewoog. Nu keek hij vanaf de tribune naar de wedstrijd van zijn oude liefde: Jari Litmanen was terug bij Ajax.
De Fin zat in De Arena niet ver verwijderd van de kopstukken van de club. De mannen die met hun gespleten tong en valse praatjes Ajax naar de rand van de afgrond hadden geleid. Litmanen was nooit een man van vele woorden geweest. Ware leiders gebruiken een andere taal.
Er gaat een verhaal over zijn tweede periode als speler bij Ajax. De selectie van Ajax was verdeeld in twee kampen. Ibrahimovic en Van der Vaart gunden elkaar het licht in de ogen niet. In de rust van een competitiewedstrijd was er onenigheid over de passing in de eerste helft. De ruzie liep hoog op. Coach Ronald Koeman sprak strenge woorden, maar kreeg de rijen niet gesloten. Spelers stonden schreeuwend tegenover elkaar, totdat Litmanen ineens ging staan en zijn arm omhoog stak. Meteen verstilde de kleedkamer. De middenvelder mompelde twee woorden: "Binnenkant voet." Ajax werd dat jaar alsnog kampioen.
Op het veld opende Bulykin de score tegen NEC. Op de tweede ring bewoog het been van Litmanen in een reflex mee, alsof hij Ajax weer bij de hand nam. Zijn hart ligt nog steeds in Amsterdam. Nu de club opnieuw hunkert naar rust en leiderschap lijkt de oplossing opeens heel nabij. De Fin beweegt nog steeds vlekkeloos tussen alle linies door. Wanneer gaat zijn arm omhoog in de bestuurskamer?
Lang leve Jari Litmanen, vandaag wordt hij 41 jaar.

zondag 19 februari 2012

Rund

Vingervlug verplaatste de man de hoedjes op het tafeltje. Een enkele keer liet hij zien waar het balletje verstopt was. Vervolgens herhaalde hij het verschuivingsritueel en hield toen stil. De jonge Spanjaard met een Real-shirt die twee meter verderop stond, werd uitgedaagd om het hoedje met de bal aan te wijzen. Grijnzend stak hij de 70 euro in zijn broekzak. Enkele omstanders juichten.
We stonden schuin voor Bernabéu. Over een uur ging Real Madrid spelen tegen Valladolid. Ik verheugde me op de balbehandeling van Zinedine Zidane en zag het bedrog niet aankomen. De man achter het tafeltje bereidde de valkuil prima voor: hij liet het balletje verdwijnen onder het hoedje aan mijn zijde en wachtte enkele seconden. Toen keek hij vragend de kring rond en stopte bij mij.
"Señor?"
Hebzucht kreeg ineens de overhand. Een buitenkans om de dure kaartjes die we gisteren op de zwarte markt kochten terug te verdienen. Gretig overhandigde ik hem de 70 euro inzetgeld en tilde het hoedje aan mijn kant op. Leeg. Alle aanwezigen juichten nu nog harder. Met een gekneusd zelfbeeld sjokte ik naar het stadion.
Als tegenwoordig de naam Zidane valt, denk ik niet aan de manier waarop hij de bal onder zijn voetzool haalde of zijn volley tegen Leverküsen, ik denk aan balletje-balletje. Na die avond in Madrid heb ik het nooit meer gespeeld. Dick Advocaat wisselt Robben nooit meer, Seedorf laat strafschoppen voortaan achterwege en Sven Kramer duikt nooit meer in de verkeerde buitenbocht.
John Guidetti hoeft zich niet te schamen.

donderdag 9 februari 2012

Nova Zembla

Opeens leek De Arena een schip uit een andere eeuw. Een Indiëvaarder, via het noorden verbeten op zoek naar een nieuwe handelsroute. De tocht was zwaar en kil. Fluitconcerten waaiden als snijdende wind door de tweede ring en de doelpunten van Eduard Duplan schokten het dek, alsof we langs een ijsberg schuurden. In de vakken zwegen de mensen. Het was dezelfde stilte die het onderruim verscheurde. De materiaalman, de koffiejuffrouw, de jeugdtrainer, iedereen diende zijn eigen kapitein. Muiterij leek nabij.
Met mijn nichtje stond ik als bevroren geparkeerd op het invalidendek. Dekens bedekten vergeefs onze benen. De wedstrijd stolde het bloed in onze aderen. Even verlangden we zelfs naar Wesley, voor een aangewakkerd vuurtje. De plek waar hij over de reclameborden stapte en zijn broek over zijn bouwvakkersspleet trok, was precies vier meter verder. Maar er gebeurde niets. Het eindsignaal kerfde een diepe pijn in de maag. De eerste tekenen van scheurbuik.
’s Avonds zag ik Frank de Boer op televisie. De verslaggever vroeg hoe hij, als eerste stuurman, het schip weer op koers kon krijgen. Vechtlust klonk door in de woorden van de trainer, er was land in zicht. Maar de ogen van De Boer verraadden de ijselijke vlakte waarin Ajax verdwaald was. In de verte gloorde misschien een eiland. Gebrul van ijsberen was hoorbaar, roofdieren die rustig wachten op hun kans. De overwintering op Nova Zembla moest toen nog beginnen.

donderdag 2 februari 2012

De tranen van Kuif

Ineens zag ik hem. Traag schoof hij op in mijn richting naar de lege plek naast me. De man over wie al die mensen in Uffelte al jaren en jaren praten, de man naar wie een tribune was genoemd, de man die een legende leek te worden totdat er na een nooit genomen penalty in een kampioenswedstrijd niets meer van hem vernomen werd: Kuif den Dolder, misschien wel de beste voetballer ooit.
Op het moment dat de tweede ring begon te schudden van opwinding, ging hij zitten. In zijn lange wollen overjas en zijn zwarte gleufhoed leek hij op een verschijning uit een ver verleden. Een geest uit de tijd dat de doelpalen nog vierkant waren, de tijd van Abe en Faas.
Hij zat naast me, precies zoals ik hem in het onvolprezen boek van Nico Dijkshoorn had leren kennen: onverstoorbaar. De kraag hoog opgestoken en de handen in alle rust op de knieën. Misschien dat de wedstrijd tussen de twee grootste ploegen van Nederland hem tot in de ziel raakte, in zijn gezicht vertrok geen spier. Hij reageerde niet toen de thuisclub vier keer scoorde en er stormen losbarstten. Hij knipperde niet met zijn ogen toen spelers wild gebaarden naar de scheidsrechter. Hij zei niets op het moment dat een speler de bal kwam ophalen voor een ingooi en werd bedolven onder een regen van scheldwoorden, knikkers, spuug en hij toonde geen emotie toen spelers vol bedrog op de grond gingen liggen of zich traag voor een wissel bij de zijlijn meldden om tijd te winnen.
Pas na het eindsignaal, toen het mooiste stadion van het land leek te ontploffen door de winst van de thuisploeg, keek hij op. Met licht toegeknepen ogen keek hij in de duistere blikken van de mensen rondom hem. Daarin zat meer dan het vuur voor de overwinning. Opnieuw deinde de tweede ring van vreugde op en neer, maar deze extase was nieuw voor hem. Onschuldig geluk vermengde zich met donkere krachten. Een diepe wens tot vernedering leek mee te dansen in de rijen, dierlijk gegrom borrelde omhoog uit ingewanden, dodelijke hoektanden werden zichtbaar, het moment dat de prooi wreed zou worden verscheurd leek nabij.
Terwijl alle mensen om hem heen de zege hongerig verslonden, stond Kuif op en schoof voor de springende menigte door. Langzaam besteeg hij de trappen naar de uitgang. Vertwijfeld riep ik hem na.
“Kuif!”
Nog één keer draaide hij zich om. Ik keek ik in het gelaat uit een andere tijd. Een gezicht van een man die gewend was aan een massaal ‘Hoezee!’ en hoog opgeworpen gleufhoeden als de tegenstander was verslagen. Nu woedde er een veenbrand om ons heen van vernietigingsdrang, het stadion verzoop zichzelf in blinde haat. Tranen biggelden over zijn wangen. Toen draaide hij zich om en verliet het tribunevak. Kuif den Dolder, misschien wel de beste voetballer ooit, verdween voor altijd uit mijn zicht.